parkeerterrein waar dit slechts met gebruikmaking van een ter plaatse aangebrachte parkeerautomaat is toegestaan
Pl.V
m R 409 a - anders dan voorzien van een door de parkeerautomaat afgegeven parkeerkaart, aangebracht op de voorgeschreven wijze
90 90 35
m R 409 b - terwijl de op de parkeerkaart aangegeven parkeertijd is verstreken
90 90 35
m R 409 c - zonder de aangebrachte parkeerautomaat in werking te stellen
90 90 35
m R 409 d - terwijl de op de parkeerautomaat aangegeven parkeertijd is verstreken
90 90 35
een voertuig dat, met inbegrip van de lading m R 414 a - langer is dan 6 meter of hoger is dan 2,4 meter
parkeren op een plaats, die als schadelijk voor het aanzien van de gemeente is aangewezen
Pl.V 90 35
m R 414 b - langer is dan 6 meter, buiten de vastgestelde tijden, parkeren op een aangewezen weg, waar dit parkeren buitensporig is met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte
Pl.V 90 35
m R 493 een geparkeerd voertuig op een aangewezen weg of weggedeelte, waar dit niet is toegestaan, te koop aanbieden of verhandelen
Pl.V 180
m R 494 een defect voertuig langer dan de vastgestelde termijn op een weg parkeren
Pl.V 90
m R 495 een kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, keetwagen, aanhangwagen of ander dergelijk voertuig op een aangewezen weg waar dit niet is toegestaan, langer dan de vastgestelde termijn te plaatsen of hebben
Pl.V 90
m R 496 een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame op een weg parkeren met als doel handelsreclame te maken
Pl.V 180
m R 592 als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder (duidelijk zichtbare) parkeervergunning, dan wel in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorwaarden
Pl.V 90 90 35
XI. Het plaatsen van fietsen en bromfietsen
p R 412 a een fiets plaatsen anders dan op het trottoir, voetpad, in de berm of door het bevoegde gezag aangewezen plaatsen
27 RVV 1990 35
m R 412 b een bromfiets plaatsen anders dan op het trottoir, voetpad, in de berm of door het bevoegde gezag aangewezen plaatsen
1 2 3 4 5 6 7 8 XII. Signalen
m R 418 als bestuurder van een motorvoertuig geen geel of groen zwaai-, flits- of knipperlicht voeren bij werkzaamheden en omstandigheden, waarbij dit, ingevolge artikel 6 van de Regeling optische en geluidssignalen, verplicht is indien de kans bestaat dat dit motorvoertuig niet tijdig wordt opgemerkt
30 lid 1 RVV 1990 90 90
m R 419 signalen geven in andere gevallen of op andere wijze dan is toegestaan
31 RVV 1990 90 90 60 35 35 90
* R 420 als bestuurder van een motorvoertuig blauw zwaai- of knipperlicht voeren terwijl dat niet is toegestaan
31 RVV 1990 140
ma 140
ma XIII. Gebruik van lichten tijdens het rijden
als bestuurder van een motorvoertuig, bromfiets, snorfiets, een gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een verbrandingsmotor, of een gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een elektromotor en voorzien van een gesloten carrosserie, geen dim- of grootlicht voeren
32 lid 1 RVV 1990
m R 421 a - bij nacht, binnen de bebouwde kom 90 90 60 35
m R 421 b - bij nacht, buiten de bebouwde kom 140 140 95 55
m R 421 c - bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd 140 140 95 55 m R 425 als bestuurder van een motorvoertuig,
bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig groot licht voeren bij dag, bij het tegenkomen van een andere weggebruiker, dan wel bij het op korte afstand volgen van een ander voertuig
32 lid 2 RVV 1990 140 140 95 55
als bestuurder van een motorvoertuig,
bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, het achterlicht brandt
32 lid 3 RVV 1990
m R 426 a - bij nacht, binnen de bebouwde kom 90 90 60 35
m R 426 b - bij nacht, buiten de bebouwde kom 140 140 95 55
m R 426 c - bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd 140 140 95 55 als bestuurder rijden terwijl niet gelijktijdig met
het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, de verlichting van de achterkentekenplaat brandt
m R 428 a - van een motorvoertuig 32 lid 3 RVV 1990 45 45
m R 428 b - van een motorvoertuig met aanhangwagen 33 RVV 1990 45 45 als bestuurder van een motorvoertuig met
aanhangwagen geen achterlicht voeren
33 RVV 1990
RVV
