• No results found

Rooien onder gunstige om standigheden

In document Teelt van cichorei (pagina 63-68)

In het algemeen kan gesteld worden dat later in de campagne de weers- en bodemomstan-

digheden ongunstiger worden. Voor klei- en zavelgronden betekent dit hogere tarrapercen- tages, meestal gepaard gaande met hogere wortelverliezen. Voor zand- en dalgronden geldt dit in mindere mate; hier wordt het oogsttijdstip meer bepaald door het toenemen van de vorstkansen. Onder natte(re) omstan- digheden neemt de kans op structuurschade toe ten gevolge van berijding met zware oogst- en transportwerktuigen. Hierdoor kan schade in volgteelten ontstaan. Daarnaast nemen de machine- en arbeidskosten toe. Benutten van gunstige rooiomstandigheden heeft een duidelijk tarraverlagend effect; op zwaardere gronden zelfs tot 8 punten lager. Benutten van gunstige rooiomstandigheden kan evenwel betekenen dat er enige groeida- gen opgeofferd moeten worden. Voor een gemiddeld jaar gelden de bijgroeicijfers zoals die in het meerjarig groeiverloop onderzoek cichorei door Sensus Operations CV is waar- genomen (zie tabel 12).

Wanneer in begin oktober 7 groeidagen wor- den opgeofferd om onder gunstige omstandig- heden te kunnen rooien, weegt de lagere tar- rabijdrage ongeveer op tegen de bewaarverlie- zen en de gemiste bijgroei. Na 1 november zijn zowel de bewaarverliezen als de bijgroei minder en komt het voordeel van de lagere tarrabijdrage door rooien onder gunstige omstandigheden duidelijk naar voren.

Afhankelijk van de grondsoort, toename in tarrapercentage, weersverwachtingen, het te verwachten bijgroeiverlies en de overige werkzaamheden moet in overleg met de loon- werker en de medewerker van de industrie het beste rooitijdstip gekozen worden.

Bodemverdichting

Alle negatieve gevolgen van het rijden over land worden samengevat onder het begrip "bodemverdichting". Bodemverdichting is te voorkomen door de door banden uitgeoefende drukken lager te laten zijn dan de draagkracht van de bodem. Bodemverdichting is in de eer- ste plaats te verminderen door zo min moge- lijk met verkeerde banden(spanning) over het land te rijden. Op dit moment bestaat zowel in de praktijk als in het onderzoek de indruk dat het grootste knelpunt bij de cichoreioogst ligt in de bandenuitrusting van de kippers. Onder slechte omstandigheden zijn vaak de kippers verantwoordelijk voor diepe sporen. Het effect van een diepere insporing door kippers of een breed spoor van de bunkerrooier op de financiële opbrengst op langere termijn is op dit moment nog onduidelijk.

Met name de aspecten arbeidsbehoefte en slagvaardigheid zijn voor nogal wat loonwer- kers de laatste jaren van doorslaggevende betekenis geweest voor het overstappen naar 6-rijige bunkerrooiers.

Oogsttijd

Het hoogste inulinegetal wordt gewoonlijk bereikt rond begin oktober. Vóór het optimum neemt het inulinegetal vrij sterk toe, na het optimum blijft het inulinegetal in de praktijk stabiel. Pas nadat de vorst invalt en het blad- apparaat afsterft, zet een daling van het inuli- negetal in. De snelheid van daling is sterk afhankelijk van de weersomstandigheden. Met name een vorstperiode opgevolgd door een periode met (flink) hogere temperaturen

Tabel 12. Gemiddelde groei in versgewicht van cicho- rei in de maanden september-november in kg wortel per ha per dag.

periode bijgroei kg / ha / dag tweede helft september 450

eerste helft oktober 250 tweede helft oktober 200

eerste helft november 75 (afhankelijk van optre- den eerste nachtvorst) Bron: meerjarig groeiverloop Sensus Operations CV

is nadelig voor het inulinegetal. Het wortelge- wicht neemt in het najaar nog toe. Deze toe- name is ook in (begin) november vaak sterker dan de afname van het inulinegetal, zodat de inulineopbrengst gelijk blijft of iets toeneemt (zie tabel 12). De bijgroei in inuline per ha per week is in oktober dan gemiddeld nog ruim 200 kg en in november 90 kg inuline per ha per week. Door de verrekening van de hoogte van het inulinegetal in de nettoprijs per ton netto geleverde wortel is het effect van de bijgroei op het saldo kleiner naar mate het oogsttijdstip verder voorbij het optimum ligt. Het optimale oogsttijdstip ligt hierdoor rond eind oktober / begin november.

