• No results found

In dit paper hebben we de opties besproken om het inkomensprofiel in de

uitke-ringsfase van de solidaire premieovereenkomst vorm te geven conform de wensen van deelnemers, sociale partners, fondsbesturen en verantwoordings-organen. De belangrijkste bevindingen zijn de volgende.

Doorwerking instrumenten

Fondsen kunnen in zowel in FPO- als in SPO-contracten het inkomensprofiel vormge-ven door de keuze van het beleggingsbeleid45, de spreidingsperiode en het projectie-rendement. Deze instrumenten reflecteren respectievelijk de risicotolerantie, de mate van gewoontevorming en de tijdsvoorkeur. De instrumenten werken als volgt door:

– Meer zakelijke waarden in de collectieve beleggingsmix of een grotere toedeling van overrendementen naar gepensioneerden leiden tot hogere verwachte uitke-ringen, maar ook tot een grotere kans op kortingen.

– Een hoger projectierendement leidt tot meer inkomen in de nabije toekomst maar minder later, vergelijkbaar met bestaande hoog-laag constructies.

– Spreiden van schokken leidt tot kleinere jaar-op-jaar inkomensveranderingen, maar ook tot grotere volatiliteit in inkomen op latere leeftijd, tenzij risico’s wor-den teruggenomen voor de oudste gepensioneerwor-den.

– In geval van spreiden is sprake van deels voorspelbare inkomensaanpassingen als gevolg van (over)rendementen in eerdere jaren.

– Spreiden van schokken kan zo worden vormgegeven dat de procentuele jaarlijkse inkomensaanpassingen voor alle deelnemers gelijk zijn en gelijk zijn aan het exponentieel gewogen gemiddeld overrendement over de afgelopen jaren.

Inkomenseffecten

– De keuzes van de instrumenten kunnen met behulp van een ALM-studie worden vertaald in uitspraken over verwachte (mediane) inkomens, de onzekerheid daarin en de kansverdeling van jaarlijkse inkomensveranderingen.

– In dit paper stellen we een dashboard voor om de belangrijkste karakteristieken van het inkomensprofiel ten gevolge van bepaalde keuzes van de instrumenten direct te kunnen vergelijken.

45 In het SPO-contract betekent dat een keuze van de collectieve portefeuille, de beschermings-rendementen en de toedeling van overbeschermings-rendementen.

– Tenzij veel minder beleggingsrisico wordt genomen in de uitkeringsfase dan nu gebruikelijk is, is de onzekerheid over het inkomen op lange termijn ook in SPO groot, net als in bestaande pensioencontracten.

– Bij gangbaar beleggingsbeleid voor gepensioneerden, (netto) startdekkingsgraad van 100 procent, spreiding over tien jaar en een risicovrij projectierendement, bedraagt de jaarlijkse kans op korting van het aanvullend pensioen ongeveer 30 procent en de kans op een korting van meer dan 1 procent ongeveer 20 procent.

Daar staat tegenover dat de kans op een toeslag van meer dan 1 procent ongeveer 50 procent bedraagt. Voor lage inkomens is de procentuele omvang van de toeslag of korting in het totaal pensioeninkomen (inclusief AOW) aanzienlijk kleiner dan voor hoge inkomens.

– Als gekozen wordt voor spreiding van inkomensaanpassingen, dan is de onzeker-heid in de eerste jaren na transitie kleiner dan in de latere jaren. Dit leidt tot hogere volatiliteit op hogere leeftijd, tenzij de toedeling van overrendementen dat weer compenseert.

Inkomenseffect bij invaren en de keuze van het projectierendement

– Bij invaren bij een dekkingsgraad van 100 procent kan een initiële toeslag worden verleend door een projectierendement te hanteren dat hoger ligt dan de risicovrije rente. Deze toeslag gaat wel ten koste van uitkeringen in latere jaren.

– Bij invaren bij een dekkingsgraad lager dan 100 procent kan een hoger projectie-rendement gebruikt worden om verlaging van ingegane uitkeringen te voorkomen.

Ook dat gaat ten koste van de uitkeringen van dezelfde deelnemers in latere jaren.

– Als de dekkingsgraad bij invaren afwijkt van 100 procent, kunnen gelijke jaarlijkse inkomensaanpassingen na invaren en gelijke inkomensaanpassingen bij invaren alleen bereikt worden door vermogensverschuiving toe te laten ten opzichte van de waarde van de aanspraak in de uitkeringsovereenkomst.

– Het door het inzetten van een hoger projectierendement voorkomen van kortingen bij invaren bij een dekkingsgraad van 95 procent vergroot de eerdergenoemde kans op korten tot 39 procent en de kans op een korting van meer dan 1 procent tot 24 procent.

