• No results found

1. Met inachtneming van het bepaalde in het algemeen deel van deze regeling omvat de prope-deutische fase de volgende onderwijseenheden met daarbij vermeld het betreffende semester (x)

en de studielast in EC (totaal 60):

- PWB1060 Inleiding pedagogiek (1) ... 4

- PWB1050 Inleiding onderwijswetenschappen (1) ... 4

- PWB1290 Inleiding orthopedagogiek (2) ... 4

- PWB1300 Inleiding diagnostiek (2) ... 4

- PWB1260 Motorische en perceptuele ontwikkeling (1) ... 4

- PWB1280 Sociaal-emotionele en morele ontwikkeling (2) ... 4

- PWB1270 Cognitieve en taalontwikkeling (2) ... 4

- PWB1040 Wijsgerige en historische context (1) ... 4

- PWB1190 Inleiding wetenschappelijk onderzoek (1) ... 4

- PWB1200 Analyse 1 (1) ... 4

- PWB1240 Analyse 2 (2) ... 4

- PWB1210 Academische vaardigheden 1 (1) ... 5

- PWB1250 Pedagogisch handelen en klassenmanagement (2) ... 4

- PWPO070 PWPO bachelorstage 1 (1 en 2). ... 7

2. Een beschrijving van de in lid 1 genoemde onderwijseenheden, inclusief contacturen, onderwijs-vormen, tentamenvormen en (samenvatting van) leerdoelen, is opgenomen in de studiegids van de opleiding. 3. Studenten participeren tijdens de bacheloropleiding gedurende 24 uur als proefpersoon in weten-schappelijk onderzoek dat plaatsvindt op de faculteit. Artikel 9.6 Samenstelling programma postpropedeutische fase 1. Met inachtneming van het bepaalde in het algemeen deel van deze regeling omvat de postpropedeutische fase de volgende onderwijseenheden met daarbij vermeld het betreffende semester (x) en de studielast in EC (totaal 120): B2-jaar ... 60

- PWB2260 Sociaal culturele context (1) ... 4

- PWB3220 Wetenschapsfilosofie (1) ... 4

- PWB2270 Ontwikkelingsproblemen (1) ... 4

- PWB2280 Leerproblemen (2) ... 4

B3-jaar* ... 60

- PWB3350 Juridische en ethische context (1) ... 4

- PWB2240 Neuropsychology (1) ... 4

- PWB3370 Coaching (1) ... 4

- PWB3360 Analyse 4 (1) ... 4

- PWPO bachelorstage 3 (1 en 2) ... 10

- Beroepsvaardigheden 3 PWPO (1) ... 8

- PWB3100 Bachelorthesis (2) ... 10

- Didactiek 5 (1) ... 4

- Didactiek 6 (1) ... 4

- Didactiek 7 (2) ... 4

- Didactiek 8 (2) ... 4 *ontbrekende cursuscodes worden opgenomen in de OER 2019-2020.

2. De in artikel 9.6 lid 1 genoemde titels van onderwijseenheden zijn onder voorbehoud.

3. Een beschrijving van de in lid 1 genoemde onderwijseenheden, inclusief contacturen, onderwijs-vormen, tentamenvormen en (samenvatting van) leerdoelen, is opgenomen in de studiegids van de opleiding.

4. In afwijking van het bepaalde in artikel 3.3., lid 2 kent de opleiding geen vrije ruimte.

Artikel 9.7 Deelname aan het onderwijs

1. In beginsel geldt voor deelname aan het onderwijs:

a. deelname aan hoor- en responsiecolleges is facultatief;

b. deelname aan werkgroepen is facultatief. Een uitzondering geldt voor werkgroepen van het vaardigheidsonderwijs. Deelname aan deze werkgroepen is verplicht.

2. De invulling van de deelnameverplichting en de eventuele sancties die verbonden zijn aan het niet naleven van deze verplichting dienen aangegeven te worden in de cursushandleiding van de betreffende onderwijseenheid.

