• No results found

Sectorstructuur

In document Hogerop Komen (pagina 37-44)

6. Sociaaleconomische analyse Veenkoloniën

6.3 Sectorstructuur

Voor een goed beeld van de verhoudingen en veranderingen in de sectorstructuur in de bestuurlijke Veenkoloniën, geeft grafiek 6.5 een overzicht weer.

Op de x-as is de procentuele werkgelegenheidsgroei in de verschillende sectoren tussen 2003 en 2010 te zien. Vervolgens geeft de y-as geeft het locatiequotiënt in het jaar 2010 aan. De grootte van de bollen geeft tenslotte de relatieve werkgelegenheidsomvang van de sectoren ten opzichte van elkaar weer. De grens die bepaalt dat een sector oververtegenwoordigd of ondervertegenwoordigd is, is arbitrair. Volgens O’Donogheu & Gleave (2004) geeft een locatiequotiënt van 1.5 een relatieve

oververtegenwoordiging van de werkgelegenheid in een sector aan. Daarnaast geeft een locatiequotiënt dat kleiner is dan 0.5 een relatieve ondervertegenwoordiging van een sector aan. Deze boven- en ondergrens wordt ook in deze sociaaleconomische-analyse gehanteerd.

Aan de grafiek valt op, evenals de Commissie Hoekstra in 2001 constateerde, dat de landbouw- en de industriesector relatief oververtegenwoordigd zijn in de regio in vergelijking met het landelijke gemiddelde (Commissie Hoekstra, 2001). Daar komt bij dat deze twee sectoren ook de sterkste daling tussen 2003 en 2010 doormaakten ten opzichte van de andere sectoren. Overigens verschillen beide sectoren wel in hun absolute omvang: de industriesector was in 2010 namelijk 3,5 maal zo groot als de landbouwsector in de Veenkoloniën. Ondanks de oververtegenwoordiging in de Veenkoloniën bedroeg het aandeel in de totale werkgelegenheid van de landbouwsector slechts 4,8 procent in de bestuurlijke Veenkoloniën en 4,9 procent in de fysisch-geografische indeling in 2010.

37 De zakelijke dienstverlening maakte een groei van meer dan 18 procent door. Dit is natuurlijk positief, maar hierbij dient wel te worden vermeld dat de sector ook in 2010 nog relatief ondervertegenwoordigd was in vergelijking met het Nederlandse omvang van de sector.

Grafiek 6.5 Een weergave van de ruimtelijke concentratie, relatieve omvang en groei van de sectoren in de

bestuurlijke Veenkoloniën (LISA, 2010, eigen bewerking).2

Vervolgens lijkt de gezondheidszorg in grafiek 6.5 met 24 procent een snelle groei doorgemaakt te hebben. Maar zoals in tabel 6.4 zichtbaar is, was de groei in Noord-Nederland nagenoeg hetzelfde. Ook de groeicijfers van de financiële instellingen, de zakelijke dienstverlening en cultuur, sport en welzijn in de Veenkoloniën lijken dezelfde lijn te volgen als in Noord-Nederland. Wel bestond er een groot verschil in de groei van de overige dienstverlening, in het voordeel van de Veenkoloniën. Onder deze overige dienstverlening vallen diverse economische activiteiten waaronder de reparatie van

consumentenartikelen, de wellness- en uitvaartbranche, bedrijven uit het politieke- en verenigingsleven en personen die in het buitenland werken.

2

In 2010 was er geen sprake van werkgelegenheid in de Visserij, in 2003 waren er slechts 4 fulltime banen in de visserijsector. Waardoor de Landbouw/Visserij sector als Landbouwsector verondersteld kan worden in de grafiek.

38 De ruimtelijke concentratie van de hoofdsectoren in de Veenkoloniën liep in het merendeel van de sectoren nagenoeg gelijk in vergelijking met Noord-Nederland. Er was echter wel een verschil in vooral de industriële en de landbouwsector. Beide sectoren hebben een hogere locatiequotiënt in de

Veenkoloniën. De Veenkoloniën blijven ten slotte licht achterlopen ten opzichte van Noord-Nederland in de horeca, de zakelijke dienstverlening en financiële instellingen.

