• No results found

Rol van de Toegepast Psycholoog

In document Gemotiveerd om te motiveren (pagina 35-59)

Hoofstuk 5 Conclusie, discussie en aanbevelingen

5.4. Rol van de Toegepast Psycholoog

Voor de toegepast psycholoog is er een rol weggelegd in het helpen van leerkrachten en onderwijsinstellingen met het bevorderen van de motivatie onder de leerlingen. De toegepast psycholoog kan onderzoek doen naar de intrinsieke motivatie onder de leerlingen. Het

voornaamste meetinstrument om binnen de zelfdeterminatietheorie de intrinsieke motivatie te meten blijft de IMI. Met een dergelijk onderzoek wordt er in kaart gebracht hoe het gesteld is met de intrinsieke motivatie. Naast kwantitatieve onderzoeksmethoden, kan ook kwalitatief onderzoek worden gebruikt. De toegepast psycholoog beschikt over de gespreksvaardigheden

om één-op-één en op niveau in gesprek te gaan met leerlingen om verdiepende antwoorden te verkrijgen op de intrinsieke motivatiebeleving. Door middel van trainingen kan de toegepast psycholoog leraren trainen op de zelfdeterminatietheorie en de vaardigheden die de intrinsieke motivatie stimuleren. De toegepast psycholoog kan de leerkracht observeren zij het

persoonlijk of via een video-opname. De toegepast psycholoog houdt in de gaten waar er in de training behoefte aan is door middel van ondervraging en interactie en kan zowel

individueel als groepsgewijs de ontwikkeling tijdens de trainingen bevorderen.

Bij onderwijsinstellingen kan de toegepast psycholoog de rol van adviseur op zich nemen. In een multidisciplinair verband kan de toegepast psycholoog met zijn kennis over

ontwikkelingspsychologie, helpen om methodes en materiaal beter aan te sluiten op de behoeften van de leerlingen, scholieren en studenten. Hij kan adviseren hoe leerlingen gemotiveerd raken en hoe vanuit onderwijs daar op ingespeeld moet worden.

Literatuurlijst

Anastasi, A. (1990). Psychological Testing. New York, NY: Macmillan Publishing Company

Anderson, R., Manoogian, S. T., & Reznick, J. S. (1976). The undermining and enhancing of intrinsic motivation in preschool children. Journal of Personality and Social Psychology, 34(5), 915-922. Arvanitis, A. (2017). Autonomy and morality: A Self-Determination Theory discussion of ethics. New

Ideas in Psychology, 47, 57-61.

Baarda, B., De Goede, M., & Van Dijkum, C. (2011). Basisboek Statistiek met SPSS. Groningen: Noordhoff.

Babakus, E. and Mangold, W.G. (1992). Adapting the SERVQUAL scale to hospital services: an empirical investigation. Health Services Research, 26(2), 767-786.

Baumeister, R. & Leary, M. (1995). The Need to Belong: Desire for Interpersonal Attachments as a Fundamental Human Motivation. Psychological bulletin, 117, 497-529.

Bhoje, G. (2015). The importance of motivation in an educational environment. Solapur, India: Laxmi Book Publisher.

Convington, M. V., & Müeller, K. J. (2001). Intrinsic Versus Extrinsic Motivation: An Approach/Avoidance Reformulation. Education Psychology Review, 13, 157-175.

Csikszentmihalyi, M., & Nakamura, J. (1989). The dynamics of intrinsic motivation: A study of

adolescents. In R. Ames & C. Ames (Eds.). Research on motivation in education (pp. 45–71).

San Diego, CA: Academic Press.

Daniels, D. H., & Perry, K. E. (2003). “Learner-centered” according to children. Theory Into

Practice, 42(2), 102-108.

Deci, E. L., Schwartz, A. J., Sheinman, L., & Ryan, R. M. (1981). An instrument to assess adults' orientations toward control versus autonomy with children: Reflections on intrinsic motivation and perceived competence. Journal of Educational Psychology, 73(5), 642–650.