3. Indien niet is voldaan aan de in lid 2 genoemde voorwaarden kan er geen sprake zijn van een deel-nameverplichting.

Artikel 9.8 Generieke vrijstellingen

De opleiding kent geen generieke vrijstellingen.

Paragraaf 10 Toetsing

Artikel 10.1 Deelname aan tentamens

1. Indien een student in een academisch jaar niet slaagt voor een onderwijseenheid, kan hij/zij in het volgend academisch jaar opnieuw aan het tentamen deelnemen. In dat geval wordt de dat jaar geldende inhoud getoetst of de inhoud van een door de opleiding als vervanging aangewezen onderwijseenheid.

2. Over het in lid 1 gestelde kan door de examencommissie een afwijkende beslissing genomen worden, indien de student door bijzondere omstandigheden niet in de gelegenheid is geweest aan de geboden gelegenheden deel te nemen en de voortgang van de studie hierdoor ernstig belemmerd zou worden. Alvorens een dergelijk besluit te nemen, wint de examencommissie advies in bij de studieadviseur over de omstandigheden en de studievoortgang.

DEEL 4 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Paragraaf 11 Slotbepalingen

Artikel 11.1 Vangnetregeling en hardheidsclausule

1. In alle gevallen waarin deze regeling niet of niet voldoende voorziet beslist de decaan.

2. De examencommissie dan wel de decaan is bevoegd om in alle gevallen waarin deze regeling voor individuele studenten leidt tot onredelijkheid en/of onbillijkheid, ten voordele van de student een uitzondering te maken op de OER.

Artikel 11.2 Vaststelling en wijzigingen

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 7 van de Structuurregeling van de Radboud Universiteit, wordt deze regeling vastgesteld of gewijzigd door de decaan nadat de opleidingscommissie daarover heeft geadviseerd en de facultaire gemeenschappelijke vergadering daarmee heeft ingestemd.

2. Een wijziging van deze regeling kan in bijzondere gevallen betrekking hebben op het lopende studiejaar, echter alleen als de belangen van de studenten daardoor niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 11.3 Bekendmaking

1. De decaan draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling en van eventuele wijzigingen.

2. Elke belanghebbende kan op de website van de faculteit de OER raadplegen.

Artikel 11.4 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 september 2018.

De eerder voor genoemde opleiding vastgestelde onderwijs- en examenregelingen komen per die datum te vervallen.

Aldus vastgesteld door de decaan op 21 juni 2018.

BIJLAGE 1 JUDICIUM

Artikel 1 Regeling

1. Met inachtneming van het in dit artikel bepaalde is de examencommissie het orgaan dat vaststelt of een, en zo ja welk, judicium wordt toegekend.

2. Het judicium:

a. ‘cum laude’ wordt toegekend als de gewogen gemiddelde uitslag van de eindbeoordeling van de in lid 3 bedoelde onderwijseenheden groter is dan of gelijk is aan 8,0; óf

b. ‘summa cum laude’ wordt toegekend als de gewogen gemiddelde uitslag van de eindbeoordeling van de in lid 3 bedoelde onderwijseenheden groter is dan of gelijk is aan 9,0.

3. Het judicium wordt berekend over alle onderdelen van het examenprogramma waarvoor een cijfer is toegekend op een schaal van 1 tot en met 10, met uitzondering van de extra curriculaire onder-delen.

4. Als weegfactor bij de berekening van het gewogen gemiddelde uitslag geldt het aantal EC van de onderwijseenheid als bedoeld in lid 3, tenzij in het opleidingsspecifiek deel anders is bepaald.

5. Het judicium wordt niet toegekend indien meer dan 10 procent van de totale studielast van het examenprogramma (zijnde een of meer onderwijseenheden) is herkanst óf als tentamens meer dan eenmaal zijn herkanst, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie om gemotiveerd anders te beslissen.

6. Het judicium wordt niet toegekend indien bij een van de onderdelen van het gehele examen-programma fraude is geconstateerd.

