• No results found

SECTORAAL BELEID

In document NL NL (pagina 58-71)

(54) Volgens een studie uit 2011 van CE Delft (Van Essen et al., 2011), waarnaar wordt verwezen in het economisch onderzoek van België door de OESO, kunnen de kosten van de verkeerscongestie geraamd worden op 1 tot 2 % van het bbp. Sindsdien zijn de structurele verkeersfiles meer dan verdubbeld.

bedrijfsauto in te ruilen voor geld. De fiscale behandeling van deze uitkering zal vergelijkbaar zijn met die van een bedrijfsauto. Het succes van de maatregel zal echter afhangen van het uiteindelijke niveau van de geboden stimulansen.

De weerslag van de nieuwe regeling op de verkeersdrukte en de verontreiniging valt nog af te wachten. Voorts zouden de aangekondigde plannen het Belgische belastingstelsel nog ingewikkelder maken (zie deel 3.1) en nog steeds een deelgroep van de werkende bevolking bevoordelen, met name mensen met een hoog inkomen (Europese Commissie, 2017e).

Het beheer en de ontwikkeling van de netwerken (wegen en waterwegen) is een regionale bevoegdheid. In 2016 is het Waalse Gewest gestart met de uitvoering van zijn infrastructuurplan dat gericht is op de modernisering van het wegen- en waterwegennet.

Daarnaast voorziet het in januari 2018 aangenomen Waalse investeringsplan in aanzienlijke investeringen in mobiliteit (1, miljard EUR) voor de periode 2019-2024. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wil de volgende jaren voornamelijk investeren in het openbaar vervoer en de fiets. Voor haar wegennet is de Vlaamse overheid de capaciteitstoename van de ringwegen rond Brussel en Antwerpen aan het voorbereiden en pakt zij flessenhalzen en ontbrekende schakels aan, terwijl ook een regionaal light-railnet wordt uitgebouwd (Brabantnet). Het waterwegennet speelt ook een belangrijke rol in de modale shift van het wegvervoer en het terugdringen van de verkeerscongestie(55). Sinds 2007 zijn de werken voor de Seine-Scheldeverbinding in twee gewesten bezig. Daarnaast wordt overal te lande verder gewerkt aan het binnenlandse netwerk van waterwegen en aan een aantal sluizen voor de zee- en binnenvaart. Parallel hiermee hebben Vlaanderen en Wallonië in 2017 hun initiatieven gelanceerd om de modal shift van vrachtvervoer over de weg naar alternatieve vervoerswijzen te promoten (“multimodaal Vlaanderen”, “Vision FAST – mobilité 2030”). Wat de havenontwikkeling betreft, hebben de havens van Gent en Zeeland op 8 december hun fusieovereenkomst officieel ondertekend en zullen

(55) De Vlaamse regering heeft de ondersteuningsdienst voor structurele hervormingen een project voorgesteld om de binnenwateren efficiënter te beheren als alternatief voor het wegvervoer.

3.5. SECTORAAL BELEID

3.5. Sectoraal beleid

ze voortaan “North Sea Port” heten, waarmee ze zichzelf meteen positioneren in de top van de Europese zeehavens: nummer drie in toegevoegde waarde en nummer tien in goederenoverslag.

Anders dan het lokale en gewestelijke openbaar vervoer is het spoorwegennet een federale bevoegdheid. De jongste onderhandelingen op federaal niveau hebben geleid tot een nieuw meerjarig investeringsplan voor investeringen voor de komende vijf jaar, waarbij prioriteit zal worden verleend aan de afwerking van het gewestelijk expressnet (GEN/RER) rond Brussel. De federale regering heeft een extra bedrag van 1 miljard EUR uitgetrokken voor de afwerking van het gewestelijk expressnet (GEN/RER) en andere prioritaire spoorweginfrastructuurprojecten.

Ook voor vervoersdiensten bestaan aanzienlijke belemmeringen. De concurrentie in het binnenlandse passagiersvervoer over het spoor en in langeafstandsbussen is beperkt. Volgens een studie in opdracht van de Commissie (cf. Frazzani et al. 2016) zijn de regelgevingsvereisten voor taxi- en autodeeldiensten hoog in de drie Belgische gewesten en gelden kwantitatieve beperkingen voor sommige diensten. Daardoor wordt het verrichten van vervoersdiensten in de deeleconomie moeilijk en in sommige gevallen de facto onmogelijk ondanks de sterke vraag van consumenten (cfr. deel 3.4.4 over de deeleconomie).