Een ander punt dat opvalt aan tabel 6.4 zijn de verschillen in de werkgelegenheidsgroei tussen de beide Veenkoloniale indelingen. In de fysisch-geografische Veenkoloniën groeiden het onderwijs, het

openbaar bestuur en de overige dienstverlening sneller. Daar tegenover maakten sectoren ‘vervoer. opslag, en communicatie’, de horeca en ‘ cultuur, sport en welzijn’ een grotere groei door in de bestuurlijke Veenkoloniën.

Locatiequotiënt 2010 Groei van de werkgelegenheid tussen 2003

en 2010 (in %) Fys-Geo Veenkoloniën Bestuurlijke Veenkoloniën Noord-Nederland Fys-Geo Veenkoloniën Bestuurlijke Veenkoloniën Noord-Nederland Landbouw/ Visserij 1.8 2.0 1.6 * -17.8 -8.9 Industrie 2.0 2.2 1.2 -18.0 -17.1 -12.1 Bouwnijverheid 1.3 1.2 1.0 -1.0 1.1 1.1 Handel 1.0 0.9 0.9 0.7 4.2 3.8 Vervoer, opslag en communicatie 0.7 0.6 0.7 -7.2 6.6 2.0 Horeca 0.7 0.8 1.0 -0.3 10.9 5.4 Financiële instellingen 0.5 0.5 0.8 -8.5 -11.1 -14.6 Zakelijke dienstverlening 0.6 0.6 0.8 16.5 18.3 15.3 Openbaar bestuur 0.8 0.9 1.0 -0.6 -6.7 -5.1 Onderwijs 0.9 0.9 1.1 8.7 3.5 4.4 Gezondheidszorg 1.0 0.9 1.2 25.1 24.0 23.3 Cultuur, sport en welzijn 0.6 0.7 0.9 25.3 29.4 27.6 Overige dienstverlening 1.1 0.8 1.0 34.3 28.1 16.4

* Data niet beschikbaar

Tabel 6.4 Een overzicht van de locatiequotiënten en de groei in de twee Veenkoloniale indelingen en

Noord-Nederland (LISA, 2010, eigen bewerking).

Ten slotte geven zowel grafiek 6.2 als tabel 6.4 hetzelfde beeld ten aanzien van de diverse sectoren in de omvang van de werkgelegenheid weer. Was er namelijk een relatieve ondervertegenwoordiging van de werkgelegenheid, dan maakten deze sectoren groei door en vice versa. Daarom is het interessant om te onderzoeken of dit effect al dan niet op toeval berust. Aan de hand van een lineaire regressie is het

39 verband tussen de afhankelijke variabele procentuele werkgelegenheidsgroei van de sectoren in de periode 2003 tot en met 2010 afgezet tegen de onafhankelijke variabele locatiequotiënt van de sectoren met een controlevariabele sectorgrootte (voor een uitleg van het lineaire regressiemodel verwijs ik naar paragraaf 4.3). De verklaarde variantie in het model is 38,9 procent, deze geeft aan in hoeverre de variabelen in het model de variantie verklaren. De N is 13 en staat voor het aantal hoofdsectoren dat is meegenomen in het model.

Uit het model (tabel 6.5) komt naar voren dat er een significant negatief verband bestaat (p<0,05) tussen de locatie quotiënt en de werkgelegenheidsgroei tussen 2003 en 2010. Het model geeft aan dat des te hoger de locatiequotiënt is, des te lager is de groei. In de Veenkoloniën daalt de werkgelegenheid in de sectoren met een hoog locatiequotiënt sneller dan in sectoren met een laag locatiequotiënt. Daarnaast is ook een significant effect waarneembaar tussen de sectorgrootte en de relatieve werkgelegenheid in de hoofdsectoren. In omvangrijke sectoren daalt de werkgelegenheid significant sneller dan in kleinere sectoren (p<0,1).