BIJLAGE 2 STUDIEADVIES EERSTE JAAR

Artikel 1 Studieadvies eerste jaar

1. De commissie Studieadvies eerste jaar brengt namens de decaan aan het einde van het eerste studiejaar waarin een student staat ingeschreven voor de propedeutische fase van de voltijdse bacheloropleidingen, uiterlijk op 31 augustus, een advies uit over de voortzetting van de opleiding, zoals bedoeld in artikel 7.8b van de wet WHW.

2. De propedeutische fase van de opleiding omvat het programma van het eerste studiejaar van de bacheloropleiding met een studielast van 60 EC.

3. De commissie Studieadvies eerste jaar brengt een positief studieadvies uit aan de student die ten minste 42 EC van de in het tweede lid bedoelde propedeutische fase van de bacheloropleidingen van de FSW heeft behaald.

4. De commissie Studieadvies eerste jaar brengt aan de student die niet voldoet aan de voorwaarde genoemd in het derde lid een negatief studieadvies uit, tenzij er sprake is van bijzondere persoonlijke omstandigheden zoals bedoeld in artikel 3 van deze regeling. Aan het negatieve advies wordt een bindende afwijzing verbonden.1

5. De commissie Studieadvies eerste jaar brengt een voornemen inzake een bindend afwijzend studieadvies ter kennis van de student en stelt de student in de gelegenheid te worden gehoord, voordat het bindend afwijzende studieadvies wordt uitgebracht.

6. Om te bepalen of het aantal vereiste EC bedoeld in het derde lid is behaald, worden EC toegekend voor vrijstellingen, niet meegerekend. De examencommissie kan bij het verlenen van de vrij-stellingen anders bepalen en vervangende of aanvullende eisen stellen.

7. Het horen van studenten geschiedt door de commissie Studieadvies eerste jaar.

8. De commissie Studieadvies eerste jaar brengt aan studenten die zich na 31 januari inschrijven voor een voltijdse opleiding het bindend studieadvies uit aan het eind van het tweede studiejaar. De commissie Studieadvies eerste jaar brengt dan een positief advies uit indien de propedeuse is behaald.

9. De decaan is ten aanzien van het in deze regeling bedoelde studieadvies bevoegd nadere regels vast te stellen voor studenten die zijn ingeschreven voor een bij of krachtens deze regeling erkende dubbelstudie.

10. Studenten die de inschrijving beëindigen vóór 1 maart ontvangen dat studiejaar geen studieadvies.

Indien zij zich een volgend studiejaar opnieuw inschrijven voor deze opleiding ontvangen zij het bindend studieadvies aan het einde van dat tweede studiejaar. Het bepaalde in de laatste volzin van het achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

11. Tegen de bindende afwijzing kan een student binnen zes weken beroep aantekenen bij het College van Beroep voor de examens. Het beroep heeft geen schorsende werking.

1 Het negatieve advies betreft een bindende afwijzing voor alle bacheloropleidingen: PW, PWPO en PW ALPO.

Artikel 2 Voorlopig advies

1. De commissie Studieadvies eerste jaar brengt na afloop van het eerste semester, vóór 1 maart, aan de student vooruitlopend op het advies bedoeld in artikel 1 van deze regeling, een voorlopig studieadvies uit op basis van de tot dan toe geregistreerde resultaten.

2. Het voorlopig studieadvies is vooral als waarschuwing bedoeld voor studenten die onvoldoende studievoortgang hebben geboekt. De daarvoor in aanmerking komende studenten worden uitge-nodigd voor een gesprek met de studieadviseur om te bezien op welke wijze het studieresultaat kan worden verbeterd dan wel welke andere opleiding een alternatief zou kunnen zijn.

