• No results found

5.1.1 Introductie

Het doel van de ‘technische haalbaarheidsstudie’ beschreven in dit rapport was de ontwikkeling van een Innovatie Programma voor de duurzame valorisatie van LC biomassastromen op basis van geselecteerde veelbelovende business cases door middel van:

• Analyse beschikbare regionale biomassastromen (zie hoofdstuk 2.)

• Analyse potentiële regionale marktoutlets voor Biobased Producten en Bio-energie (zie hoofdstuk 3.)

• Analyse beschikbare/noodzakelijke keten-samenstellende deelprocessen (incl. technische state-of-the-art en evt. benodigd ontwikkelingstraject (zie hoofdstuk 3 en 4)

• Analyse van potentiële niet-technische knelpunten voor ketenontwikkeling/-implementatie (zie hoofdstuk 3 en 4)

Bij de start en tijdens de uitvoering van het project heeft het projectteam besloten de nadruk in eerste instantie te leggen op de definitie en ontwikkeling van een aantal regionale business cases die van direct belang zijn voor de in het consortium participerende marktpartijen (hoofdstuk 3.) en zodoende eventueel laaghangend fruit te kunnen oogsten en derhalve de korte-termijn marktimplementatie te bevorderen. Daarnaast is een meer generieke analyse gemaakt van mogelijke LC biomassa valorisatieopties voor de korte (< 2 jaar) en langere termijn (>2 jaar). Voor de korte-termijn zijn de valorisatie mogelijkheden in de volgende sectoren onderzocht: papier- en karton industrie, elektriciteitssector, transportbrandstofsector en de chemische sector. Voor de langere-termijn is de nadruk gelegd op de ontwikkeling van efficiënte bioraffinage technologieën die enerzijds kunnen worden geïntegreerd in de bestaande industriële infrastructuur (bijvoorbeeld elektriciteits-/warmteproductie, biogasproductie en P/K-productie) en anderzijds “stand-alone” zoals suiker- of syngas platforms (bijvoorbeeld biofuel-driven bioraffinaderijen voor de productie van biotransportbrandsstoffen en added-value biobased producten, en product-driven bioraffinaderijen voor de productie van biochemicaliën en energie). Tevens is een generieke analyse gemaakt van de niet-technische knelpunten die dienen te worden opgelost om uiteindelijk tot daadwerkelijke marktimplementatie te komen.

5.1.2 Bioeconomy Innovation Cluster Oost Nederland (BIC-ON)

Bij de Biobased Economy gaat het om het optimaal benutten van (rest-)stromen uit de land- en tuinbouw, bosbouw, landschapsbeheer en uit de voedingsindustrie tot hernieuwbare producten voor chemie, voeding, diervoeder, materialen, energie en zelfs cosmetica en farmacie. Investeren in biobased innovaties biedt daarmee uitstekende kansen om enkele sectoren in de regio Oost- Nederland te verbinden, vergroenen en versterken. Met name het innovatieve MKB heeft al vele biobased ontwikkelingen gerealiseerd. Vele hiervan zijn tot stand gekomen in samenwerking met de kennisinstellingen in Gelderland en Overijssel. Wageningen UR, Universiteit Twente en

Radboud Universiteit zijn hierin complementair en vervullen zo al jaren een internationale voortrekkersrol. Opvallend is verder dat de vele agro- en veeteelt bedrijven op lokaal niveau reeds samenwerken en innovaties realiseren, met name rond mestverwerking en

grondstofkringlopen. Goed voorbeeld hiervan is het cluster van bedrijven georganiseerd binnen de Stichting Biomassa Achterhoek. De Nederlandse papier- en kartonindustrie, per definitie biobased, is grotendeels gecentreerd rond de Veluwe en staat voor de uitdaging om meer te doen met de grondstofstromen en beschikbare faciliteiten, bijvoorbeeld via 'multi-input / multi-output factories'. Via BIC-ON heeft deze actieve sector de samenwerking met de waterschappen sterk geïntensiveerd. Dit terwijl de waterschappen zelf ook al een aantal jaren sterk inzetten op innovatie rond bijvoorbeeld winning en hergebruik van afvalstoffen.

