• No results found

5   KENMERKEN VAN DE VEILIGHEIDSHUIZEN

5.2   De mechanismen van de het beleid volgens de veiligheidshuizen

5.2.2   Samenwerken leidt tot

In de reconstructie van de beleidstheorie is een centrale veronderstelling dat het verbeteren van de doorlooptijden, het zorgen voor een integrale persoonsgerichte aanpak en het eerder

signaleren van problemen in een wijk leidt tot minder recidive en daardoor ook tot minder tot overlast en criminaliteit. Dit kan vervolgens een effect hebben op het veiligheidsgevoel van de burger en de ervaren zichtbaarheid van justitie door de burger. In de stellingen zijn deze elementen bevraagd. Daarnaast is in de vragenlijst specifiek gevraagd naar het verbeteren van de doorlooptijden en het eerder signaleren van problemen in een wijk als beleidsdoel. Figuur 5.8 geeft de uitkomsten op deze stellingen weer.

Figuur 5.8: Stellingen met betrekking tot doelen (n=14-16)100

Het verbeteren van de doorlooptijden

100 Niet alle veiligheidshuizen hebben alle stellingen beantwoord. Elke stelling is minimaal door veertien

veiligheidshuizen beantwoord en maximaal zestien veiligheidshuizen. Vanwege de overzichtelijkheid is dit niet apart in 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% ontw ikkelen nieuw e w erkw ijzen

meer aandacht voor slachtoffers toegenomen vertrouw en burger in justitie toegenomen zichtbaarheid justitie betere aansluiting bij lokale veiligheidsbeleid betere doorlooptijd persoonsgerichte aanpak meer maatw erk individuele casus

Het valt op dat het beleidsdoel ‘betere doorlooptijd’ volgens ruim de helft van de

veiligheidshuizen wordt bereikt. Maar de meningen zijn sterk verdeeld, want tegelijkertijd is ongeveer eenderde (31%) van mening dat betere doorlooptijden zeker worden bereikt (‘zeer sterk van toepassing’). Gevraagd naar doelstellingen geeft de andere helft (negen van de zeventien veiligheidshuizen) aan dat dit geen doelstelling is. Dit is opvallend omdat het verbeteren van de doorlooptijd één van de pijlers is van het beleid Justitie in de Buurt. Negen veiligheidshuizen geven aan dat het verbeteren van de doorlooptijd wel één van de

doelstellingen is. Een minderheid van hen, slechts drie van deze negen veiligheidshuizen, geeft aan dat doorlooptijden daadwerkelijk verbeterd zijn. Deze veiligheidshuizen hebben

rapportages meegestuurd waaruit ook blijkt dat de doorlooptijd, tenminste op onderdelen, verbeterd is. De overige zes veiligheidshuizen die het verbeteren van de doorlooptijd wel nastreven geven aan dat zij niet weten of dit ook daadwerkelijk is gelukt.

In de verdiepingsfase geven twee veiligheidshuizen gemotiveerd aan dat het verbeteren van doorlooptijden niet een primair doel is. VH Den Helder argumenteert dat het verbeteren van doorlooptijd zich moeilijk verhoudt tot het type casuïstiek in het VH. Voor resultaten is bij de gekozen aanpak een ‘lange adem’ nodig. VH Heerlen geeft aan dat de ervaring leert dat een volhardende aanpak bij weigerachtige cliënten toch kan werken en er daarom minder focus is op het verbeteren van doorlooptijden. Opvallend is dat deze beide veiligheidshuizen zich kenmerken door een sterke inbreng vanuit de gemeente.

Het komen tot een integrale persoonsgerichte aanpak

Meer dan 90% is van mening dat er meer maatwerk geleverd wordt en dat samenwerken leidt tot een meer persoonsgerichte aanpak. In de vragenlijst is hier niet expliciet naar gevraagd. Wel komt de persoonsgerichte aanpak in de verdiepingfase bij alle geïnterviewde veiligheidshuizen terug. VH Utrecht streeft ernaar “de criminaliteit en overlast te verminderen door het komen tot een persoongerichte aanpakken door de ketenpartners’’. Het is opvallend dat de

persoonsgerichte aanpak het meest herkenbaar is binnen de veiligheidshuizen waarbij het Openbaar Ministerie de regie voert.