B t Sig. (Constant) 101,208 2,451 ,032** Locatiequotiënten sectoren -8,441 -3,002 ,012** (Log)Sectorgrootte -10,336 -2,055 ,064***

Afhankelijke variabele: werkgelegenheidsgroei N: 13

p <0,01: *, p<0,05: **, p<0,1: *** Adjusted R Square: 0,389

Tabel 6.5 Lineair regressiemodel van de procentuele werkgelegenheidsgroei, de grootte en het locatiequotiënt van

de sectoren. Bedrijfstakken

In de volgende alinea’s ga ik nader in op bedrijfstakken in de Veenkoloniën die relatief over- of

ondervertegenwoordigd zijn ten opzichte van dezelfde sectoren in Nederland als geheel. Het aanstippen van de bedrijfstakken biedt de mogelijkheid om gedetailleerder op de economische structuur van de Veenkoloniën in te gaan. In tabel 6.6 zijn de sectoren weergegeven waarbij de criteria zowel

locatiequotiënt, groei als werknemersgrootte zijn.

Uit de tabel komt naar voren dat de van oudsher aanwezige strokartonsector en de

voedingsmiddelensector in de Veenkoloniën in het jaar 2010 nog steeds een groot aandeel in de totale werkgelegenheid hebben. Maar de grootte van de twee sectoren ten opzichte van het jaar 2003 is afgenomen. Ook zijn beide sectoren relatief oververtegenwoordigd in de regio ten opzichte van dezelfde sectoren in Nederland als geheel. Een verklaring voor de omvang van de voedingsmiddelensector is de grote rol die de aardappelzetmeelverwerking in de regio speelt.

Ten tweede komen in de tabel dezelfde patronen naar voren met betrekking tot over- en

40 Hoekstra, 2001). Zo is de productiesector in 2010 net als in 2001 oververtegenwoordigd met een

aandeel van acht van de zestien oververtegenwoordigde bedrijfstakken in de tabel met een

economische activiteit gericht op het vervaardigen van producten. Daarnaast was het achterblijven van de logistieke sector (vervoer, communicatie, detailhandel, groothandel volgens de Commissie Hoekstra (2001) deels terug te vinden onder de sectoren vervoer en groothandel. Een compleet overzicht de bedrijfstakken in de Veenkoloniën met daaraan gekoppeld de groei en het locatiequotiënt zijn te vinden in bijlage VI.

Het eerder in deze paragraaf genoemde grote aandeel van de gesubsidieerde werkgelegenheid is ook in de tabel van de bedrijfstakken terug te vinden. Het aandeel van de werkgelegenheid in de

gesubsidieerde arbeid valt namelijk onder de economische activiteit ‘vervaardiging van overige

goederen’. Gesubsidieerde arbeid is relatief oververtegenwoordigd in de Veenkoloniën. Tussen 2003 en 2010 is deze economische activiteit met ruim 42 procent gegroeid.

Uitgaande van het groeipotentie van ondervertegenwoordigde sectoren in de Veenkoloniën, zijn er groeimogelijkheden voor de sectoren aan de rechterkant van tabel 6.6. Het betreft onder andere de logistieke sector, de mediasector (drukkerijen, uitgeverijen, reclame en marktonderzoek) en de culturele sector.

LQ ≥ 1,5 LQ ≤ 0,5

Grootte ≥ 1100 Grootte < 1100 Grootte ≥ 1100 Grootte < 1100 >100%

groei

Verv. van producten van metaal (geen machines en apparaten)2

Reparatie en installatie van machines en apparaten - Levensbesch. en pol. org., belangen- en ideële org., hobbyclubs Kunst Holdings (geen financiële), concerndiensten / managementadv. 0%-100% groei Vervaardiging van overige goederen2 Afvalinzameling en -behandeling; voorbereiding tot recycling - Industrieel ontw. en vormg., fotografie, vertaling en ov. consult. Maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting Vervaardiging van producten van rubber en kunststof2 Reclame en marktonderzoek Wellness en overige dienstverlening; uitvaartbranche