3.5.2. ENERGIE

Belgiës afhankelijkheid van invoer blijft boven het EU-gemiddelde voor alle brandstoffen, vooral vanwege de afhankelijkheid van gas en aardolieproducten(56). Kenmerkend voor de energiemix is het lagere aandeel steenkool en andere vaste brandstoffen dan het EU-gemiddelde, een lager aandeel hernieuwbare energiebronnen en een hoger aandeel aardolieproducten en kernenergie.

Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan het langetermijnbeleid voor energie en klimaat.

Hiermee zal de basis worden gelegd voor het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan

(56) Bron Eurostat: http://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Energy_production_and_imports.

dat vereist is voor de governance van de energie-unie. Het kan voortbouwen op een aantal gewestelijke, federale en nationale energie- en klimaatvisieteksten, -plannen en -routekaarten(57).

Een andere cruciale input voor het plan wordt de tijdige goedkeuring van het interfederale

“energiepact”. Hierover is nog geen politiek akkoord gesloten. In december 2017 hebben de vier voor energie bevoegde ministers overeenstemming bereikt over een tekst met de hoofdlijnen van het pact(58). De definitieve vaststelling van het energiepact is voorzien voor 2018.

Plannen om de economie koolstofarm te maken en tegelijkertijd de voorzieningszekerheid te garanderen zullen aanzienlijke investeringen in het energiesysteem en in innovatie vergen.

Volgens een studie van het Federaal Planbureau van oktober 2017 (FPB, 2017), waarin de ontwikkeling van het nationale energiesysteem tot 2050 wordt beschreven, zou bij ongewijzigd beleid naar schatting elk jaar 1100 MW aan bijkomende capaciteit moeten worden gebouwd, hetgeen overeenstemt met investeringen ten belope van meer dan 30 miljard EUR. In een andere studie van transmissiesysteembeheerder ELIA van november 2017 werd geconcludeerd dat de geplande kernuitstap tegen 2025 nog steeds mogelijk is maar onmiddellijk overheidsoptreden zou vereisen om ervoor te zorgen dat de levensnoodzakelijke vervangingscapaciteit tijdig beschikbaar is. De investeringsinstrumenten van de Europese Unie kunnen deze inspanningen ondersteunen.

Op basis van de invoercapaciteit bedroeg het Belgische interconnectieniveau 19 % in 2017, hetgeen meer is dan het EU-gemiddelde. Er zijn verschillende projecten, met name projecten van gemeenschappelijk belang, in voorbereiding om

(57) Omdat de samenwerkingsovereenkomst over de lastenverdeling voor de periode 2013-2020 pas in januari 2017 werd geratificeerd, heeft de nationale klimaatcommissie in 2017 besloten geen opvolger van het nationale klimaatplan 2009-2012 op te stellen voor de periode 2013-2020. In plaats daarvan ligt de focus op de ontwikkeling van het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan 2021-2030.

(58) In de overeenkomst wordt voor de geplande kernuitstap nog steeds het jaar 2025 vooropgesteld en wordt een visie bepaald voor het energiesysteem voor 2030, waarin plaats is voor een snelle toename van hernieuwbare energiebronnen in combinatie met bijkomende gasgestookte elektriciteitscentrales. Tegen 2050 moet de volledige elektriciteitsvoorziening koolstofneutraal zijn.

3.5. Sectoraal beleid

verdere elektriciteitsverbindingen met de buurlanden te ontwikkelen(59). Passende interconnectieniveaus voor elektriciteit spelen een belangrijke rol om de continuïteit van de energievoorziening te verbeteren en het toenemende aandeel hernieuwbare energiebronnen gemakkelijker te integreren.