Deci, E. L., Eghari, H., Patrick, B. C., & Leone, D. R. (1994). Facilitating Internalization: The SelfDetermination theory Perspective. Journal of personality, 62, 119-142.

Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2002). Handbook of self-determination research. Rochester, NY: University of Rochester Press.

Dev, P. C. (1997). Intrinsic motivation and academic achievement. Remedial and Special Education,

18(10), 12-19.

Devlin, S.J., Dong, H.K. and Brown, M. (1993). Selecting a scale for measuring quality. Marketing

Research: A Magazine of Management and Applications, 5(3)12-17.

Dijkstra, R. (2011). Krachtig leren; adaptief onderwijs. Onderwijs maak je samen: APS.

Dowson, M., McInerney, D.M. & Nelson, G. F. (2006). An Investigation of the Effects of School

Context and Sex Differences on Students’ Motivational Goal Orientations. Educational Psychology, 26, 781-811.

Hayes, B. E. (1992). Measuring customer satisfaction: Development and use of questionnaire. Milwaukee, WI: ASQC Quality

Inspectie van het Onderwijs (2018). De staat van het onderwijs 2016/2017. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.

Koca, F. (2016). Motivation to Learn and Teacher–Student Relationship. Journal of International

Education and Leadership, 6(2)

Konings, J.T. (2017). Autonomie en motivatie in het voortgezet onderwijs (Masterthesis) geraadpleegd van

https://dspace.library.uu.nl/bitstream/handle/1874/354676/Thesis%20Konings%203984966.pdf Legault, L. (2016). The Need for Autonomy. New York, NY: Springer International Publishing. McCarrin, P. (2007). Does Differentiated Instruction and Student Choice Affect Retention Rate of

Students? Geraadpleegd van

https://www.sas.upenn.edu/~patricam/finalclassroomresearchproject2.htm

Malone, T. W. (1981). What makes things fun to learn? A study of intrinsically motivating computer

games. Pipeline, 6(2), 50

Martin, A.J. (2004). School motivation of boys and girls: Differences of degree, differences of kind, or both? Australian Journal of Psychology, 56, 133-146.

Martin, A.J., & Marsh, H.W. (2005). Motivating boys and motivating girls: Does teacher gender really make a difference? Australian Journal of Education, 49, 320-334.

Marton-Williams, J. (1986) Questionnaire design in Consumer Market Research Handbook. Londen, Engeland: McGraw-Hill Book Company

McAuley, E., Duncan, T., & Tammen, V. V. (1989). Psychometric properties of the Intrinsic Motivation Inventory in a competitive sport setting: A confirmatory factor analysis. Research Quarterly for

Exercise and Sport, 60, 48-58.

Niemiec, C. P., & Ryan, R. M. (2009). Autonomy, competence, and relatedness in the classroom: Applying self-determination theory to educational practice. Theory and Research in

Education, 7(2), 133–144.

Nuland, H.J.C., van, Dusseldorp, E., Martens, R.L., & Boekaerts, M. (2010). Exploring the motivation jungle: Predicting performance on a novel task by investigating constructs from different motivation perspectives in tandem. International Journal of Psychology, 45, 250-259.

OECD (2013). PISA 2012 Results: Ready to Learn: Students’ Engagement, Drive and Self-Beliefs. Parijs, Frankrijk: OECD

Opdenakker, M. C. J. L. (2014). Leerkracht-leerlingrelaties vanuit een motivationeel perspectief: Het belang van betrokken en ondersteunende docenten. Pedagogische Studiën, 91, 332-351.

Geraadpleegd van http://www.pedagogischestudien.nl

Orhan Özen S. (2017) The Effect of Motivation on Student Achievement. In: Karadag E. (eds) The

Factors Effecting Student Achievement. (pp. 35-56). Eskişehir, Turkije: Springer

Patall, E. A., Cooper, H., & Wynn, S. R. (2010). The effectiveness and relative importance of choice in the classroom. Journal of Educational Psychology, 102(4), 896-915.