Afdekken van renterisico

– Procentueel gelijke jaarlijkse (verwachte) inkomensveranderingen voor alle oudere deelnemers veronderstelt in het SPO dat het beschermingsrendement van

gepensioneerden het renterisico volledig afdekt.

– Renterisico kan desalniettemin worden genomen via toedeling van overrende-menten die ontstaan als de rente-exposure in de collectieve beleggingsporte-feuille niet precies samenvalt met de som van alle beschermingsrendementen.

Het renterisico delen jong en oud dan op dezelfde wijze als de overige overrendementen.

Vergelijken inkomens SPO met inkomens in uitkeringsovereenkomst

– Als ingevaren wordt bij een dekkingsgraad van 100 procent, is de uitkering in een SPO met grote kans hoger dan die in een uitkeringsovereenkomst, doordat in een SPO eerder toeslagen worden gegeven.

– Als bij een dekkingsgraad rond 95 procent ingevaren wordt in een SPO met opslag op het projectierendement, zal de uitkering in de eerste jaren ook veelal hoger liggen dan in het nFTK. Op lange termijn kunnen de uitkeringen in de nFTK-uitkeringsovereenkomst hoger liggen vanwege de bufferopbouw in het nFTK.

De resultaten in dit paper kunnen op vele manieren worden uitgebreid. Bij initiële dekkingsgraden die substantieel hoger liggen dan 100 procent kunnen de inkomens-effecten onderzocht worden van het geleidelijk uitkeren van het extra vermogen door dit initieel in het spreidingsmechanisme te laten neerslaan alsof overrendementen voor invaren zijn gespreid. Daarnaast is het mogelijk om de afdekking van renterisico nader te onderzoeken, zowel bij nominale doelstellingen zoals in dit paper als bij doelstellingen in termen van koopkracht. In vervolgonderzoek kunnen ook de effec-ten van keuzes effec-ten aanzien van de vul- en toedeelregels van de solidariteitsreserve worden meegenomen en kunnen de effecten van een compensatiedepot in verband met de afschaffing van de doorsneesystematiek aan de orde komen.

Referenties

A.G. Balter, J. Bonenkamp en B. J.M. Werker (2021), ‘De transitie naar het nieuwe Nederlandse pensioenstelsel’, Netspar Design paper 185.

J. Bonekamp, A.L. Bovenberg, T. Nijman en B. Werker (2017), ‘Welke vaste dalingen en welk beleggingsbeleid passen bij gewenste uitkeringsprofielen in verbeterde premieregelingen?’, Netspar Design Paper 86.

D. Boeijen, L. Frehen, W. van Wel, C. van Ewijk, J. Bonekamp en J. van Valkengoed (2017),

‘Heterogeniteit in doorsneeproblematiek: Hoe pakt de transitie naar degressieve opbouw uit voor verschillende pensioenfondsen?’, Netspar Design paper 67 - februari 2017.

B. Werker, T. Nijman, M. Lever, T. Kocken, S. van Hoogdalem, A.L. Bovenberg, K. Bouwman, J.

Bonenkamp, D. Boeijen, en A.G. Balter (2019), ‘De bepaling van de marktwaarde van bestaande aanspraken in een uitkeringsovereenkomst’, Netspar Occasional paper-03 / 2019.

Onderkant formulier

A.L. Bovenberg en T.E. Nijman (2019), ‘Indexeren zonder herverdeling’, Economische Statistische Berichten Pensioen Special 104, 2019.

A.L. Bovenberg en T.E. Nijman (2019) ‘Eerder indexeren is mogelijk maar misschien niet wenselijk’, 2019, Economische Statistische Berichten Pensioenen Special 104 (4777).

R. van Gastel, N. Kortleve, T.E. Nijman en P. Schotman (2021), ‘Een reële oriëntatie van het nieuwe pensioencontract’, Netspar Paper, te verschijnen

L. Metselaar, A. Nibbelink en P. Zwaneveld (2020), ‘Het doorontwikkelde contract: beschrijving van varianten, opties en resultaten’, CPB Achtergronddocument.

S. Muns, (2021), ‘Geheugenloos spreiden met gelijke aanpassingen’, te verschijnen als Netspar Design Paper.

A. Pelsser, R. Mehlkopf en S. van Bilsen (2021). ‘De voordelen van de solidariteitsreserve ontrafeld’, Netspar Design paper, te verschijnen.

A. Riedl, P. Bokern, J. Linde, H. Schmeets en P. Werner (2021). ‘A survey of risk attitudes measures and their relation to field behaviour’, Netspar Survey Paper58.

Appendices