41 <0% groei Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren1, 2

Winning van aardolie en aardgas2 Grooth. en handelsbemiddeling (niet in auto's en motorfietsen)3 Opslag en dienstverlening voor vervoer3 Vervaardiging van voedingsmiddelen1, 2

Winning van delfstoffen (geen olie en gas)2

Dienstverl. act. op het gebied van

informatietechnologie Dienstverlening voor de

winning van delfstoffen2

Drukkerijen, reproductie van opgenomen media Vervaardiging van metalen

in primaire vorm2 Uitgeverijen Grond-, water- en wegenbouw (geen grondverzet) Financiële instellingen (geen verz. en pensioenfondsen) Vervaardiging van meubels2

Verv. van overige niet-metaalhoudende minerale producten2

1 - De traditionele sectoren in de Veenkoloniën

2 - De oververtegenwoordigde verwerkende industriesector 3 - De achterblijvende groothandel- en vervoerssector

Tabel 6.6 Over- en ondervertegenwoordigde sectoren in de Veenkoloniën in het jaar 2010, onderverdeeld naar

grootte en groei (LISA, 2010, eigen bewerking). Topsectoren

In het belang van het Nederlandse regionale beleid en eventuele aanspraak op subsidies is het interessant om de Topsectoren in de Veenkoloniën ook onder de aandacht te brengen.

Tabel 6.7 geeft een overzicht weer van de totale werkgelegenheid en het aandeel van de Topsectoren in de Veenkoloniën en Noord-Nederland. Daarnaast valt uit de tabel ook de mate van vertegenwoordiging in van de Topsectoren beide regio’s op te maken. Van het totaal aantal banen in de Veenkoloniën in 2010 viel 31 procent in één van de negen Topsectoren. Vergeleken met Noord-Nederland lag het percentage in de Veenkoloniën lager in 2010 met 1.7 procentpunt. De Topsector Agri&Food had met 8,3 procent het grootste aandeel in economie van de Veenkoloniën in 2010. Hier waren bijna 5300

personen werkzaam, wat een oververtegenwoordiging van de Topsector Agri&Food betekende in de Veenkoloniën. Overigens was de relatieve vertegenwoordiging van de Agri & Food sector ten opzichte van Noord-Nederland nagenoeg gelijk. Daar tegenover waren Life Sciences & Health en Energie het minst vertegenwoordigd in de Veenkoloniën. De overige topsectoren die oververtegenwoordigd zijn in de Veenkoloniën zijn Chemie en High Tech. Een verklaring hiervoor is de aanwezigheid van een Chemie en High Tech cluster in de gemeente Emmen (Edzes et al, 2012a).

42

Werkgelegenheid Aandeel werkgelegenheid

(in %) Locatiequotiënt Veenkoloniën Noord-Nederland Veenkoloniën Noord-Nederland Veenkoloniën Noord-Nederland

Agri & Food 5276 55029 8,3 7,1 1.7 1.5

Logistiek 1906 16036 3,0 2,1 0.9 0.6 Chemie 1584 10911 2,5 1,4 1.6 0.9 High Tech 5235 45362 8,2 5,9 1.2 0.9 Creatieve industrie 1487 26137 2,3 3,4 0.5 0.8 Energie 808 19543 1,3 2,5 1.6 3.3 Water 1199 14967 1,9 1,9 0.8 0.9 Tuinb 1403 19211 2,2 2,5 1.0 1.1

Life Sciences & Health

808 19543 1,3 2,5 0.6 1.3

Tabel 6.7 Een overzicht van het relatieve aandeel van de werkgelegenheid van de Topsectoren in de totale werkgelegenheid en het locatiequotiënt van de Veenkoloniën en Noord-Nederland in 2010 (LISA, 2010, eigen bewerking) .