Prentice, R.C. (1998). Tourism as experience: the case of Heritage Parks. Annals of Tourism

Research, 25(1), 1-24

Reeve, J., Nix, G., & Hamm, D. (2003). Testing Models of the Experience of Self-Determination in Intrinsic Motivation and the Conundrum of Choice. Journal of Educational Psychology, 95, 375- 392.

Reis, H., Sheldon, K. M., Gable, S. L., Roscoe, J., & Ryan R. M. (2000). Daily well-being: The role of autonomy, competence and relatedness. Personality and Social Psychology Bulletin, 26(4), 419- 435.

Ryan, R. M. (1982). Control and information in the intrapersonal sphere: An extension of cognitive evaluation theory. Journal of Personality and Social Psychology, 43, 450–461.

Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Intrinsic and extrinsic motivations: Classic definitions and new directions. Contemporary Educational Psychology, 25(1), 54–67

Ryan R. M., & Deci, E. L. (2000). Self-Determination Theory and the Facilitation of Intrinsic Motivation, Social Development, and Well Being. American Psychologist, 55, 68-78.

Schuit, H., de Vrieze, I., & Sleegers, P. (2011). Leerlingen motiveren: een onderzoek naar de rol van

leraren. Heerlen: Ruud de Moor Centrum/Open Universiteit.

Schunk, D. H. (1991). Self-efficacy and academic motivation. Educational Psychologist, 26, 207-231. Shia, R. (1998). Academic Intrinsic And Extrinsic Motivation And Metacognition. Assessing Academic

Intrinsic Motivation: A Look At Student. Goals And Personal Strategy. Geraadpleegd van

http://www.cet.edu/pdf/motivation.pdf

Skinner, E.A., & Belmont, M.J. (1993). Motivation in the classroom: reciprocal effects of teacher behaviour and student engagement across the school year. Journal of Educational Psychology,

85(4), 571-581.

Spinath, B., & Spinath, F. M. (2005). Longitudinal analysis of the link between learning motivation and competence beliefs among elementary school children. Learning and Instruction, 15, 87-102. Thoonen, E., Sleegers, P., Peetsma, Th. & Oort, F. (2011). Can teachers motivate students to learn?

Educational Studies, 37(3), 345-360.

Valsiner, J., & Connoly, K. (2003). Handbook of developmental psychology. Londen, Engeland: SAGE Publications Inc.

Van den Broeck, A., Ferris, D. L., Chang, C. H., & Rosen, C. C. (2016). Review of Self-Determination Theory’s Basic Psychological Needs at Work. Journal of Management, 42(5), 1195-1229

Vansteenkiste, M., Soenens, B., Sierens, E., & Lens, W. (2005). Hoe kunnen we leren en presteren bevorderen? Een autonomie-ondersteunend versus controlerend schoolklimaat. Caleidoscoop, 17, 18-25.

Vansteenkiste, M, Sierens, E., Soenens, B., & Lens, W. (2007). Willen, moeten en structuur in de klas: over het stimuleren van een optimaal leerproces. Begeleid Zelfstandig Leren, 37, 1-27

Vansteenkiste, M. (2010). Hoe we kinderen en jongeren kunnen motiveren: Toepassingen van de Zelfdeterminatietheorie. Caleidoscoop, 22(1), 6-15.

Vijgen, T. (2010). ‘Navigeren zonder TomTom’: De invloed van autonomie en structuur op de

intrinsieke motivatie (Masterthesis). Geraadpleegd van

https://dspace.library.uu.nl/bitstream/1874/187313/1/Masterthesis+Vijgen,+T-3326500.pdf Wolters, C. A., & Rosenthal, H. (2000). The relation between students’ motivational beliefs and their use of motivational regulation strategies. International Journal of Educational Research, 33(7), 801–820.

