• No results found

Hoofdstuk 2. Civielrechtelijke beschermingsbevelen

2.6. Samenvatting

Tabel 2.10. Logistische regressie van de relatieve kans (odds) op afwijzing beschermingsbevel¹ Variabelen B (S.E.) Odds ratio

(Exp B) 95% betrouwbaarheidsinterval voor Exp B Laagste Hoogste Meerdere slachtoffers -0,608 (0,668) 1,836 0,495 6,808 Eerder beschermingsbevel -1,299 (0,713) 3,666 0,906 14,832 Verweer gedaagde 2,517 (0,671) 12,393 3,324 46,210

¹ n=108 zaken na ‘listwise deletion’ gebaseerd op n=177

2.6. Samenvatting

De belangrijkste resultaten van dit hoofdstuk kunnen als volgt worden samengevat: Aantallen civiele beschermingsbevelen:

1) Uit de registratie van de Raad voor de Rechtspraak blijkt dat er in de periode 1 april 2011 t/m 1 april 2012 in heel Nederland 338 kort gedingzaken zijn afgedaan waarbij een straat- of contactgebod werd geëist. Dit zijn minder zaken dan in de voorgaande jaren. Het gemiddelde in het voorgaande decennium lag namelijk rond de 433 behandelde zaken per jaar.

2) De registratie van de Raad is aan de ene kant een onderschatting van het aantal civiele beschermingsbevelen, vanwege de onderregistratie door bepaalde rechtbanken. Hier kon niet voor worden gecorrigeerd. Aan de andere kant is het ook een overschatting, omdat alle zaken waarin een civiel beschermingsbevel werd gevorderd in de lijst zijn opgenomen, ongeacht of het bevel ook daadwerkelijk is opgelegd of niet. Uit het aanvullende dossieronderzoek onder 230 dossiers, bleek dat ongeveer 58% van de behandelde zaken uiteindelijk resulteerde in een beschermingsbevel. Wanneer we dit percentage extrapoleren naar landelijke cijfers (58% van 338 zaken), dan zijn er in de referentieperiode in 196 zaken civiele beschermingsbevelen opgelegd. Nogmaals, dit is waarschijnlijk een onderschatting in verband met de onderregistratie. In de praktijk worden jaarlijks waarschijnlijk meer civiele beschermingsbevelen afgegeven.

Zaakkenmerken:

3) Civiele kort gedingzaken waarin een beschermingsbevel werd opgelegd kenmerkten zich door een opvallende man/vrouw-verhouding, zowel aan de kant van de gedaagden (91,7% man) als aan de kant van de eisers (82,7% vrouw). Wellicht zijn deze spiegelbeeldige verhoudingen te verklaren door het feit dat veel partijen (83,5%) een (voormalige) affectieve relatie met elkaar hadden.

4) Een andere opvallende bevinding is dat bijna 1/3e van de gedaagden al eens eerder een beschermingsbevel opgelegd had gekregen. Sommige van deze bevelen zijn opgelegd naar

39 aanleiding van hetzelfde incident, maar anderen getuigen van een problematiek die al langer speelt en de ineffectiviteit van bepaalde eerdere beschermingsbevelen.

5) De dossiers geven verder weinig aanleiding om een stormloop op Europese civielrechtelijke beschermingsbevelen te verwachten, althans niet vanuit Nederland. De populatie lijkt voornamelijk te bestaan uit mensen met (mede) de Nederlandse nationaliteit en ook qua woonplaats van partijen zijn er geen aanwijzingen voor een mogelijke internationale dimensie. In de vijf zaken die wellicht toch een internationale dimensie zouden kunnen krijgen betrof het bovendien niet EU landen.

Aard en inhoud civiele beschermingsbevelen:

6) Contactverboden worden het vaakst opgelegd. In niet minder dan 90,2% van de zaken werd een contactverbod uitgesproken, op de voet gevolgd door de gebiedsverboden (86,5%).