In vroeg gezaaide gewassen is het verloop van

het inulinegetal in de oogstperiode rond het optimum vlakker dan bij later gezaaide gewassen. Het inulinegetal begint hoger bij vroege oogst en vroege zaai, maar het opti- mum is vrijwel gelijk. Als er vroeg geoogst moet worden, vanwege afspraken met de ver- werkende industrie, dan verdient het aanbeve- ling de vroegst gezaaide gewassen het eerst te oogsten.

Gedurende de oogstperiode neemt de keten- lengte van de inuline af. Vorst, met name gevolgd door een periode met hogere tempe- raturen, verlaagt het inulinegetal en versnelt de afbraak van de inulineketens. Voor een hoogwaardige inuline is vroeg oogsten gewenst.

Algemeen

Om de verwerkingscapaciteit van de fabriek goed te benutten is de campagne waarbinnen cichoreiwortels worden verwerkt verlengd tot buiten de veldperiode van het gewas. De wor- tels moeten daarom gedurende enige tijd (tot maximaal 2 maanden) worden bewaard.

Opslagplaats

Ongeacht de lengte van de periode van bewa- ring, moeten aan een stortplaats diverse eisen worden gesteld. Elke (tussen) opslagplaats dient aan de verharde weg te liggen en op een plaats die onder alle omstandigheden goed bereikbaar is voor de vrachtauto's en een shovel of een kraan. Vóór de cichorei wordt gestort moet de opslagplaats volledig opgeruimd zijn. Een verharde opslagplaats, gemaakt van beton, heeft duidelijk de voorkeur. Is deze niet aanwezig, dan kan gebruik worden ge-maakt van een vlakke ondergrond met een goede waterafvoer. Indien dit op een perceel is, dan moeten eerst de oogstresten worden verwij- derd en moet daarna in de meeste ge-vallen de opslagplaats worden vastgereden met bijvoor- beeld een trekker plus kipper. Daar-na moeten er bij het opslagen zo weinig moge-lijk sporen op de opslagplaats worden gemaakt.

Bij het opladen van de cichorei van de opslag- plaats is het belangrijk dat er van de onder- grond, i.c. de opslagplaats, niets mee op de vrachtauto wordt geladen. Beter is het als er op de opslagplaats tarra uit de cichorei achter- blijft. Zo kan een verharde opslagplaats het tarrapercentage van de geleverde cichorei met 1 tot maximaal 4 procent beperken. Dit is een voordeel voor zowel de verwerkende fabriek als de teler.

De grootte van de opslagplaats is afhankelijk van de hoeveelheid cichorei die er op moet kunnen liggen. Bij een gemiddelde storthoog- te van 2 meter kan ongeveer 1,3 ton netto ci- chorei per m2worden gestort. Voor een goede bereikbaarheid is daarenboven ongeveer 50 m2 nodig. De aanlegkosten van een verharde op- slagplaats middels betonplaten bedraagt aan materiaal en arbeid al gauw ƒ 45,- per m2. Bij de huidige prijzen is dit alleen rendabel te maken als per jaar de opslagplaats meerdere keren voor cichorei en/of suikerbieten wordt benut en er ook in andere delen van het jaar een voordeel te behalen valt.

Bewaring

Bij het Instituut voor Bewaring en Verwer- king van Landbouwproducten (IBVL) is in het verleden een kuilopbouw ontwikkeld die bruikbaar is gebleken om zetmeelaardappe- len, suikerbieten, rode bieten, schorseneren en winterpeen tegen relatief lage kosten te bewa- ren. Gedurende enkele weken tot maanden blijft de kwaliteit van deze producten op een voldoende niveau. De kuil kan indien gewenst mechanisch worden geventileerd.