Eerder signaleren van problemen

Naar dit onderwerp is bij de stellingen niet gevraagd. Er is wel een aparte vraag in de vragenlijst over opgenomen. Over het feit dat samenwerking tussen de instanties het mogelijk maakt om problemen in buurten en wijken eerder te signaleren zijn de veiligheidshuizen unaniem. Maar liefst veertien van de zeventien veiligheidshuizen geeft beargumenteerd aan dat dit resultaat wordt bereikt. De overige drie veiligheidshuizen hebben deze vraag niet ingevuld omdat zij pas sinds kort operationeel zijn. Voor het eerder kunnen signaleren van problemen in de wijk geven veiligheidshuizen de volgende verklaringen:

- Het delen van informatie versterkt de kennispositie over wijken en buurten aanzienlijk. Vijf veiligheidshuizen geven aan dat door de onderlinge samenwerking informatie beter wordt gedeeld.

- De overige veiligheidshuizen zijn van mening dat door de intensieve samenwerking en door de verschillende overlegvormen korte lijnen ontstaan. ‘Men weet elkaar te vinden’. Dit draagt bij aan een eerdere en betere signalering van problemen.

In de verdiepingsfase is dit doel alleen genoemd door VH Maas & Leijgraaf. Bij de doelen van VH Maas & Leijgraaf staat de verbinding van zorg aan repressie voorop, recidive moet verder worden voorkomen en informatie worden gedeeld. In de nabije toekomst staat het VH Maas & Leijgraaf voor de taak nog eerder te signaleren en in te grijpen: een beweging naar meer preventief werken.

In verband met eerder kunnen signaleren van problemen noemen de respondenten wel het zijn van een informatieknooppunt, maar zij koppelen dit vooral aan de casuïstiek (het komen tot een persoonsgerichte aanpak) en niet aan de mogelijkheid eerder te kunnen signaleren en

interveniëren. Het is opmerkelijk te zien dat hier een discrepantie bestaat tussen de resultaten van de vragenlijst en de bevindingen in de verdiepingsfase. In deze fase is dit doel veel minder expliciet genoemd. Wellicht kan dit verklaard uit het feit dat dit doel zich lastig laat

operationaliseren. Want hoe is dit doel meetbaar te maken? Wellicht is dit doel meer uitgewerkt op het niveau van de thema’s.

Andere beleidsdoelen

Op de open vraag of er andere doelen zijn waarin binnen het veiligheidshuis gewerkt wordt, antwoorden veertien van zeventien veiligheidshuizen bevestigend. Drie veiligheidshuizen hebben deze vraag niet ingevuld omdat zij sinds kort operationeel zijn. Andere doelen die worden genoemd lopen uiteen. In onderstaande tabel zijn ze opgesomd, onderverdeeld in kwalitatieve en kwantitatieve resultaten. De genoemde doelen worden alle steeds door slechts één tot maximaal drie veiligheidshuizen genoemd.

Tabel 5.1: Genoemde doelen

Kwalitatieve doelen Kwantitatieve doelen

- Betere zorg verlenen;

- Betere afstemming op casusniveau; - Betere uitwisseling van informatie; - Partijen die gewezen worden op de eigen

verantwoordelijkheid en

- Het computersysteem waarmee gewerkt wordt.

- Groeiend aantal meldingen huiselijk geweld; - Het besproken aantal cases per gemeente; - Het aantal zorgbeslissingen;

- Aantal TOM-zittingen per jaar;

- Twee van de vier Kalsbeek-normen (=normen mbt doorlooptijden) halen;

- Een recidivepercentage beneden de 50%.

De helft van de veiligheidshuizen noemt uitsluitend kwalitatieve doelen terwijl de andere helft alleen kwantitatieve doelen benoemd. Slechts één veiligheidshuis noemt zowel kwalitatieve als

kwantitatieve doelen. De kwalitatieve doelen hebben vooral betrekking op het proces. De kwantitatieve doelen kenmerken zich door de verschillende niveaus waarop ze betrekking hebben. Het valt hierbij op dat de meeste doelen gaan over de output van een veiligheidshuis (groeiend aantal meldingen, aantal besproken cases, twee van de vier betreft normen halen op het verbeteren van de doorlooptijd). De genoemde doelen door de veiligheidshuizen zien we op vrijwel alle onderdelen terug in de beleidstheorie.