laatste genoegzaam wedersprooken wordt. Ondertusschen zegt
EICHHORN(*): ‘De
Consonanten (der Samaritaansche Handschriften) zyn heel eenvouwig, zonder
eenige versieringen of krullen: geen één is 'er opgehangen, of omgekeerd, grooter
of kleiner dan zyne nabuuren; daar onze Masorethische Handschriften -literae
majusculae, minusculae, inversae en suspensae hebben.’ Men vergelyke over de
waarde en ouderdom van denSamar. Pent. vooral denzelfden Schryver, §. 382 en
verv. en
J.
M.
LOBSTEINIIObserv. crit. in loca Pentateuchi illustria, uitgegeven te
Giessen en Frankfurt, 1787. - 2.Oude vertaalingen. Van de Grieksche Overzetting,
niet lang geleden op deS. Marcus Bibliotheek te Venetiën gevonden, zegt hy: ‘
DE VILLOISONheeft ze 1784 te Straatsburg uitgegeven.’ Dit is onnaauwkeurig en
onvolledig. V
ILLOISONgaf slechts een gedeelte dezer Overzetting uit, de Spreuken
naamelyk, den Prediker, het Hooglied, Ruth, de Klaagliederen, Daniël, en eenige
uitgezochte plaatzen van denPentateuchus. Op de Overzetting van de Spreuken
gaf
JOHANNES GEORGIUS DAHLER, te Straatsburg, in 1786, eenige Aanmerkingen in
het licht. Eindelyk kwam te Erlangen, in 1790 en 1791, door bezorging van
CHRISTOPH
.
FRIDER.
AMMON, in drie Deelen, de geheele Overzetting van den
Pentateuchus uit. - By het gebruik der Overzettingen by de Kritiek dient men te
onderzoeken de getrouwheid der Vertaalers, welke afschriften zy gebruikt hebben,
hunnen ouderdom, hun plan en bedoelingen, hunne overeenkomst met andere
oorsprongelyke Vertaalingen, hunne volledigheid, en den staat
(*) §. 379.
waar in zy tot ons gekomen zyn; en, daar, by dit Onderzoek, blyken zal, dat ook zy
zeer bedorven zyn, moet de Kritiek ook aan haar hulp bewyzen, om 'er zich te veiliger
van te kunnen bedienen. - 3.Andere getuigenissen van oude Schryveren aangaande
de Bybelboeken, en de aanhaalingen van dezelven in hunne Schriften. Hier wordt
byzonder gesproken van de herhaalingen van het zelfde Stuk in latere boeken van
den Kanon - van deMasora - de schriften van
JOSEPHUSen
PHILO- denThalmud
en deRabbynen - de Kerkvaders
ORIGENES,
HIERONYMUS, en anderen, omtrent
welker gebruik echter eenige gegronde waarschuwingen gegeven worden - byzonder
by het N.T. nogDichters, die 'er gebruik van gemaakt hebben, zoo als
NONNUS, enz.
- en eindelykGrammatici, als
HESYCHIUS,
SUIDAS,
PHAVORINUS. - Het verwondert
ons, dat de Schryver onder de hulpmiddelen niet opgeteld heeft dekritische
conjecture, dewyl hy zelf, beneden §. 51, daar van, onder de behoorlyke bepaalingen,
niet afkeerig toont te zyn. Over het algemeen is ons dit gedeelte der Verhandeling,
waarin dehulpmiddelen der Kritiek opgegeven worden, oppervlakkig en onvolledig
voorgekomen. De Heer
HERINGAspreekt 'er of te uitvoerig, of te kort, van. Hy had
of alleen na andere Schryvers moeten verwyzen, die het Stuk volledig hebben
behandeld, of, zoo zyne voorgangers hem niet voldeeden (hoewel wy toch niet zien
kunnen, dat hy ééne nieuwe aanmerking hier omtrent te berde gebragt heeft) dan
had hy het gezetter en vollediger moeten behandelen.
