• No results found

3 4.2 Samenvatting van effecten van verdrogin g

Voor alle terrestrische organismen geldt dat de vochtopname bemoeilijkt kan worden (o.a. levendba rende hagedis). Verdroging leidt tot een afname van alle bewoners (moerasvogels, noordse woelmuis, hygrobionte ongewervelden (moeras- en zompsprinkhaan, oeverbewonende kevers, moeras vlinders, enz.) van wateren, moerassen en oevers, omdat de oppervlakte van de habitats afneemt (Bink et al. 1998). Hierdoor wordt de habitat gefragmenteerd en neemt de uitsterfkans van populaties toe. Verlaging van de grondwaterspiegel heeft een verschuiving van stenotope (dikwijls gespecialiseerde, minder

algemene soorten) naar eurytope soorten (veelal meer algemene soorten) tot gevolg (Kehl 1997, Stuijfzand et al. 2004). Vocht is vaak in de eifase essentieel. In tegenstelling tot larven en adulten zijn eieren immobiel en kunnen dus niet ontsnappen aan te droge condities. Op hun beurt zijn juvenielen weer in het nadeel ten opzichte van adulten door hun ongunstige oppervlakte/inhou d ratio (Stuijfzand et al. 2004). Speciaal voor amfibieën is verdroging nadelig, als gevolg van afname watervolume (met name de ondiepe zones). Daardoor ontstaan beperkte mogelijkheden voor eiafzet, la rvale ontwikkeling (versnelde metamorfose geeft kleinere individu en), overwintering, en refugium tegen predatoren. Bovendien treedt concentratie op waardoor de resterende populatie kwetsbaarder is voor predatie (Bink et al. 1998). Uit (periodiek) droogvallende wateren verdwijnen vissen. Dit op zich negatieve effect valt weer positief uit voor potentiële prooien als amfibieën- en libellenla rven.

Samengevat: verdroging veroorzaakt negatieve effecten op hygrobionte fauna door droogtestress (direct effect). Daarnaast zijn er indirecte effecten die of werken via vegetatiesamenstelling (gentiaanblauwtje) of –structuur, of door veranderingen in beschikbaar (en bereikbaar) voedsel (tabellen 10 en 11).

Tabel 10 Verdrogingseffecten op gewervelde dieren. Superscripts verwijzen naar literatuurreferenties aan het einde van het hoofdstuk.

Verdrogingseffec ten op ge wervelden

Directe effec ten Indirecte effecten

Veranderde parameters

-droogtestress - als gevolg van droogtestress neemt voedingswaarde

Struikhei af 30.

Als gevolg van groter aanbod nutriënten door

versnelde afbraak organische stof 29:

-Grotere bedekking landbodem; -Verdichting en homogenisering

vegetatiestructuur 30;

-Homogenisering microklimaat 30;

-Verhoging eiwitgehalte voedselplant (zie verder bij vermesting)

- hygrobionte prooidieren (bijv. Collembola) ne men af en/of worden onbereikbaar, doordat ze via poriën in

de bode m kruipen: voedseltekor t 33

Effec ten op fauna -Verminderde vitaliteit

(beschadigingen, verminderde activiteit, verslechterde fysiologie) door be moeilijkte vochtopname

24,2,27;

-Verminderde voortplanting;

verkorting levensduur2

- Verhoogde emigratie2

- Groeisnelheid en activiteit van Levendbarende hagedis nemen af

28

-versnelde metamorfose bij amfibieën

-verhoogde concentra ties van niet- droogtetolerante s oorten met verhoogde preda tiekans +verminderde predatie van amfibieën en libellenlarven door vissen

- afname natailteit resp. toename mortaliteit door beperking eiafzet resp. overwinteringsmogelijkheden

bij amfibieën 2

- hogere mor taliteit en e migratie door verlies van habitat (voor niet-droogte tolerante s oorten: amfibieën,

soorten van wateren, moerassen en oevers)2

- afname Noordse woelmuis, door veranderingen in

concurrentieverhoudingen 26;

- hogere mor taliteit door toe gankelijker worden van habitats van weidevogels voor predatoren, zoals de vos

- a.g.v. verhoging nutriëntenaanbod via homogenisering vege tatiestructuur, c .q

temperatuurverlaging nabij de bodem: vertraging in de snelheid van levensprocessen bij koudbloedige dieren

2

- a.g.v. vergroting nutriëntenaanbod via diverse andere factoren: verandering in spec trum van prooidieren

