• No results found

HOOFDSTUK 3: TOPARRANGEMENT Scholen voor Duurzaamheid Rotterdam

3.3 SAMENVATTING VAN VERSCHILLENDE PERSPECTIEVEN De hoofdaanbieder:

Het IVN is de bedenker van het succesvolle arrangement. Het succes van het arrangement lijkt samen te hangen met het hebben van een goede introducerende website, het persoonlijk introduceren van het project op scholen, het hebben van een heldere visie rond doelstellingen en werkwijze, een sterke trekker binnen de organisatie, het opbouwen en onderhouden van een netwerk aan organisaties.

Inhoudelijk wordt gebruik gemaakt van een vrij vast omschreven basisprogramma met zeer flexibele uitvoeringsmogelijkheden, waarbij het levensecht leren en de methode van het verhalende ontwerp veel partijen uit het arrangement aanspreekt. Daarnaast worden docenten geschoold in hun rol als begeleider en wordt de scholier aangezet tot het oplossen van maatschappelijk relevante

duurzaamheidsthema’s. De school/docent bepaalt de plaats waar Scholen voor Duurzaamheid kan worden uitgevoerd op school en op welk niveau.

Er is een sterke lokale oriëntering en er wordt naar aanvullende financiering, waaronder sponsoring door het bedrijfsleven, gezocht.

Noodzakelijke competenties zijn kennis van de actualiteit, de doelgroep, het geven en opbouwen van vertrouwen, inzicht in kosten en baten, het commercieel durven denken, een professionele houding uitstralen en goed kunnen samenwerken.

De bestuurlijke actoren

De provinciale overheid is positief over SvD vanwege de werkvorm en benadering van het duurzaamheidsthema (actief, extern gericht, gebruik makend van werkelijke situaties in de

maatschappij en via de methode van het verhalend ontwerpen). Het sluit aan bij de doelen van LvDO. Maatschappelijke organisaties, onderwijs en duurzame ontwikkeling komen erin samen. De kracht van

het project zit met name in de samenwerking tussen partijen en de standaard beschikbaarheid van het project. Jongeren en maatschappelijke organisaties werken binnen een bestaande infrastructuur samen om actuele vraagstukken rond duurzame ontwikkeling aan te pakken.

Dienst Sport en Recreatie Rotterdam is onderdeel van een gemeentelijke organisatie. Deze organisatie is ingezet om de contacten met de scholen te onderhouden. Redenen om deel te nemen waren van financiële, organisatorische, strategische, inhoudelijke en bedrijfsmatige aard (beschikking over verschillende financiële bronnen, samenwerkingsverband van organisaties die de taken verdeelde verrassende methodiek en de mogelijkheid om daarmee nieuwe scholen te trekken.

De aanbieder / opdrachtgever

EIC zocht gericht naar ontwikkelaars van duurzaamheidseducatie en vond op internet een vertrouwde partij binnen het eigen netwerk en waar bovendien door een verwante organisatie al ervaring mee was opgedaan. SvD wordt gezien als middel om eigen doelen te bereiken rond de Rotterdamse Haven en het thema duurzaamheid. De gebruikte didactische methode is aansprekend en activerend. Tenslotte beschikte EIC over de benodigde Europese gelden om als opdrachtgever te kunnen dienen.

De eindgebruiker

Scholen voor Duurzaamheid sluit aan bij overkoepelende doelen die de school voor ogen heeft met het onderwijs en het past in de profieluren van de scholieren. Het sluit aan bij

onderwijsontwikkelingen als de introductie van maatschappelijke stages, de ontwikkeling van de brede school, de uitbreiding van contacten van scholen met universiteiten en hogescholen, de ontwikkeling van goede scholennetwerken en het gebruik van convenanten (bijvoorbeeld tussen een groep scholen en de minister). Scholen ontdekken talenten van leerlingen zoals samenwerking en conflicthantering door uitvoering van het programma.

3.4 MAATSCHAPPELIJKE VERNIEUWINGEN

Zoals uit het voorgaande duidelijk is geworden, sluit Scholen voor Duurzaamheid, door inhoud en werkwijze, aan op verschillende maatschappelijke en politieke trends:

a. Politieke en maatschappelijke aandacht voor jeugdparticipatie en ontwikkelingen die dit bevorderen zoals Brede School en maatschappelijke stages.

b. Politieke en maatschappelijke aandacht voor het inhoudelijke thema duurzaamheid c. Aandacht voor de onderwijskundige trend van zelfontdekkend en levensecht leren

d. Aansluiting bij de onderwijskundige trend van ontwikkeling van talenten en competenties

3.5 KANSEN VOOR OPSCHALING

Alle partijen binnen het arrangement zien mogelijkheden tot opschaling. Deze worden gevonden in:

• grootschalige vermarkting / intensieve wervingscampagne op scholen/ persaandacht voor de scholen

• inzetten van de provincie als opdrachtgever voor provinciale vraagstukken

• stimuleren overheid zich positief uit te laten over het belang van duurzaamheid in het onderwijs

• competentieontwikkeling op ieder niveau

NME diensten als kern van de infrastructuur/ koppelen vaste medewerker NME aan scholen • nog meer inhaken op actuele ontwikkelingen in de maatschappij als bijv. maatschappelijke

stages

• landelijke ondersteuning door provincies voor doorontwikkeling • voldoende en betere begeleiding van docenten op scholen

• meer sturing en regie op het aanbod van projecten aan scholen; maximum educatief aanbod per thema.

• meer samenwerking tussen organisaties

• gebruik van convenanten tussen scholen en overheid

• inbedding van duurzaamheid en milieu in het verplichte curriculum van scholen

• verdere inbedding in de profielblokken of inbedding binnen het kader van het natuurlijk leren of vakoverstijgend onderwijs

• enthousiaste scholen en docenten kunnen optreden als ambassadeur voor het project.

• persoonlijke introductie van het project bij onderwijsorganisaties voor de benadering van meer scholen tegelijk.

3.6 LITERATUUR

Buitelaar, R (2008) Leerlingen Libanon vinden ‘groene’ zeecontainer uit, Rotterdams Onderwijs Magazine, uitgave 9/2008, Rotterdam.

Veken, M. (2008) Draaiboek Duurzame Haven. Scholen voor Duurzaamheid. IVN Consulentschap Zuid-Holland, Rotterdam Veken, M (2008) Draaiboek Power Up your mobility. Scholen voor Duurzaamheid. IVN Consulentschap Zuid-Holland, Rotterdam

Zwijnen, C (2008) Duurzame HavenStad Ervaren. Waarom bovenbouw voortgezet onderwijs docenten wel of niet na het uitvoeren van een natuur en milieueducatie project het hetzelfde project willen continueren. ICLON, Leiden (in voorbereiding).

HOOFDSTUK 4: TOPARRANGEMENT