§. 38-60.De wyze, waar op de Kritiek de gezegde hulpmiddelen gebruiken moet,
aangewezen, en door eenigegeschikte voorbeelden opgehelderd. Eerst worden
hier devereischten van een' goeden beoefenaar der bybelsche Kritiek opgegeven,
welke zyn,schranderheid van oordeel, uitgebreide kundigheden, naauwkeurige
onpartydigheid, en bescheidenheid: voorts eenige regels, naar welke hy zyn oordeel
schikken moet over deechtheid van de boeken des O. en N.T.; over de taalen,
waarin zyoorsprongelyk geschreven zyn; over de echtheid en ware lezing van
groote of kleineschriftplaatzen en woorden; en over de orde, schikking, en
verdeeling, van de woorden in de H.S.: eindelyk eenige voorbeelden; en wel - 1.
‘proeven, hoe, door deKritiek, schynstrydigheden in den Bybel worden opgelost,
met welke Ongeloovigen 't Godlyk woord
bestryden, doch die men antwoorden mag, dat zy niet de H.S. zelve, maar alleen
de gewoone uitgaaf, raken.’ Zoo neemt de lezing van den Samaritaanschen tekst,
Gen. XI:32,honderd vyf-en-veertig jaren, de strydigheid met Kap. XI:26 weg. Zoo
kan men, ter wegneeming van strydigheid met andere plaatzen, het zy uit
vertaalingen of handschriften, de volgende lezingen, boven die der gewoone uitgaaf,
kiezen:
MERAB, 2 Sam. XXI:8;
EN DE ZOONEN VAN ARAM(waren)
UZ, enz. 1 Kron. I:17;
VIER
jaren, 2 Sam. XV:7;
DRIEjaren honger, 2 Sam. XXIV:13; twee-en-
TWINTIGjaren,
2 Kron. XXII:2;
AGTTIENjaren, 2 Kron. XXXVI:9; de
DERDEuur, Joh. XIX:14; enz.
enz. - 2. ‘proeven vankritische verbeteringen in onse gewoone uitgaven, door welke
deHebreeuwsche tekst des O.T. overeengebragt wordt met aanhaalingen van
denzelven in het N.T.’ Tot voorbeelden worden hier opgegeven Rom. XV:10, verg.
met Deut. XXXII:43; Hand. II:27-31, XIII:35-37, verg. met Ps. XVI:10; enz. - 3.
‘proeven vanverbeteringen, welke door 't beloop des geschiedverhaals, den aart
der zaak, het redebeleid, enz. als aan de hand gegeven en gebillykt worden.’ Jos.
XXII:34; Richt. VII:18; 2 Sam. V:8; VII:7; 2 Kon. XXV:4; Matth. XXVIII:7; 2 Kor. II:10;
1 Pet. III:20; 2 Pet. II:18, enz. enz. - 4. ‘proeven vanverbeteringen in de gewyde
Dichtstukken, uit de evenredigheid der leden van een vers’ [parallelismus
membrorum]. Ps. XVII:1; XXII:2; XXIV:6; LXV:4; LXXI:13; LXXX:7; CVI:3, 27 enz.
-5. ‘proeven vanverbeteringen in de letterversen’ [carmina Alphabethica]. Ps. XXV:2;
XXXVII:28; CXLV:13, 14. - 6. ‘proeven vanverbeteringen in de orde, schikking, en
verdeeling;’ Ps. XLII en XLIII zyn maar één Dichtstuk; mogelyk ook LXX en LXXI:
voorbeelden vanomzettingen; 2 Kon. XIII moet vs. 7 waarschynlyk tusschen 4 en
5 geplaatst worden; Ps. XXXIV: vs. 17 voor 16; enz. - 7.verbeteringen in de
verdeeling van hoofdstukken en versen; in het plaatsen der zinsnydingen, en
rusttekenen, en in 't verdeelen der woorden. De voorbeelden laaten wy hier weg,
om ons te bekorten: ieder kundig Lezer zal 'er zich zelven genoeg van verzameld
hebben.
(Een Tweede Uittrekzel hier na.)
De tegenwoordige toestand van Europa vergeleken en getoetst
In document
Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1795 · dbnl
(pagina 95-98)