Artikel 3 Persoonlijke omstandigheden

1. Bij het besluit over de bindende afwijzing betrekt de commissie Studieadvies eerste jaar in de afweging de persoonlijke omstandigheden bedoeld in artikel 2.1 van het Uitvoeringsbesluit WHW, voor zover deze omstandigheden onverwijld door of namens betrokkene zijn gemeld aan de studie-adviseur, een studentendecaan of een andere daartoe aangewezen persoon. Aan de student kan worden gevraagd het beroep op persoonlijke omstandigheden nader te onderbouwen of aan-nemelijk te maken.

2. Als persoonlijke omstandigheden komen uitsluitend in aanmerking de omstandigheden die bij of krachtens de wet zijn genoemd.

Artikel 4 Duur afwijzing

1. Studenten die een negatief bindend studieadvies hebben ontvangen mogen zich gedurende een periode van drie jaren niet meer inschrijven voor de desbetreffende bacheloropleiding, dan wel voor door de decaan aan te wijzen bacheloropleidingen die de desbetreffende propedeutische fase geheel of gedeeltelijk gemeen hebben.

2. Indien een student zich na de periode genoemd in het eerste lid opnieuw inschrijft voor de opleiding geldt dat voor toepassing van deze paragraaf als een eerste inschrijving en zijn de desbetreffende bepalingen onverkort van toepassing.

Artikel 5 Geen bindende afwijzing of aanhouding beslissing

1. Op grond van de omstandigheden, genoemd in artikel 3 van deze regeling kan de decaan, gehoord de commissie Studieadvies eerste jaar, besluiten aan een negatief advies geen bindende afwijzing te verbinden. Ook kan de decaan, gehoord de genoemde commissie, op grond van genoemde om-standigheden, besluiten aan een negatief advies vooralsnog geen bindende afwijzing te verbinden.

2. Indien aan het negatief studieadvies vooralsnog geen bindende afwijzing als bedoeld in lid 1 is verbonden, brengt de commissie Studieadvies eerste jaar voor het einde van het tweede studiejaar alsnog een studieadvies zoals bedoeld in artikel 1 uit indien op dat moment niet alle 60 EC van de propedeutische fase zijn behaald.

BIJLAGE 3 FRAUDEREGELING Paragraaf 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Doel van de regeling

1. Ter voorkoming van fraude bij tentamens en examens als bedoeld in artikel 7.126 WHW stelt het college van bestuur van de Radboud Universiteit (hierna: RU) de navolgende regeling vast.

2. Ten behoeve van de harmonisatie van de bepalingen in deze regeling tussen faculteiten is de regeling door het college van bestuur opgesteld als pas-toe-leg-uit-regeling.

Artikel 2 Reikwijdte van de regeling

1. Deze regeling is van toepassing op (de studenten van) de initiële opleidingen van de RU.

2. Bij afzonderlijke beslissing van het college van bestuur kunnen onderdelen van deze regeling mutatis mutandis van toepassing worden verklaard op overig onderwijsaanbod van de RU.

Artikel 3 Begripsbepalingen

De in deze regeling voorkomende begrippen hebben, indien die begrippen ook voorkomen in de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (hierna: de WHW) de betekenis die de WHW daaraan geeft.

Paragraaf 2 Definitie fraude, procedure en sancties

Artikel 4 Definitie van fraude

1. Onder fraude wordt bij de RU verstaan elk handelen of nalaten van een student dat naar zijn aard is gericht op het geheel of gedeeltelijk onmogelijk maken van een juist oordeel over kennis, inzicht en vaardigheden van de student, of van een andere student.

2. Onder fraude wordt in ieder geval verstaan:

a. fraude bij het afleggen van schriftelijke tentamens, waaronder

- het tot zijn beschikking hebben van niet toegestane hulpmiddelen als bedoeld in de Regeling Huisregels Tentamenruimten RU;

- afkijken of uitwisselen van informatie;

- zich uitgeven voor iemand anders, of zich door iemand anders laten vertegenwoordigen tijdens het tentamen;

b. fraude bij het maken van scripties en andere werkstukken, waaronder

- plagiaat in de zin van het gebruik maken dan wel overnemen van andermans teksten, gegevens of ideeën zonder volledige en correcte bronvermelding, plagiaat in de zin van het overnemen van werk van een andere student en dit presenteren als eigen werk en overige wetenschap specifieke vormen van plagiaat; voorzover het leidt tot het bedoelde in lid 1.

