• No results found

De meeste gemeenten met extra communicatie-inzet baseren deze inzet op wensen of opdrachten van de lokale politiek en/of op gewoonte. Slechts 15 procent baseert de inzet op kennis of

onderzoek. Lang niet alle gemeenten die communicatie inzetten voor de

gemeenteraadsverkiezingen formuleren vooraf een (expliciet) doel voor deze communicatie. Veel gemeenten die dat wel doen, stellen zich een hogere opkomst tot doel. Het daarna (op afstand) meest voorkomende doel is het verhogen van kennis bij inwoners. We zien dat veel gemeenten een communicatieboodschap hebben. Deze richt zich vaak op kennis, gedrag of een combinatie

daarvan. Opvallend is dat doel en boodschap niet altijd samenhangen.

In 2014 zijn de meest ingezette communicatiemiddelen: digitale media, krantenberichten, debatten en verkiezingsmarkten en persoonlijke brieven voor inwoners. Elk van deze middelen is ingezet door ruim de helft tot drie kwart van de gemeenten. Minder ingezet zijn posters en aanplakbiljetten en aan huis bezorgde verkiezingskranten en nieuwsbrieven. De G32 zet aanzienlijk meer middelen in dan de overige gemeenten. Dat is ook te zien in de kosten. Gemiddeld hebben gemeenten ruim €10.000 aan hun communicatie-inspanningen besteed, maar bijna driekwart van de gemeenten heeft minder

12 Overigens stelde Zoetermeer die vraag ook voor de verkiezingen. Toen was het percentage 27.

dan €10.000 aan communicatie uitgegeven en de helft minder dan €2.500. Na afloop van de verkiezingen heeft slechts een klein aantal gemeenten via onderzoek onder inwoners het effect van de gemeentelijke communicatie-inzet onderzocht. Deze onderzoeken kennen onderling veel

verschillen, waardoor de resultaten niet goed kunnen worden vergeleken.

3 Lessen uit de literatuur

In dit hoofdstuk wordt beknopt verslag gedaan van het literatuuronderzoek. We hebben de relevantie onderzocht van 46 factoren onderverdeeld in 31 onderwerpen en 3 categorieën, zie tabel 3.1.13

Tabel 3.1 Overzicht van de in het literatuuronderzoek onderzochte factoren die mogelijk een relatie hebben met de hoogte van de opkomst bij lokale verkiezingen (zie ook bijlage 1)

Individuele factoren Omgevings- en institutionele factoren

- Sociale druk / omgeving - Gewoonte

Praktische belemmeringen (hieronder valt ook stemmen per post en digitaal stemmen)

Grootte en dichtheid van

Keuze van de verkiezingsdag en relatie andere verkiezingen Aantal partijen in de raad Aantal partijen in de coalitie Krachtsverhoudingen in de raad ter discussie is komen te staan Campagne activiteiten

13 We hebben onderzoek gedaan naar veel voorkomende en voor lokale verkiezingen mogelijk relevante factoren. Volgens een meta-analyse zijn er minstens 170 factoren die op enig moment in opkomst onderzoek zijn onderzocht, echter nooit allemaal in hetzelfde onderzoek. Sterker nog, de meest onderzochte variabelen – leeftijd en opleiding – bleken respectievelijk maar in 72% en 74% van alle onderzochte publicaties te worden meegenomen (Smets & Van Ham 2013: 13). Ook overzichtswerken behandelen meestal hooguit enkele tientallen factoren.

Van al deze factoren hebben we in de literatuur gezocht of ze relevant zijn voor de hoogte van de lokale opkomst. In paragraaf 3.1. wordt daarvan verslag gedaan door beknopt die factoren te bespreken die daadwerkelijk relevant bleken te zijn voor de hoogte van de opkomst bij lokale verkiezingen. Voor een uitgebreide bespreking van alle factoren verwijzen we naar bijlage 1.

In paragraaf 3.2 gaat het vervolgens uitgebreider over één van die factoren: de campagne activiteiten en daarmee ook de gemeentelijke communicatiemiddelen, de centrale focus van dit onderzoek. Naast een algemene analyse worden achtereenvolgens de volgende middelen besproken:

 Brieven

 Digitale stemhulpen

 Deur-aan-deur campagnes

 Flyeren

 Telefonisch contact

 E-mail

 Massacommunicatie/media

 Sociale media

 Verkiezingsdebat

 Verkiezingsfestival

 Herinneringsberichten

 Gadgets

Om de invloed van alle onderwerpen en factoren op de lokale opkomst te bepalen, is gezocht naar zoveel mogelijk relevante literatuur. Allereerst is dat literatuur over lokale verkiezingen in Nederland.

Aanvullend is gezocht naar literatuur over lokale verkiezingen in het buitenland óf niet-lokale

verkiezingen in Nederland. En tot slot is gebruik gemaakt van literatuur over niet-lokale verkiezingen in het buitenland. Naarmate de literatuur verder afstaat van de Nederlandse lokale verkiezingen, zijn we uiteraard terughoudender om conclusies uit die onderzoeken op de Nederlandse lokale praktijk van toepassing te verklaren.

We hebben alle factoren zoveel mogelijk als losstaande factoren bekeken. In de praktijk hangen veel factoren echter met elkaar samen. Zo relateert inkomen aan opleiding (stemgerechtigden met een lage opleiding hebben over het algemeen ook een lager inkomen). En aan het effect van sommige factoren op de opkomst kunnen verschillende andere factoren ten grondslag liggen. Dat bijvoorbeeld de opkomst in grote gemeenten doorgaans lager is, kan te maken hebben met zaken als een

beperkte verbondenheid van inwoners met de (politiek van de) gemeente of met een afname van sociale druk om te gaan stemmen.

Veruit de meeste onderzoeken behandelen slechts één of enkele factoren die van invloed kunnen zij op de opkomst. En omdat deze onderzoeken onder verschillende omstandigheden en met

verschillende methodieken zijn uitgevoerd, is het lastig om iets te zeggen over de relevantie van de ene factor ten opzichte van de andere. Door echter zoveel mogelijk publicaties te beschouwen, proberen we de meeste relevante factoren in dit hoofdstuk eruit te lichten. Daarnaast hebben we gebruik kunnen maken van enkele meta-onderzoeken waarin meerdere factoren met elkaar worden vergeleken (Cancela & Geys 2016; Smets & Van Ham 2013; zie daarnaast onder meer: Geys 2006;

Harder & Krosnick 2008).14 Deze overzichtsstudies hebben we samen met enkele bredere

Nederlandse studies en studies die zich op de niet-stemmer richten vaker gebruikt dan studies die soms recenter zijn, maar zich slechts op één of enkele factoren richten (met name: Van der Meer &

Van der Kolk 2016; SCP 2012; Boogers e.a. 2010; SCP 2002; Wille 2000; Aarts 1999).