Het niveau van marktconcentratie voor elektriciteitsproductie is de afgelopen jaren aanzienlijk gedaald en ligt nu onder het EU-gemiddelde. De groothandelsprijzen voor elektriciteit liggen nu onder het EU-gemiddelde en zijn aan het dalen (Eurostat). Sinds 2013 is de gemiddelde prijs het gemiddelde prijsniveau in de buurlanden blijven volgen. De gemiddelde gasprijs in België blijft daarentegen constant, onder het overheidsmaatregelen(60) zijn de detailmarkten voor gas en elektriciteit de jongste jaren aanzienlijk dynamischer geworden, zoals blijkt uit kleinere marktaandelen, hogere overstappercentages en grotere aantallen markttoetredingen. De binnenlandse gasprijzen zijn lager dan het EU28-gemiddelde (Eurostat). De binnenlandse detailhandelsprijzen voor elektriciteit blijven boven het EU-gemiddelde en worden voornamelijk aangedreven door opeenvolgende prijsstijgingen in de andere bestanddelen dan

(59) Het Nemo-project zal België verbinden met het Verenigd Koninkrijk en leiden tot een grotere diversificatie van de energievoorziening. De PCI ALEGrO (Aachen Liege Electric Grid Overlay) wordt de eerste interconnectie tussen België en Duitsland en kan leiden tot prijsconvergentie binnen de CWE-regio. Daarnaast zijn er twee projecten van gemeenschappelijk belang (binnenlandse lijnen) die bedoeld zijn om de Belgische noordgrensverbindingen te versterken, hetgeen een betere integratie van elektriciteit uit offshore-windenergie mogelijk maakt.

(60) Zoals een wijziging van de energiewetgeving waardoor het gemakkelijker wordt om van aanbieder te veranderen, een campagne in samenwerking met lokale overheden om consumenten te informeren en te helpen bij het gebruik van instrumenten voor het vergelijken van energieprijzen, en stimulansen voor gezamenlijke aankoop van energie.

Volgens de huidige toelichting bij de regels kan de opzegging van een contract op eender welk ogenblik plaatsvinden zonder opzeggingsvergoeding (voor zover de opzeggingstermijn van een maand wordt nageleefd).

energie (tarieven voor transport en distributie alsmede btw) (Eurostat).

3.5.3. DIGITALE ECONOMIE

België heeft een goede dekking van elektronische-communicatienetwerken en bekleedt de derde plaats met zijn prestaties inzake algemene connectiviteit(61). Wat de invoering van mobiele breedband betreft, wordt het land echter ingehaald door andere sterk presterende landen. De 4G-dekking is aanzienlijk verbeterd sinds 2014 en België heeft zijn achterstand ingehaald. Het land neemt nu in de EU-28 de vijfde plaats in met een dekkingspercentage van 99,9 %. De invoering van mobiele breedband ligt echter nog steeds onder het niveau van vergelijkbare landen. Om de doelstelling van de digitale agenda voor Europa te bereiken, namelijk tegen 2020 voor ten minste de helft van de huishoudens toegang tot snelheden van minstens 1Gbps, wordt vertrouwd op marktgestuurde investeringen, in Vlaanderen

gecombineerd met een geplande

overheidsinvestering in glasvezelnetwerken. In Wallonië voorziet het investeringsplan in 50 miljoen EUR voor de dekking van de “blinde vlekken”.

Het land boekt in het algemeen gestaag vooruitgang wat de integratie van digitale technologie betreft, uitgezonderd voor kmo’s die online verkopen. Stimulansen voor de invoering van digitale technologieën in combinatie meteen beroepsbevolking die behoorlijk overweg kan met deze technologieën, kunnen de productiviteitsgroei verder ondersteunen. Het aandeel bedrijven die hun personeel ICT-opleiding bieden, is hoog (34 %). De investeringen in ICT zijn toegenomen maar blijven onder het niveau van Frankrijk en Nederland (Biatour & Kegels, 2017).

Het digitaliseren van bedrijven en "industrie 4.0”

staat hoog op de agenda in het Vlaamse en het Waalse Gewest, zoals Made Different (Vlaanderen) of het Plan Marshall 4.0 (Wallonië).

Het aantal afgestudeerden in wetenschap, technologie en wiskunde (STEM) in België is

(61) Europese Commissie, index van de digitale economie en maatschappij 2017, https://ec.europa.eu/digital-single-market/en/desi.

3.5. Sectoraal beleid

laag, een van de laagste percentages in de EU (22e plaats). In 2015 studeerde slechts 20 % van de studenten af in STEM-vakken op masterniveau (tegenover 35 % in Duitsland, 30 % in Zweden, 28 % in Finland en 24 % in Denemarken).