- het fabriceren (verzinnen) en/of falsificeren (verdraaien) van onderzoeksgegevens;

- het indienen van een scriptie of een ander werkstuk die /dat door een ander is geschreven.

c. overige fraude bij toetsing en examinering, waaronder

- zich in het bezit stellen van de opgaven, antwoordmodellen en dergelijke voorafgaande aan het tijdstip van het tentamen of examen;

- het veranderen van antwoorden bij de opgaven in een tentamen of examen nadat het is inge-leverd voor beoordeling;

- het verstrekken van onjuiste informatie bij verzoeken tot vrijstelling, verlenging geldigheidsduur, en dergelijke, van een tentamen of examen.

3. Een poging tot fraude wordt eveneens aangemerkt als fraude in de zin van deze regeling.

Artikel 5 Procedure bij vermoeden van fraude

1. Bij een vermoeden van fraude doet de examencommissie of de examinator hiervan terstond mede-deling aan de student. Wordt het vermoeden van fraude tijdens het afnemen van een tentamen of examen vastgesteld, dan wordt de student door de examencommissie of de examinator in de gelegenheid gesteld het tentamen of examen af te maken.

2. De examencommissie of de examinator kan de student gelasten om materiaal betreffende het vermoeden van fraude ter beschikking te stellen.

3. De examencommissie of de examinator maakt een verslag op van het vermoeden van fraude. Indien de examinator verslag opmaakt, stuurt hij dit verslag onverwijld door naar de examencommissie.

4. De examinator kan zich laten vervangen door een surveillant of een andere medewerker van de RU.

Artikel 6 Procedure bij onderzoek en vaststellen van fraude

1. De examencommissie stelt het verslag als bedoeld in artikel 5 onverwijld ter beschikking van de student en stelt hierop een onderzoek in. De examencommissie stelt de student in de gelegenheid schriftelijk te reageren op het verslag. De examencommissie hoort de examinator en de student.

2. Binnen vier weken na het ter beschikking van de student stellen van het verslag, beslist de examencommissie of sprake is van fraude. De examencommissie stelt de student en de examinator schriftelijk op de hoogte van haar beslissing. De termijn van vier weken kan met twee weken worden verlengd.

3. De examencommissie verklaart, indien fraude is vastgesteld, het desbetreffende tentamen of exa-men ongeldig.

4. De examencommissie vermeldt, indien fraude is vastgesteld, de vaststelling van fraude en de opge-legde sancties in het studentendossier van de student.

Artikel 7 Sancties

1. Indien door de examencommissie fraude is vastgesteld, kan de examencommissie:

a. bepalen dat de student een of meer tentamens of examens niet mag afleggen gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste een jaar;

b. bepalen dat op het getuigschrift geen judicium wordt toegekend;

c. aan de Dean van de Honours Academy voorstellen te bepalen dat de student niet tot het honours-programma van de universiteit of de faculteit zal worden toegelaten dan wel voorstellen dat de deelname van de student aan het honoursprogramma van de universiteit of de faculteit wordt beëindigd.

Indien door de examencommissie ernstige fraude is vastgesteld, kan de examencommissie tevens d. aan het college van bestuur voorstellen om de inschrijving van de student voor een opleiding

definitief te beëindigen.

2. Na door de examencommissie vastgestelde ernstige fraude, kan het college van bestuur op voorstel van de examencommissie de inschrijving van de student voor een opleiding definitief beëindigen.

3. De sancties als bedoeld in deze bepaling worden opgelegd met ingang van de dag volgend op de datum waarop de beslissing tot het opleggen van de sancties aan de student is bekendgemaakt.

Paragraaf 3 Overgangsbepalingen

Niet van toepassing.