(grote ongewervelden vallen uit) 32

- bij Dwergspinnen (Erigone sp. ) nee mt nataliteit af, en nemen emigratie en mor taliteit toe door voedseltekort als gevolg van afname en onbereikbaar worden van

hygrobionte Collembola.33

Effec ten op biodiversiteit

Verlies aan diversiteit:

-Verlies aan niet-droogtetolerante (hygrobionte) soorten

Verlies aan diversiteit:

-Verlies aan thermobionte fauna 31

-Verlies aan soorten met lange levenscycli -Verlies aan grotere soorten onge wervelden en dus

Tabel 11 Verdrogingseffecten op ongewervelden. Superscripts verwijzen naar literatuurreferenties aan het einde van het hoofdstuk.

Verdrogingseffec ten op ongewervelden

Directe effec ten Indirecte effecten

Veranderde parameters, effecten op fauna en diversiteit.

- droogtes tress van immobiele eieren, bij Moerassprinkhaan (Stetophyma grossum) en Zompsprinkhaan (Chorthippus montanus); mogelijke oorzaak voor sterke afna me van

Wrattenbijter (Dec ticus verrucivorus)18

- droogtes tress van juveniele dieren, door ongunstige verhouding tussen oppervlakte en volume.

- grondwater fluctuaties en bodemvoch tigheid is de belangrijkste factor op de

soortensamenstelling van loopkevers in bossen, en nauwelijks met

vegetatiesamenstelling19

+ - Hygrofiele loopkeversoorten van heiden en graslanden zijn niet achteruitgegaan (i.t.t. xerofiele soorten), sommige zijn toe genomen,

terwil Agonu m versutum is afgenomen 20.

- + Veenmier (Formica picea) neemt af door verdroging, behalve wanneer veel humus of half vergane Pijpenstrootje-pollen aanwezig

zijn 21

- -Gentiaanblauwtje neemt a f omdat Klokjesgentiaan niet kan kiemen door strooiselophoping (doordat schimmels afnemen), en verdichting van vegeta tie en vochtgebrek; tevens kan de mierensoort die de larve huisvest (Myrmica ruginodis) slecht

tegen voch tgebrek 2

- diversiteit van arthropoden neemt toe me t

toenemende vegeta tiestructuur22,23 en

diversiteit in bodemvochtgehalte 23

Verdroging kan dezelfde effecten he bben als vermesting, doordat organisch materiaal in de bodem sneller wordt afgebroken (zie hiervoor voorgaande ta bel)

3.5 Conclusies

3. 5.1 Direc te effecten

De effecten van verzuring, vermesting en verdroging onderscheiden we in directe effecten onafhankelijk van de habitat, en in directe effecten die afhankelijkheid zijn van veran dering in het habitat. Het verdwijnen van de habitat doordat het vegetatietype verdwijnt door ver- factoren wordt hier buiten besch ouwing gelaten.

De directe effecten van verzuring betreffen sterfte, beschadiging van organen en ontregeling van fysiologische processen. Dit is te wijten aan veranderingen in de zuurgraad en daa rmee samenhangende veranderingen in concentraties van calcium (Ca-deficiëntie), en zware metalen (metaalvergiftiging) in bodem of oppervlaktewater tot waarden die buiten de tolerantiegrenzen van soorten liggen. De schadelijke effecten zijn op het lan d beperkt tot zwak-gebufferde milieus zoals bossen op sch rale leema rme zandgrond. Het is evenwel niet aangetoond dat deze schadelijke effecten geleid hebben tot dichtheids verlaging van populaties,en uitsterven van populaties. Wat dat betreft zijn de effecten in het aquatisch milieu veel sterker: het verdwijnen van vissen en amfibieën in voedselarme vennen, bij verlaging van pH tot waarden beneden de 5,5, is een opvallend verschijnsel, met grote gevolgen voor visetende vogelsoorten.

De directe effecten van vermesting zijn klein, en beperken zich tot schadelijke effecten (sterfte, beschadigingen, ontregeling ontwikkeling en fysiologie) onder invloed van hoge concentraties meststoffen gedurende het uitrijden van organische meststoffen.

De directe effecten van verdroging daarentegen treden frequenter op, ook in de vorm van sterfte, beschadiging van organen en ontregeling van fysiologische en ontwikkelingsprocessen. Het spreekt haast vanzelf dat hygrobionte soorten (soorten die weinig tolerant zijn voor uitdroging), hierdoor afnemen of uitsterven.