Aangezien de meerderheid van de hoger opgeleide werknemers in de sector en van de ICT-specialisten een academische achtergrond in STEM-vakken heeft (OESO, 2017b), kunnen tekorten op deze gebieden een ernstige belemmering vormen voor groei en innovatie en doen er zich nu al tekorten voor in bepaalde functies die bijvoorbeeld digitale vaardigheden vereisen. Tegenwoordig kampen bepaalde streken al met een tekort aan gekwalificeerde ICT-deskundigen(62). Het tekort aan ICT-specialisten moet dus absoluut worden aangepakt om de digitale transformatie van de Belgische economie te ondersteunen.

Er is een aantal maatregelen genomen om deze tekorten te verhelpen. Het Vlaamse gewest en het Waalse gewest ontwikkelen plannen om de STEM- en digitale vaardigheden te versterken, bijvoorbeeld het project “École numérique” (2014-20) in Wallonië en het Vlaamse STEM-actieplan (2012-2020) in Vlaanderen. Begin 2017 kondigde de Belgische federale regering een fonds voor digitale vaardigheden aan met een budget van 18 miljoen EUR voor drie jaar. Hiermee zullen ook opleidingen in codering en andere digitale vaardigheden voor jongeren worden gefinancierd.

3.5.4. CIRCULAIRE ECONOMIE - KLIMAATVERANDERING

België heeft op alle overheidsniveaus aanzienlijke vooruitgang geboekt wat de bevordering van de circulaire economie betreft.

In het jaar 2017 werden in de drie gewesten en op federaal niveau maatregelen ten uitvoer gelegd.

België behoort nog steeds tot de koplopers in de EU wanneer het gaat om afvalbeheer, met een recyclingpercentage voor huishoudelijk afval van 53,5 % in 2016 (EU-gemiddelde van 45,6 %) ICT-deskundigen. Bron: real-time onlinedatabank van de Europese Commissie.

nationale strategie voor duurzame ontwikkeling bekend. Luchtverontreiniging blijft in België zorgwekkend voor de gezondheid van de mens en is een oorzaak van premature sterfgevallen(63).

Volgens de nationale prognose voor 2017 op basis van de bestaande maatregelen zou de doelstelling voor 2020, namelijk een vermindering van uitstoot van broeikasgassen met 15 % ten opzichte van de niveaus van 2005, niet worden gehaald, en zou de niet onder het emissiehandelssysteem vallende uitstoot (niet-ETS) in 2020 slechts 11,5 % lager uitkomen dan het niveau van 2005. Terwijl België de doelstelling voor 2020 zelf bijgevolg niet haalt, wordt verwacht dat op basis van de emissieniveaus over de gehele nalevingsperiode 2013-2020 een klein overschot zal worden bereikt.

De niet-ETS-emissies van België worden voornamelijk veroorzaakt door direct brandstofverbruik, overwegend voor residentiële en commerciële doeleinden. Het blijft in de sector dan ook een belangrijke uitdaging het inefficiënte gebouwenbestand te renoveren. In 2017 startte een nationaal debat over de invoering van een koolstofprijs in niet-ETS-sectoren, hetgeen ter bevordering van de ontwikkeling van hernieuwbare energie zou kunnen leiden tot een nieuw milieubeleid waarbij belasting op elektriciteit zou worden verschoven naar fossiele brandstoffen. De nationale overeenkomst van december 2015 inzake verdeling van de lasten werd uiteindelijk op 22 november 2017 omgezet in een formele en wettelijk bindende samenwerkingsovereenkomst.

Wat de ETS-sector betreft, zijn de geaccumuleerde inkomsten uit de veiling van ETS-emissierechten(64) verdeeld tussen de federale staat en de gewesten en gebruikt voor energie- en klimaatdoelen.

België exploiteert niet ten volle zijn potentieel om een innovatiekampioen in lage koolstofuitstoot te worden. Uit de ex-postevaluatie van klimaatmaatregelen blijkt dat vooruitgang inzake emissie-intensiteit van de

(63) Het aantal premature sterfgevallen werd in 2014 geraamd op 8340 voor fijnstof, 1870 voor stikstofdioxide en 190 voor ozon (Air quality in Europe – verslag 2017, Europees Milieuagentschap, blz. 57-58).