Afhankelijk van de geplande duur van de bewaring, de buitentemperatuur in die periode en het product (i.v.m. warmteproductie) moe- ten in mindere of meerdere mate voorzienin- gen voor ventilatie van de hoop worden getroffen. De warmteproductie van witlof, die nauw verwant is aan cichorei, bedraagt onge- veer het tienvoudige van die van aardappelen. In het verleden werd om deze redenen ten aanzien van witlof geadviseerd om bij onge- ventileerd storten op langwerpige hopen dit niet hoger te doen dan ca. 100 cm. Op grotere oppervlakten was het advies zelfs niet hoger dan 60 cm te storten.

Naarmate de temperatuur waarbij cichorei- wortels bewaard worden hoger is nemen de ademhalingsverliezen sterk toe. Aan de ande- re kant vinden er onder invloed van lage temperaturen enzymatische omzettingen plaats waarbij langere inulineketens in korte- re worden omgezet. Hierdoor kan in circa 6 weken een belangrijk deel van de inuline ver- loren gaan. Vooral het gehalte van de gewens- te langere ketens neemt dan af. Na bevriezing nemen de verliezen door verhoogde ademha- ling in ieder geval sterk toe.

De manier van bewaren en de haalbare duur van een bewaringperiode is momenteel nog onderwerp van PAV-onderzoek. Er zijn re- delijk goede ervaringen opgedaan met het bewaren in bovenstaande IBVL-kuilen. De kuilen waren langgerekt en dakvormig. Een dergelijke kuil kan gemaakt worden door één of twee kipwagens breed wortels tegen elkaar aan te storten. De breedte aan de voet is dan circa 5,5 meter en de hoogte ( 2 meter. Een dergelijke kuil bevat ongeveer 3 ton cichorei- wortels per strekkende meter (afbeelding 23). Om het product tegen vorst te beschermen is afdekken met stro (7-10 kg/m2) en kunst- stoffolie (PE) mogelijk of alleen met folie. De

folie is vast te zetten met Treviraband en zandzakken. Het stro mag niet zo zijn aange- bracht dat dit met het verladen van de cicho- rei meekomt naar of zelfs in de fabriek. In delen van een niet afgedekte kuil daalt de temperatuur in een flinke vorstperiode bene- den nul. Cichoreiwortels vriezen niet snel kapot, maar lage temperaturen (maar ook juist hele hoge temperaturen (>25-30°C bij broei) hebben een negatieve invloed op de keten- lengte van de inuline in cichoreiwortels. In onderzoek werd in 1993 na een bewaring van 5 weken een inulineverlies van 9-12% gemeten. In 1998 werd na 7 weken bewaring in een niet afgedekte hoop 28- 34% inuline- verlies gemeten. Deze verliezen zijn het gevolg van daling van het inulinegehalte en stijging van de hoeveelheid tarra. Ook liep gedurende de bewaring de kwaliteit van de inuline terug.

Wanneer een kuil blijvend wordt afgedekt is het nodig om mechanisch te kunnen ventile- ren. Dit kan met een kanaal onder de hoop waarop een zuigende ventilator is aangeslo- ten. Op de kuil wordt onder de folie een klei- ner (top-)kanaal aangebracht. In de folie

wordt een opening aangebracht waarmee het topkanaal aan de andere zijde van de kuil dan waar de ventilator zich bevindt met de buiten- lucht in verbinding komt. Hierlangs wordt buitenlucht aangezogen en door de kuil geleid.

Een niet te grote kuil die niet standaard wordt afgedekt lijkt vooralsnog de meest voor de hand liggende methode om tegen geringe kos- ten cichoreiwortels te bewaren. Deze aanpak heeft als voordeel dat de temperatuur niet snel ongecontroleerd oploopt. In geval van zwaar- dere vorst (< -5°C) moet de kuil echter tijde- lijk alsnog met folie afgedekt worden. Met zon overdag moet de folie echter snel weer verwijderd worden, aangezien de temperatuur in de hoop dan snel kan oplopen (zelfs meer dan 15 °C in één dag). De vrij grote tempera- tuurverschillen die binnen de kuil ontstaan zijn nadelig voor de kwaliteit van de wortels. Door het aanbrengen van een rooster onder de kuil (bijvoorbeeld met pallets) en mechani- sche ventilatie zijn deze verschillen enigszins te beperken. De resultaten van een bewaring in dit type kuil zijn sterk afhankelijk van het weer in de betreffende periode en de ingangs- kwaliteit van het te bewaren materiaal.

In document Teelt van cichorei (pagina 63-68)