Voor de realisatie van innovaties is het gebruik van subsidies of andere financiële steun veelal wel noodzakelijk. Zeker voor echte doorbraakinnovaties met impact zijn middelen beschikbaar vanuit de provincies en daarbuiten. BIC-ON zet zich in om deze te ontsluiten en effectief in te zetten voor kansrijke biobased trajecten. Uitgangspunt hierbij is wel dat subsidies geen onderdeel zouden mogen uitmaken van het uiteindelijke business model van toegepaste innovaties. Daarnaast is de verwachting dat een groot deel van de toekomstige omzet uit biobased

ontwikkelingen zal voortkomen uit export van kennis en technologie en niet alleen uit producten uit in Oost Nederland aanwezige biomassa.

De sectoren met de meeste potentie voor Oost Nederland zijn de pijlers waarop BIC-ON de bioeconomy wil versterken. Uitgangspunt hierbij is dat biomassa vooral gebruikt zal worden voor producten met een hogere toegevoegde waarde; cascadering. Bio-energie is daarmee geen aparte pijler, maar sluit aan bij de vijf hoofdpijlers:

• Natuurvezels • Verse biomassa • Algen

• Mest • Slib

Voor uitvoering van BIC-ON zal gebruik gemaakt worden van bestaande organisatiestructuur en

capaciteit van GreenTechAlliances powered by kiEMT. Daarbij werkt het nauw samen de

5.1.3 Van business cases naar business plannen naar marktimplementatie via BIC-ON

Binnen dit project zijn een 6-tal business cases uitgewerkt, namelijk: 1. Valorisatie regionale biomassa voor de productie van CMC

2. Valorisatie regionale biomassa van waterwegen voor papier en karton 3. Valorisatie afvalwaterslib middels Thermische Druk Hydrolyse (TDH) 4. Valorisatie papierslib tot pyrolyse-olie en mineralen

5. Valorisatie rejects papierindustrie tot pyrolyse producten en aluminium 6. Valorisatie van hennepvezel tot textielvezels

Deze business-cases zullen voor zover als mogelijk binnen BIC-ON verder worden uitgewerkt tot business plannen. BIC-ON zorgt derhalve voor de organisatorische borging van de vervolgtrajecten. Tevens zullen eventuele noodzakelijke technologieontwikkelingstrajecten binnen BIC-ON worden opgepakt. Geïdentificeerde niet-technische knelpunten zullen op zowel regionaal (BIC-ON) als nationaal niveau (TKI BBE) worden geadresseerd.

5.1.4 Lignocellulose–biomassa valorisatie strategieën

Meer generiek zijn voor de valorisatie van lignocellulose biomassa een groot aantal technische en niet-technische knelpunten geïdentificeerd en zijn potentiële oplossingsrichtingen, inclusief noodzakelijke R&D voor de ontwikkeling van een aantal sleuteltechnologieën, gespecificeerd. Deze korte en langere-termijn R&D aspecten zullen worden geadresseerd in de pijler Natuurvezels van BIC-ON, zodat het voor regionale projectconsortia mogelijk wordt in het BIC- ON kader gespecificeerde technologieontwikkelingen deels gesubsidieerd te krijgen. Een potentieel alternatief is op nationaal niveau subsidie voor geschetste technologieontwikkelingen aan te vragen bij de TKI-BBE. Combinatie (stapeling) van beide subsidiemogelijkheden is tot op zekere hoogte mogelijk, maar is op grond van ervaringen binnen onderhavig project niet aan te bevelen.

Literatuur

1. Lips S, Onderzoek naar alternatieve grondstoffen voor de productie van cellulosefosfaat, WUR-FBR (2000).

2. Lips SJJ, van Dam JEG. Kenaf Fibre Crop for Bioeconomic Industrial Development. Green Energy and Technology2013. p. 105-43.

3. Willför S, Alén R, Dam Jv, Liu Z-M, Tähtinen M, Chapt 1 - Raw materials, Paper making Science and Technology, Book 6 (part1) Chemical pulping Fibre Chemistry and Technology, 2nd ed: Paperi ja Puu Oy, Helsinki, (P. Fardim eds) 2011.

4. IEA_Bioenergy, Framework Task 42; [cited]; Available from: http://www.iea- bioenergy.task42-biorefineries.com/en/ieabiorefinery.htm.

5. AgentschapNL, Status document bio-energie 2012, (2013), Available from:

http://www.rvo.nl/sites/default/files/2013/10/Statusdocument%20bio-

energie%202012.pdf.

6. EU, Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG.; Available from:

http://europa.eu/legislation_summaries/energy/renewable_energy/en0009_nl.htm.