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 8 Beslissingen en rechtsbescherming

1. Beslissingen op grond van deze regeling kunnen digitaal en/of per e-mail aan de student worden verzonden.

2. Tegen beslissingen op grond van deze regeling kan door de student binnen zes weken na dag-tekening van de desbetreffende beslissing beroep worden aangetekend bij het college voor beroep van de examens (CBE).

Artikel 9 Vaststelling en wijziging

1 . Deze regeling is vastgesteld door het college van bestuur volgens het pas-toe-leg-uit principe.

2. Voor zover de inhoud van deze regeling betreft de taken en bevoegdheden van de decaan van de faculteit of de taken en bevoegdheden van de examencommissie van de opleiding, behoeft die inhoud tevens de bekrachtiging van die decaan of die examencommissie. Zonder uitleg van de decaan of de examencommissie als bedoeld in lid 1 vindt bekrachtiging plaats vijf maanden na vast-stelling van de regeling.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 9, treedt deze regeling in werking op 1 september 2018.

Deze regeling treedt dan in de plaats van voorgaande regelingen.

Artikel 11 Bekendmaking

1. Het college van bestuur zorgt voor een passende bekendmaking van deze regeling alsmede van eventuele wijzigingen.

2. Ten behoeve van een adequate en heldere informatievertrekking aan de (aspirant-) student nemen de decaan en de examencommissie deze regeling jaarlijks op als bijlage bij de onderwijs- en examen-regeling (OER) én als bijlage bij de Regels en Richtlijnen (RR) van de opleiding.

BIJLAGE 4 REGELING TENTAMENRUIMTEN RU Paragraaf 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Doel van de regeling

1. Ten behoeve van de goede gang van zaken tijdens het afnemen van tentamens in de tentamen-ruimten van de Radboud Universiteit (hierna: RU) stelt het college van bestuur van de RU de navolgende regeling vast.

2. Ten behoeve van de harmonisatie van de bepalingen in deze regeling tussen faculteiten is de regeling door het college van bestuur opgesteld als pas-toe-leg-uit-regeling.

Artikel 2 Reikwijdte van de regeling

1. Deze regeling is van toepassing op (de studenten van) de initiële opleidingen van de RU.

2. Bij afzonderlijke beslissing van het college van bestuur kan deze regeling mutatis mutandis van toe-passing worden verklaard op overig onderwijsaanbod van de RU.

Artikel 3 Begripsbepalingen

De in deze regeling voorkomende begrippen hebben, indien die begrippen ook voorkomen in de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (hierna: de WHW) de betekenis die de WHW daaraan geeft.

Artikel 4 Examinatoren en surveillanten

1. Voor het toezicht op en de uitvoering van het bepaalde in deze regeling wijst de betreffende examencommissie tenminste één examinator aan. Namens die aangewezen examinator(en) kunnen in de tentamenruimten ook één of meer door of namens het college van bestuur ingezette surveil-lanten aanwezig zijn.

2. Bij de inzet van surveillanten als bedoeld in lid 1 is de betreffende examinator tevens in de examen-ruimte aanwezig dan wel, in voorkomende gevallen, bereikbaar.

Artikel 5 Richtlijnen en voorschriften

Deze regeling bevat richtlijnen in de zin van artikel 7.12 b WHW. Op de examinator rust de plicht om de in deze regeling neergelegde richtlijnen na te leven.

Artikel 6 Voorschriften en aanwijzingen

1. Deze regeling bevat voorschriften in de zin van artikel 7.57h WHW. Ook kan de examinator de student aanwijzingen geven. Op de student rust de plicht om de in deze regeling neergelegde voor-schriften en aanwijzingen na te leven.

2. De student die de uit deze regeling voortvloeiende voorschriften niet naleeft of de aanwijzingen niet opvolgt kan tevens door of namens de examinator de toegang tot de tentamenruimte worden

2. De student die de uit deze regeling voortvloeiende voorschriften niet naleeft of de aanwijzingen niet opvolgt kan tevens door of namens de examinator de toegang tot de tentamenruimte worden