• No results found

Samenvatting verklarende meerniveau analyses

In document Meten met twee maten? (pagina 66-69)

5. Factoren die verband houden met extra discrepantie van allochtone leerlingen: verklarende kwantitatieve analyses

5.4 Samenvatting verklarende meerniveau analyses

De basale meerniveau analyses toonden aan dat het verschil in discrepantie tussen de etnische hoofdgroepen voornamelijk te wijten is aan de prestaties op het centraal eindexamen. Op het SE presteren allochtone leerlingen in het algemeen iets slechter dan autochtone leerlingen, maar bij het CE verliezen zij extra. Verder is gebleken dat op vestigingen met veel allochtone leerlingen het verschil in discrepantie tussen allochtone en autochtone leerlingen nog iets groter is. In dit hoofdstuk zijn we op zoek gegaan naar mogelijke verklaringen voor dit etnische verschil in discrepantie (onderzoeksvraag 3).

Uitgangspunt hierbij was een lijst van 96 kenmerken. Door middel van verklarende meerniveau analyses is het aantal teruggebracht naar zeven leerlingkenmerken en één vestigingskenmerk die relevante verklaringen bleken te zijn (zie tabel 5.5).

Tabel 5.5 Samenvattende weergave van de verklarende meerniveau modellen per onderwijstype (model 4 en 5). Het teken geeft de richting van het effect van de relevante verklarende variabele op de discrepantie tussen het gemiddelde SE en CE1 cijfer weer.

V W O H A V O V M B O t l/g l V M B O kb l V M B O b bl Leerlingkenmerken: Advies BO − Cito Eindtoets BO − − −

Cito Informatieverwerking leerjaar 1 − − − −

Toets Nederlands tekstbegrip leerjaar 3 −

Prestatie-motivatie leerjaar 3 + + +

Concrete leerstrategie leerjaar 3 +

Tijd besteed aan huiswerk leerjaar 3 +

Gezamenlijk reducerend effect op ‘allochtoon zijn’ (%) 73 53 50 55 76

Vestigingskenmerk:

Gemiddelde Cito Eindtoets BO -

Het gaat om het advies van de basisschool, de Cito eindtoets basisonderwijs, het onderdeel informatieverwerking van de Cito entreetoets in leerjaar 1, de toets Neder-lands tekstbegrip, de prestatie-motivatie en de concrete leerstrategie in leerjaar 3 en het vestigingsgemiddelde van de Cito eindtoets basisonderwijs.

De grootte van het mediërend effect van deze leerlingkenmerken – uitgedrukt als reductie in verklaarde variantie op leerlingniveau die specifiek te maken heeft met het allochtoon zijn - is voor het VWO 100%, voor het HAVO 64% en voor het VMBO tl/gl 83%. Voor de laagste VMBO richtingen was dit niet betrouwbaar te schatten.

Als het mediërend effect weergegeven wordt als de mate waarin de regressiecoëfficiënt voor ‘allochtoon zijn’ kleiner wordt, dan kunnen de leerlingkenmerken samen tussen de helft tot driekwart van het verschil in discrepantie tussen allochtone en autochtone leerlingen op alle onderwijstypen ‘wegverklaren’ (gezamenlijk reducerend effect op allochtoon, tabel 5.5). De zeven relevante leerlingkenmerken blijken ook het gehele effect van het vestigingspercentage allochtone leerlingen op de discrepantie te kunnen mediëren. Dit geldt voor alle onderwijstypen behalve het VMVO tl/gl. Op het VMBO tl/gl is het vestigingsgemiddelde van de Cito eindtoets basis onderwijs van belang als aanvullende verklaring voor het etnische verschil in discrepantie.

De verklaringen voor de etnische verschillen in discrepantie zijn inhoudelijk te verdelen in twee groepen: objectieve leerprestaties in de onderbouw VO en maten voor de werkhouding van de leerling.

Tot de eerste groep van prestatiematen in de onderbouw VO – die min of meer als objectief beoordeeld zijn22 - behoren het advies BO, de Cito Eindtoets BO, het onderdeel informatieverwerking van de Cito entreetoets in leerjaar 1, de toets Nederlands tekstbegrip in leerjaar 3 en de gemiddelde Cito Eindtoets BO op een vestiging. Naarma-te de leerlingen beNaarma-ter presNaarma-teren op deze voornamelijk cognitieve toetsen, is de discre-pantie tussen de gemiddelde examencijfers kleiner. Allochtone leerlingen, van wie we weten dat ze vaak extra onderuit gaan bij het CE1, kwamen het VO binnen met een relatief laag basisschool advies en een relatief lage score op Cito eindtoets in groep 8 van het BO en op enkele belangrijke prestatietoetsen in leerjaar 1 en leerjaar 3 van het VO. Het onderling belang van de verklarende kenmerken is ook onderzocht. Hieruit volgde dat in ieder geval op de drie hoogste onderwijstypen een lagere score op de Cito informatieverwerkingstoets in leerjaar 1 een belangrijke verklaring is voor de extra discrepantie van allochtone leerlingen. Op het VWO komt daar ook nog het vaak toepassen van een concrete leerstrategie bij, op het HAVO de lage score op de toets tekstbegrip in leerjaar 3, en op het VMBO tl/gl een relatief laag score op de Cito eindtoets BO.

De maten die duiden op de werkhouding van de leerling – de tweede groep van verklarende kenmerken - zijn de prestatie-motivatie, tijd besteed aan huiswerk en concrete leerstrategie in leerjaar 3. Naarmate de leerlingen een ijveriger werkhouding laten zien, is de discrepantie tussen het SE en CE1 groter. Dit suggereert dat de ijver van allochtone leerlingen wel wordt beloond op het SE, maar niet op het CE1. Het onderling belang van de verklarende kenmerken uit deze groep is ook onderzocht. Van de drie maten voor de werkhouding speelt de prestatie-motivatie in ieder geval op het VMBO tl/gl een belangrijke rol, mogelijk ook op het VMBO kbl en bbl. De tijd die besteed wordt aan het maken van huiswerk is alleen op het VMBO tl/gl een belangrijke verkla-ring, even belangrijk als de prestatie-motivatie overigens. Op het HAVO is geen van de leerlingkenmerken uit deze groep van wezenlijk belang. Op het VWO tenslotte is alleen

de concrete leerstrategie gevonden als relevante verklaring voor de extra discrepantie van allochtone leerlingen.

In dit hoofdstuk hebben we een achttal kenmerken gevonden waarmee we het etnische verschil in discrepantie tussen het SE en CE1 cijfer grotendeels kunnen verklaren. Een deel van het etnische verschil in discrepantie blijft dus onverklaard. Hier speelt ongetwij-feld mee dat we in het VOCL’99 schoolloopbaanonderzoek vaak weinig bruikbare informatie hadden over relevante schoolkenmerken en de gang van zaken rond het eindexamen. In het volgende hoofdstuk zal juist op deze punten nader worden ingaan. We hebben door middel van interviews met docenten en een directievragenlijst op contrasterende VOCL’99 vestigingen geprobeerd succesvolle voorbeeldscholen te vinden en - als die er niet waren - getracht aanwijzingen te vinden waarom op de ene vestiging allochtone leerlingen wel extra discrepantie tussen het SE en CE1 cijfer laten zien, terwijl dit op een andere vestiging niet het geval is.

6. Verschillen tussen scholen met en zonder extra

In document Meten met twee maten? (pagina 66-69)