Yazıcı, H., & Altun, F. (2013). The association between university students’ internal and external motivation sources and their academic achievement. International Journal of Social Science, 6(6), 1241–1252

Yperen van, N. (2007). Performing well in an evaluative situation: The roles of perceived competence and task-irrelevant interfering thoughts. Anxiety, stress, and coping, 20, 409-19. Zuckerman, M., Porac, J. F., Lathin, D., Smith, R., & Deci, E. L. (1978). On the importance of self- determination for intrinsically motivated behavior. Personality and Social Psychology Bulletin, 4,

443-446

Zuidgeest, M., Hendriks, M., & Rademakers, J. (2008). Verschillende dataverzamelingsmethoden in CQI onderzoek: een overzicht van de respons en representativiteit van respondenten. TSG, 86(8), 455-462.

Bijlagen

Bijlage 1: Vragenlijst IMI

Beste leerlingen,

Bij de SKC doen wij een onderzoek naar hoe kinderen vorig jaar de mentorlessen hebben ervaren. Wij willen van jullie horen hoe jullie de lessen vonden, hoe goed je het kon vinden met je mentor en hoe je je voelde tijdens de lessen..

Willen jullie de vragen die zijn opgesteld zo eerlijk mogelijk willen beantwoorden? Met de informatie die jullie geven weten wij bij SKC wat we nog meer kunnen doen om het mentorproject te verbeteren!

Ik dank jullie alvast voor de medewerking! Met vriendelijke groet,

Jeremie Ngoma

School:

Groep:

Leeftijd:

Ik ben:

Hieronder vinden jullie stellingen. Deze stellingen gaan over jullie ervaring van het mentorproject vorig jaar in groep 7. Het is de bedoeling dat je per stelling aangeeft in

hoeverre je het er mee eens bent door het getal te omcirkelen. Als jij een stelling niet snapt of een moeilijk woord tegenkomt, vraag dan je mentor om uitleg. Zodra je klaar bent, steek je je vinger op en dan komt je mentor de enquête ophalen.

helemaal niet mee eens niet mee eens beetje niet mee eens neutraal beetje mee eens mee eens helemaal mee eens 1 Ik geloof dat ik enige keuze had in het uitvoeren van deze