(64) Volgens de eigen rapportage van België bedroegen deze 354 miljoen EUR in 2015.

3.5. Sectoraal beleid

economie hoofdzakelijk wordt aangedreven door innovatie (ICF International, 2016) en afhankelijk is van de omvang van ambitieuze onderzoeks- en innovatiestrategieën op dit gebied. Ondertussen zijn de (nationale) overheidsinvesteringen in de O&I-prioriteiten van de energie-unie in 2015 echter gedaald met 3 % ten opzichte van 2014 (van 167 miljoen EUR naar 162 miljoen EUR) en is de daling nog veel groter ten opzichte van de in 2012 gerapporteerde 211 miljoen EUR(65). Een groot deel hiervan (48 % in 2015) werd ook besteed aan nucleaire veiligheid. Op het niveau van de gewesten is de overheidsfinanciering ter ondersteuning van O&I op het gebied van energie gestegen, vooral voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie(66).

Vervoersactiviteiten blijven ook een probleem als rekening wordt gehouden met de middellange- (2020 en 2030) en langetermijndoelstellingen (2050) inzake uitstootvermindering van broeikasgassen(67). De CO2-emissies van het wegvervoer liggen 31 % hoger dan in 1990 maar zijn gestabiliseerd sinds 2005. Het aandeel van het vervoer in Belgiës totale uitstoot van broeikasgassen is gestaag toegenomen tot 21,4 % in 2014. Het vervoer veroorzaakt ook aanzienlijke luchtvervuilingsproblemen. In 2015 was het vervoer verantwoordelijk voor 22,6 % van de uitstoot van broeikasgassen (21 % in de EU28), 51,8 % van de NOx-emissies (46 % in de EU28) en 16,6 % van de PM2.5-emissies (13 % in de EU28). In 2016 werd over het hele grondgebied een kilometerheffing voor zware voertuigen van meer dan 3,5 ton ingevoerd maar er is geen overeenstemming om deze uit te breiden tot lichte bedrijfsvoertuigen(68). Het Waalse en het Vlaamse gewest hebben het gedeelte van hun wegennet

(65) Gegevensbank van het Internationaal Energieagentschap

met RD&D-statistieken

(http://www.iea.org/statistics/RDDonlinedataservice/).

(66) Met name via het Agentschap Innoveren en ondernemen (VLAIO) en het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) in Vlaanderen, de Service public de Wallonie (SPW) voor energie en het Innoviris-instituut in Brussel).

(67) Het passagiersvervoer lag in 2015 3,1 % hoger dan in 2005, hetzelfde kan gezegd worden over het vrachtvervoer en de toename van het energieverbruik in de vervoerssector (met uitsluiting van de luchtvaart). Daarnaast is het aandeel van het collectief personenvervoer over land lichtjes gedaald, hetgeen wijst op een relatief hoger gebruik van particulier vervoer.

(68) Het Vlaamse gewest onderzoekt momenteel of het mogelijk is een slimme kilometerheffing in te voeren voor lichte bedrijfsvoertuigen.

waar de tolplicht geldt, uitgebreid. In het Brusselse gewest is een werkgroep over autofiscaliteit opgericht waarvan het verslag in het voorjaar van 2018 wordt verwacht. Vanaf januari 2018 geldt voor het gehele Brusselse gewest een lage-emissiezone, terwijl er in Antwerpen al één bestaat sinds 2017. De echte milieuvoordelen hiervan moeten echter nog blijken.

Toezeggingen Samenvattende beoordeling (69) Landspecifieke aanbevelingen (LSA's) van 2017

LSA 1:

Een aanzienlijke begrotingsinspanning leveren in 2018 overeenkomstig de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak om het huidige herstel te versterken en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van België te waarborgen.

Gebruikmaken van meevallers, zoals opbrengsten uit de verkoop van activa, om de schuldquote van de overheid sneller terug te dringen.

Overeenstemming bereiken over een afdwingbare verdeling van de begrotingsdoelstellingen over alle overheidsniveaus en voor onafhankelijk begrotingstoezicht zorgen.

België heeft beperkte vooruitgang geboekt bij het aanpakken van landspecifieke aanbeveling 1 (deze algemene beoordeling van landspecifieke aanbeveling 1 omvat geen beoordeling van de naleving van het stabiliteits- en groeipact):

Er is beperkte vooruitgang geboekt richting een

afdwingbare verdeling van de

begrotingsdoelstellingen over de verschillende overheidsniveaus.

