• No results found

(maatschappelijke betekenis)

- Algemeen - Basisconditie - Kwaliteit - Concreet - Ruimte en tijd - Kwantiteit - Fundamenteel - Rechten - Toedelen - Instrumenteel - Potenties - Verdelen

Tabel 1 – Theoretische verkenning in een oogopslag – Andreas Rooijakkers – 2011

Zoals het ernaar uitziet, moeten we de verenigbaarheid van het schaars primair sociaal goed en transport in zijn maatschappelijke betekenis onder de streep in de lijst van goederen zoeken. Potentiële mobiliteit hebben we als een van de mogelijke maatschappelijke betekenissen van transport gekenmerkt. Het ontbreken van aandacht voor grondgebondenheid en (inherente) grenzen doet ons evenwel voor toegang kiezen als meer preferente invulling van de maatschappelijke betekenis van transport.

Nochtans is potentiële mobiliteit wel van belang in rawliaans perspectief. Potentiële mobiliteit is direct te herleiden tot haar fundament vrijheid van beweging; een afgeleide pur sang. In zoverre stemt potentiële mobiliteit als maatschappelijke betekenis van transport overeen met Rawls’ schaars primair sociaal goed vrijheid van beweging. 6 7

Het fundamentele goed vrijheid van beweging is evenwel ondeelbaar, maakt daarmee geen onderdeel uit van het verdelingsvraagstuk en past dus niet op ons hoofdspoor. Vanzelfsprekend komt potentiële mobiliteit als fundamenteel schaars primair sociaal goed wel een blijvende en waardevolle plaats toe. De volgorde in Rawls’ lijst van schaarse primaire sociale goederen is opbouwend; het concrete goed heeft het fundamentele goed nodig. Evengoed zien wij toegang als een concretisering van potentiële mobiliteit. Toegang ontkent potentiële mobiliteit niet; het heeft haar nodig. Kortom, potentiële mobiliteit mag gelden als een vrijheid waar niet aan valt te tornen; het is de grondvest voor verder onderzoek naar transportvraagstukken. 8

Toegang is concreter dan potentiële mobiliteit; toegang speelt zich af in ruimte en tijd, is kwantitatief en instrumenteel van aard. Toegang is een praktische vertaling van potentiële mobiliteit en daarmee ook van Rawls’ vrijheid van beweging. In het schema betekent dit dat er bij schaars primair sociaal goed een concrete pendant gezocht wordt voor vrijheid van beweging, dus onder de lijn; deelbaar en verdeelbaar. Dit gebeurt overigens op een open verkennende manier. Bepalend is dat we op zoek zijn naar de maatschappelijke betekenis van transport die ons leidt in sociaal rechtvaardige verdelingsvraagstukken (onder de lijn). Vooralsnog is toegang deze maatschappelijke betekenis, waar we aansluiting voor wensen te vinden binnen de overige categorieën schaarse primaire sociale goederen (C, D of E). Mocht deze aansluiting uitblijven, dan kunnen we de maatschappelijke betekenis van transport nog eens overdenken, in de vorm van andere interpretaties van het begrip transport in zijn maatschappelijke

betekenis. In ieder geval herschrijven we het schaars primair sociaal goed niet, dat is van Rawls en blijft van Rawls.

5.3 Focusvraag

De hoofdvraag en deelvragen blijven leidend, maar de theoretische verkenning heeft inzichten opgeleverd die leiden tot meer focus en afbakening binnen de sleutelbegrippen schaars primair sociaal goed en transport. Dit leidt tot een aanscherping van de vraagsteling. Deze focusvraag is richtinggevend en krijgt bijzondere aandacht in het vervolg van dit onderzoek:

“Welke categorie van deelbare schaarse primaire sociale goederen past bij toegang?”9 5.4 Bevindingen en bijhorende gevolgtrekkingen op een rij

Deze theoretische fase van het onderzoek vormt de opmaat voor de volgende twee fasen van praktijk (state of the art vanuit de literatuur) en perspectief (tour d’horizon met Rawls-kenners). Deze theoretische fase legt het fundament en zet het onderzoek in de steigers, waar vervolgens op voortgebouwd wordt. Fase I is dus grondleggend en richtinggevend; de bevindingen blijven niet zonder gevolg.

Kort samengevat zijn de bevindingen en bijhorende gevolgtrekkingen als volgt:

I. De rawliaanse basisstructuur is onlosmakelijk gekoppeld aan de toedeling (boven de lijn)/verdeling (onder de lijn) van de schaarse primaire sociale goederen. De vraag of transport een legitiem onderdeel is van de basisstructuur behoeft geen afzonderlijke behandeling; deze vraag wordt impliciet meegenomen en beantwoord via de vraag naar de verenigbaarheid van transport en het schaars primair sociaal goed.

II. De schaarse primaire sociale goederen kennen een onderscheid tussen fundamentele, ondeelbare goederen (rechten, vrijheden en kansen) en concretere, deelbare goederen (macht, voorrechten, sociaal-economische parameters en sociale grondslagen voor zelfrespect). Verdelingsvragen spelen zich af binnen de laatste groep, daar waar het vervolg van dit onderzoek zijn aandacht op zal richten.

III. Transport als verdelingsvraagstuk vergt een nadere definiëring van transport in zijn maatschappelijke betekenis. Dominant zijn potentiële mobiliteit en toegang; beide gekoppeld aan vrijheid van beweging, bij potentiële mobiliteit in abstracte vorm (vermogen), bij toegang in concrete vorm (bereiken van bestemmingen). We zien toegang als de preferente maatschappelijke betekenis van transport, gezien zijn realistische niveau. Andere betekenissen van transport worden overigens nog opengehouden en benut wanneer toegang onvoldoende aangrijpingspunten biedt.

IV. Ten aanzien van de verenigbaarheid van transport in zijn maatschappelijke betekenis en het schaars primair sociaal goed tekenen zich twee niveaus af:

 Toedeelbaar, algemeen, abstract: potentiële mobiliteit én vrijheid van beweging  Verdeelbaar, concreet: toegang én deelbaar schaars primair sociaal goed x

De uitdaging voor de volgende fasen is de zo concreet mogelijke invulling van deelbaar schaars primair sociaal goed x, passend bij toegang als de op dit moment zo concreet mogelijke invulling van het begrip transport in zijn maatschappelijke betekenis. Zo nodig overdenken we toegang als maatschappelijke betekenis van transport nog eens.

V. De theoretische exercitie in fase I heeft geleid tot een aanscherping en toespitsing van de vraagstelling voor fase II en III. De focusvraag voor het vervolg luidt: “Welke categorie van deelbare schaarse primaire sociale goederen past bij toegang?”