opdrachten. 1 2 3 4 5 6 7

2 De opdrachten waren erg leuk. 1 2 3 4 5 6 7

3 Ik vind dat ik een heel fijne mentor had. 1 2 3 4 5 6 7

4 Ik voelde mij bezorgd toen ik met de opdrachten bezig was. 1 2 3 4 5 6 7

5 Ik voelde dat het niet mijn eigen keuze was om de opdrachten

te doen. 1 2 3 4 5 6 7

6 Ik denk niet dat ik mijn mentor echt had kunnen vertrouwen. 1 2 3 4 5 6 7

7 Ik was erg ontspannen tijdens de opdrachten van het

mentorproject. 1 2 3 4 5 6 7

8 Na het afronden van de opdrachten, voelde ik mij best wel

competent. 1 2 3 4 5 6 7

9 Ik dacht dat het saaie opdrachten waren. 1 2 3 4 5 6 7

10 Ik voelde dat ik mijn mentor echt kon vertrouwen. 1 2 3 4 5 6 7

11 Ik denk dat ik best wel goed was in de opdrachten, vergeleken

met andere studenten. 1 2 3 4 5 6 7

12 Ik voelde mij niet nerveus terwijl ik bezig was. 1 2 3 4 5 6 7

13 Ik geloof dat de opdrachten van het mentorproject mij iets

kunnen opleveren. 1 2 3 4 5 6 7

14 Het was voor mij belangrijk om het goed te doen in deze taak. 1 2 3 4 5 6 7

15 Ik voelde mij zeer gespannen terwijl ik met de opdrachten

bezig was. 1 2 3 4 5 6 7

16 Ik deed deze opdrachten omdat ik het graag wilde. 1 2 3 4 5 6 7

17 Ik denk dat dit belangrijke opdrachten zijn. 1 2 3 4 5 6 7

18 Ik zou graag vaker met deze mentor willen (samen)werken. 1 2 3 4 5 6 7

19 Ik had niet echt een keuze om de opdrachten te doen. 1 2 3 4 5 6 7

20 Ik stak veel moeite in de opdrachten van het mentorproject. 1 2 3 4 5 6 7

21 Deze opdrachten hielden mijn aandacht totaal niet vast. 1 2 3 4 5 6 7

22 Ik zou liever niet met deze mentor willen (samen)werken in de

toekomst. 1 2 3 4 5 6 7

Hieronder vinden jullie stellingen. Deze stellingen gaan over jullie ervaring van het mentorproject vorig jaar in groep 7. Het is de bedoeling dat je per stelling aangeeft in

hoeverre je het er mee eens bent door het getal te omcirkelen. Als jij een stelling niet snapt of een moeilijk woord tegenkomt, vraag dan je mentor om uitleg. Zodra je klaar bent, steek je je vinger op en dan komt je mentor de enquête ophalen.

helemaal niet mee eens niet mee eens beetje niet mee eens neutraal beetje mee eens mee eens helemaal mee eens 24 Ik vond de opdrachten erg leuk om te doen. 1 2 3 4 5 6 7

25 Ik denk dat het doen van deze opdrachten gunstig was voor

mij. 1 2 3 4 5 6 7

26 Dit waren opdrachten die ik niet zo goed kon doen. 1 2 3 4 5 6 7

27 Ik stak er niet veel energie in. 1 2 3 4 5 6 7

28 Ik was tevreden met mijn prestaties op de opdrachten. 1 2 3 4 5 6 7

29 Ik voelde dat ik werd verplicht om de opdrachten te doen. 1 2 3 4 5 6 7

30 Ik deed de opdrachten omdat ik geen keuze had. 1 2 3 4 5 6 7

31 Ik zou de opdrachten van het mentorproject omschrijven als

erg interessant. 1 2 3 4 5 6 7

32 Terwijl ik met de opdrachten bezig was, dacht ik eraan hoe

leuk ik het vond. 1 2 3 4 5 6 7

33 Ik denk dat het doen van deze opdrachten nuttig was. 1 2 3 4 5 6 7

34 Ik probeerde niet heel erg om de opdrachten goed te doen. 1 2 3 4 5 6 7

35 Ik dacht dat de opdrachten best wel leuk waren. 1 2 3 4 5 6 7

36 Ik denk dat het doen van deze opdrachten mij ergens in helpt. 1 2 3 4 5 6 7

37 Ik denk dat ik best wel goed was in deze opdrachten. 1 2 3 4 5 6 7

38 Ik deed de opdrachten omdat ik het moest. 1 2 3 4 5 6 7

39 Ik was best wel vaardig in het uitvoeren van de opdrachten 1 2 3 4 5 6 7

40 Ik voelde echt een afstand tussen mij en de mentor. 1 2 3 4 5 6 7

41 Ik deed erg mijn best om de opdrachten goed te doen. 1 2 3 4 5 6 7

Bijlage 2: Begrippenlijst Verklarend woordenlijst

Beste mentoren,

Naar aanleiding van ontvangen vragenlijsten die onvolledig zijn ingevuld en opmerkingen over dat sommige woorden lastig te begrijpen waren deel ik met jullie een verklarend woordenlijst mee. Hieronder zijn een lijst met woorden die door de leerlingen als lastig kunnen worden ervaren. De woorden zijn voorzien van een definitie en een voorbeeld zodat jullie de leerlingen makkelijker kunnen bijstaan bij het treffen van lastige woorden.

Veel succes!