 De federale regering treft maatregelen om de autonomie van de Hoge Raad en de onafhankelijkheid van de leden ervan te versterken. De goedkeuring van de noodzakelijke wijzigingen vereist voorafgaand overleg met de deelstaten. Het tijdschema voor raadpleging en aanneming is echter niet meegedeeld.

 De federale regering heeft haar belang in BNP Paribas gedeeltelijk afgebouwd. De opbrengsten

(69) Voor de beoordeling van de vooruitgang bij de uitvoering van de landspecifieke aanbevelingen 2015 worden de volgende categorieën gebruikt:

Geen vooruitgang: De lidstaat heeft niet geloofwaardig maatregelen aangekondigd of vastgesteld om gevolg te geven aan de landspecifieke aanbeveling. Hieronder volgt een niet-limitatief aantal typische situaties die hieronder kunnen vallen en die van geval tot geval moeten worden beoordeeld, rekening houdend met landspecifieke omstandigheden:

er zijn geen wettelijke, bestuursrechtelijke of begrotingsmaatregelen aangekondigd in het nationaal hervormingsprogramma of in enige andere officiële mededeling aan het nationaal parlement / bevoegde parlementaire commissies, de Europese Commissie, of in het publiek aangekondigd (bv. in een persbericht, een mededeling op de website van de regering);

er zijn geen wetgevingshandelingen ingediend door de regering of een wetgevende instantie;

de lidstaat heeft de eerste stappen ondernomen om gevolg te geven aan de landspecifieke aanbeveling, zoals een opdracht voor een studie of de oprichting van een studiegroep om de noodzakelijke maatregelen te analyseren (tenzij de landspecifieke aanbeveling uitdrukkelijk vraagt om oriënterende of verkennende activiteiten), maar er zijn geen duidelijk omschreven maatregelen voorgesteld om gevolg te geven aan de landspecifieke aanbeveling.

Beperkte vooruitgang: De lidstaat heeft:

een aantal maatregelen aangekondigd maar hiermee wordt slechts in beperkte mate gevolg gegeven aan de landspecifieke aanbeveling; en/of

in de regering of de wetgevende instanties wetgevingshandelingen voorgesteld, maar deze zijn nog aangenomen en er zijn nog aanzienlijke niet-wetgevende werkzaamheden nodig voordat de landspecifieke aanbeveling zal zijn uitgevoerd;

niet-wetgevingshandelingen voorgesteld, maar zonder verdere vervolgactiviteit voor de implementatie die nodig is voor de landspecifieke aanbeveling.

Enige vooruitgang: De lidstaat heeft maatregelen vastgesteld waarmee gedeeltelijk gevolg wordt gegeven aan de landspecifieke aanbeveling en/of de lidstaat heeft maatregelen vastgesteld om gevolg te geven aan landspecifieke aanbeveling, maar er is nog tamelijk veel werk nodig om volledig gevolg te geven aan de landspecifieke aanbeveling aangezien slechts enkele van de vastgestelde maatregelen zijn uitgevoerd. Bijvoorbeeld: vastgesteld door het nationale parlement; bij ministerieel besluit; maar er zijn geen uitvoeringsbesluiten genomen.

Aanzienlijke vooruitgang: De lidstaat heeft maatregelen vastgesteld waarmee in grote mate gevolg wordt gegeven aan de landspecifieke aanbeveling, en de meeste daarvan zijn uitgevoerd.

Volledige uitvoering: De lidstaat heeft alle maatregelen uitgevoerd die noodzakelijk zijn om op passende wijze gevolg geven aan de landspecifieke aanbeveling.

BIJLAGE A

OVERZICHTSTABEL

A. Overzichtstabel

Verstorende belastinguitgaven afschaffen.

De samenstelling van de overheidsuitgaven verbeteren om ruimte te creëren voor investeringen in infrastructuur, met inbegrip van vervoersinfrastructuur.

uit de verkoop van dat belang zijn besteed aan het terugdringen van de schuld.

uit de verkoop van dat belang zijn besteed aan het terugdringen van de schuld.

In document NL NL (pagina 58-71)