m R 431 e - bij nacht, buiten de bebouwde kom 140 140
m R 431 f - bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd 140 140 als bestuurder van een motorvoertuig met
aanhangwagen niet in de Regeling Voertuigen voorgeschreven stadslicht voeren
33 RVV 1990
m R 432 d - bij nacht, binnen de bebouwde kom 90 90
m R 432 e - bij nacht, buiten de bebouwde kom 140 140
m R 432 f - bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd 140 140 m R 434 als bestuurder van een motorvoertuig of een
gehandicaptenvoertuig anders dan bij mist, sneeuwval of regen, die het zicht ernstig belemmert mistlicht(en) aan de voorzijde voeren
34 lid 1 RVV 1990 90 90 60 35
m R 436 als bestuurder van een motorvoertuig of een gehandicaptenvoertuig mistachterlicht voeren, indien het zicht door mist of sneeuwval niet beperkt is tot een afstand van minder dan 50 meter
34 lid 2 RVV 1990 140 140 95 55
bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd geen voor- en achterlicht voeren
m R 438 i - als bestuurder van een wagen 35b lid 1 RVV 1990 35
m R 438 j - als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig zonder motor, gebruikmakend van de rijbaan of het fiets-/bromfietspad
35b lid 2 RVV 1990 35
als fietser bij nacht of dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd
m R 438 k - geen voortdurend voor tegemoetkomende weggebruikers zichtba(a)r(e) wit(te)- of ge(e)l(e) licht(en) aan de voorzijde voeren en/of voortdurend voor van achteren naderende weggebruikers zichtbaar rood licht aan de achterzijde voeren
35 en 35a RVV 1990 55
m R 438 l - verblindend wit of geel licht aan de voorzijde voeren
35a lid 1 RVV 1990 55
m R 438 m - knipperende verlichting voeren 35a lid 2 RVV 1990 55
als bestuurder van een snorfiets, zijnde een bromfiets als bedoeld in artikel 1, lid 1, onderdeel e, subonderdeel d, van de wet bij nacht of dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd
m R 438 n - geen voortdurend voor tegemoetkomende weggebruikers zichtba(a)r(e) wit(te)- of ge(e)l(e) licht(en) aan de voorzijde voeren en/of voortdurend voor van achteren naderende weggebruikers zichtbaar rood licht aan de achterzijde voeren
35 c jo. 35 en 35a RVV 1990 60
m R 438 o - verblindend wit of geel licht aan de voorzijde voeren
1 2 3 4 5 6 7 8 m R 438 p - knipperende verlichting voeren 35c jo. 35a lid 2 RVV 1990 60
bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd niet een lantaarn meevoeren die naar voren wit of geel licht en naar achteren rood licht straalt
36 RVV 1990
m R 445 c - als ruiter 35
m R 445 d - als geleider van rij-, trekdieren of vee 35
XIV. Gebruik van lichten tijdens het stilstaan
bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd buiten de bebouwde kom op de rijbaan en op langs autosnelwegen en autowegen gelegen parkeerstroken, parkeerhavens, vluchtstroken en vluchthavens geen stadslicht en achterlicht voeren
m R 451 c - als bestuurder van een stilstaand motorvoertuig 38 RVV 1990 140
m R 451 d - op een stilstaande aanhangwagen 39 RVV 1990 140
m R 453 bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd op de rijbaan buiten de bebouwde kom geen voor- en achterlicht voeren op een stilstaande wagen
40 RVV 1990 55
XV. Bijzondere lichten
m R 458 als bestuurder van een motorvoertuig tegelijk met enig ander licht aan de voorzijde dagrijlicht voeren
41 lid 1 RVV 1990 140 140
als bestuurder van een motorvoertuig aan de voorzijde naast het dimlicht of het mistlicht andere verlichting voeren dan bermlicht, bochtlicht, hoeklicht, richtlicht, markeringslichten of staaklichten
41 lid 2 RVV 1990
m R 456 a - bij nacht 140 140
m R 456 b - bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd 140 140 m R 459 als bestuurder verlichte transparant voeren vanuit
een ander voertuig of op andere wijze dan genoemd
41a lid 5 RVV 1990 140 140 95 55 55 140
XVI. Autosnelwegen en autowegen a. Autosnelwegen
m R 461 anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag en kan worden gereden dan 60 kilometer per uur, een autosnelweg gebruiken
42 lid 1 RVV 1990 370 370 250 140 110 140 370
als bestuurder van een motorvoertuig op een autosnelweg
m R 462 - keren 43 lid 1 RVV 1990 370 370
m R 463 - achteruitrijden 43 lid 1 RVV 1990 370 370