Toeristische sector

De Commissie Hoekstra constateerde dat het aandeel van de toeristische en recreatieve sector in de Veenkoloniën laag was. Het resultaat in 2010 was dat de werkgelegenheid in de toeristische en

recreatieve sector met 13,9 procent afnam ten opzichte van 2003. Binnen de sector deden zich wel een aantal noemenswaardige verschuivingen voor. Zo is de werkgelegenheid in theaters, bioscopen en de beoefening van podiumkunsten sneller gegroeid dan in Noord-Nederland. Daarentegen daalde het aantal banen in de horeca weer sneller dan in Noord-Nederland: relatief meer mensen raakten hun baan kwijt bij cafés, ijssalons en cafetaria’s en lunchrooms. Per saldo is de sector met 13,9 procent

gekrompen tussen 2003 en 2010, terwijl in dezelfde periode het aandeel in de sector in Noord-Nederland toenam met 10,4 procent. Zie bijlage IX voor een overzicht van de toeristische sector in de Veenkoloniën.

Diversificatie

Om te bepalen in hoeverre de sectorstructuur in de Veenkoloniën gediversificeerd was in 2003, en daarnaast in hoeverre de sectorstructuur is geconvergeerd of gedivergeerd in 2010 wordt de Hirschman-Herfindahl index toegepast. De Hirschman-Hirschman-Herfindahl index geeft op een schaal tussen de 0 en 1 de mate van diversificatie van de sectorstructuur weer. Op basis van 50 sectoren met de grootste werkgelegenheidsomvang in een regio komt het indexcijfer door een formule tot stand. Als een regio zich bijvoorbeeld heeft gespecialiseerd in een beperkt aantal sectoren bevindt zal het indexcijfer bij het getal 1 in de buurt zitten. Wanneer de werkgelegenheid meer gelijkmatig over de 50 sectoren is

verdeeld zal het getal dichter bij de 0 zitten. Een nadere toelichting van de berekeningen voor de tabel is terug te vinden in paragraaf 4.3.

In tabel 6.8 is de Hirschman-Herfindahl index weergegeven voor de twee Veenkoloniale

gebiedsindelingen, Noord-Nederland en de Provincie Groningen. Op een schaal van 0 tot 1 zijn de verschillen tussen deze vier regio’s zowel in het jaar 2003 als in 2010 klein. Omdat de indexcijfers dicht

43 bij de 0 zitten, wordt de sectorstructuur in zowel in de Veenkoloniën als in de twee referentieregio’s als gediversificeerd aangeduid volgens de Hirschman-Herfindahl index. Op basis van het bovenstaande trek ik de conclusie dat de verhouding van de economische structuur in de Veenkoloniën in zowel 2003 als in 2010 nauwelijks verschilde van situaties in de Provincie Groningen en Noord-Nederland.

Een verklaring voor relatief gelijkwaardige sectorstructuur in vergelijking met de referentieregio’s is de aanwezigheid van meerdere omvangrijke sectoren in de Veenkoloniën. Naast de industriële sector hebben ook de onderwijs- en de gezondheidssector een relatief grote aandeel in de werkgelegenheid, evenals dat in Noord-Nederland en de Provincie Groningen het geval is.

Ten tweede valt op dat verschillen in indexcijfers tussen het jaar 2010 en het jaar 2003 marginaal zijn. Dit geeft aan dat de verhouding van de sectorstructuur in de vier regio’s nagenoeg hetzelfde is gebleven. Er kan voor de Veenkoloniën daarom niet worden geconcludeerd dat de sectorstructuur

gediversificeerder is, ongeacht de mate van diversificatie in 2003.

2003 2010

Fysisch-geografische Veenkoloniën3 - 0.025

Bestuurlijke Veenkoloniën 0.020 0.021

Noord-Nederland 0.025 0.026

Provincie Groningen 0.021 0.025

Tabel 6.8 Hirschman-Herfindahl index van 2003 en 2010 in Veenkoloniale indelingen en twee referentieregio’s

(LISA, 2010, eigen bewerking).

In document Hogerop Komen (pagina 37-44)