7) De manier waarop civiele contactverboden worden geformuleerd kent een grote variatie. Het varieert van erg beknopte aanwijzingen (‘op enigerlei wijze contact op te nemen met de vrouw’), tot verboden die het gewraakte gedrag van gedaagde tot in detail weergeven, allerlei voorbehouden in ogenschouw nemen en rekening houden met de omstandigheden van het geval. De meeste contactverboden zijn bedoeld om een zo ruim mogelijke bescherming te bieden (alle vormen van contact zijn verboden).

8) Ook de formulering van civiele gebiedsverboden varieert behoorlijk. De reikwijdte van een gebiedsverbod kan een enkele straat betreffen, maar ook een dorp, een gemeente of zelfs een hele provincie.

9) Naast contact- en gebiedsverboden werden ook andere verboden opgelegd, zoals benaderverboden, het verbod zich lasterlijk, smadelijk of beledigend over de eiser uit te laten, een locatieverbod, een verbod zich in een bepaald gebied te vestigen en een verbod om tijdens evenementen aanwezig te zijn.

10) De formulering van civiele beschermingsbevelen roept soms vraagtekens op. Zo is onduidelijk hoe een gebiedsverbod afgebakend door een straal kan worden gehandhaafd. En wanneer bevindt iemand zich precies ‘in de directe omgeving’ van iets of iemand?

11) De duur van het beschermingsbevel varieerde van minimaal 3 tot maximaal 36 maanden met een gemiddelde duur van 11 maanden. Een aantal keer stond er helemaal geen tijdsaanduiding in het vonnis.

12) Civiele beschermingsbevelen werden doorgaans versterkt met behulp van een dwangsom (87,2%). Lijfsdwang werd zelden opgelegd als executiemiddel (4,6%). In 6% van de zaken werd er helemaal geen executiemiddel opgelegd, ofwel omdat eiser hier niet om vroeg, ofwel omdat de voorzieningenrechter hier ‘onvoldoende grond’ voor aanwezig achtte.

13) In bijna de helft van de zaken (45,9%) van de zaken werd de eiser gemachtigd om met behulp van de sterke arm het beschermingsbevel ten uitvoer te leggen. In zaken waarin een dergelijke machtiging ontbrak, had de eiser hier dikwijls zelf niet om gevraagd. Toch waren er ook zaken waarin de eiser wel om een machtiging vroeg, maar die niet toegewezen kreeg.

40 14) In 68,4% van de zaken moesten de partijen de eigen proceskosten dragen (compensatie), vaak ondanks het feit dat de eiser in het gelijk was gesteld. Reden hiervoor was meestal gelegen in de (voormalige) relatie van partijen. In 28,6% moest de gedaagde – als de in het ongelijk gestelde partij – de proceskosten van beide partijen voldoen.

Verbanden tussen zaakkenmerken en toe- of afwijzen civiel beschermingsbevel

15) Met behulp van de chi-kwadraat toets en correlaties werd gezocht naar verbanden tussen zaakkenmerken en het toe- of afwijzen van een civiel beschermingsbevel. Vaak waren deze analyses onmogelijk, omdat er te weinig variatie in de dossiers was. Uit de analyses die wel konden worden uitgevoerd bleek dat enkele variabelen significant samenhingen met de uitkomst van het geding. In de volgende situaties wees de voorzieningenrechter het beschermingsbevel vaker toe:

wanneer het dossier melding maakte van meerdere ‘slachtoffers’;

wanneer de gedaagde in een eerder stadium ook al een beschermingsbevel opgelegd had gekregen;

wanneer de gedaagde niet aanwezig was tijdens het vonnis, dan wel geen inhoudelijk verweer voerde.

16) Uit de daaropvolgende logistische regressie analyse waarbij alle drie de variabelen tegelijkertijd werden ingevoerd bleek dat alleen de variabele ‘verweer gedaagde’ overbleef als factor die van invloed was op de beslissing van de voorzieningenrechter.

41