Met vriendelijke groet, Jeremie Ngoma

Verklarend woordenlijst

competent - goed zijn in wat je doet

Voorbeeld: Max Verstappen is een competente autocoureur gespannen – zenuwachtig, onrustig

Voorbeeld: Aysun was heel erg gespannen voor haar toets rekenen. gunstig - als iets voordelig voor je is

Voorbeeld: Veel groente en fruit eten is gunstig voor je gezondheid vaardig – een ander woord voor competent. goed in wat je doet

Bijlage 3: Transscripts A: Interviewer B: Geïnterviewde

Interview 1

A: En vertel, hoe heet jij? B: Devante

A: En hoe oud ben jij? B:12

A: Jij bent 12 jaar oud. En weet jij nog wie jouw mentor was vorig jaar? B: Ja, juf Houda

A: Juf Houda was jouw mentor. Leuk! En hoe vond je het om opdrachten van het Mentorproject te doen. Vond je het leuk?

B: ja sommige opdrachten waren leuk. Maar ik wou ook meer de kant op met wat je kon verwachten op de middelbare school.

A: Ok, daar wilde je meer de kant op? B: Ja

A: Als het goed is heb jij dit jaar daar nu de kans voor, toch? Om dat meer te ontdekken A: Je gaf net aan dat je het leuk vond om de opdrachten van het mentorproject te maken vorig jaar.

B:Ja

A: Weet je nog een beetje wat je hebt gedaan vorig jaar? B: Nee

A: Stel je vader of moeder, of iemand van je familie vraagt wat aren de leukste momenten van het mentorproject vorig jaar, wat zeg je dan?

B: Gewoon, met je groepje samenwerken en presentaties houden

A: Presentaties houden en samen in een groep werken vond je dus het leukst

A: had jij voor jezelf ook het gevoel dat je goed was in het maken van de opdrachten B: Ja, denk het wel ja

A: Wat waren opdrachten waar je trots was op jezelf?

B: Ik vond dat ik de presentaties heel goed deed. En samenwerken misschien

A: Dus samenwerken en presentaties, daar was je wel goed in. Hoe dacht je dan over jezelf? B: Ik vond zelf dat ik het goed deed, maar dat ik weet niet. Ik vond zelf wel dat ik het goed deed.

A: Dat is ook belangrijk. Het gaat erom wat jij denkt, hé! A: jij vond dus dat je het goed deed ook?

B: Ja

A: En zorgde dat ook dat je plezier had in het maken van de opdrachten? B: Ja

A: Dat is mooi, dat is goed. En was het voor jou belangrijk om de opdracht goed te doen, van het Mentorproject

A: Maar je deed wel je best B: Ja

A: En waarom was dat belangrijk voor jou?

B: Omdat ik dan goeie resultaten haal en ja, dat vind ik best wel leuk. A: Dus als je goeie resultaten haal, dan is dat voor jou leuk?

B: Ja

A: En als je dat niet doen, is dat dan minder leuk? B: Ja, maar dan leer dan weer van

A: Wat ben jij een wijze jongen dat je dat zo snel al door hebt. Heel goed van je. Even kijken. Bij het maken van een opdracht, dus bij presenteren of andere opdrachten, was je weleens nerveus? Of gespannen?

B: Nee, ik voelde me wel gewoon goed A: En hoe komt dat dat dan je zo goed voelt?

B: Omdat ik iedereen al kende, dus wist ik al wat ik kon verwachten

A: Ok, je wist al wat je kon verwachten. Had je hierdoor ook meer plezier doordat je niet nerveus was en iedereen kende?

B: Ja

A: Ok, dat is goed, dat is mooi. Goed om te weten

A: En had jij het idee dat jij opdrachten moest maken omdat het moest? B: Nee

A: Nee? En hoe komt dat?

B: Ik weet het niet, ik vond gewoon, het was leuk om te doen. Maar ja, het was wel beetje hetzelfde opdrachten, maar ik vond niet dat het moest ofzo

A: Jij vond niet dat het moest, ok. Dat klinkt heel goed. En had je zelf ook wel meer vrijheid gewild in het maken van opdrachten?

B: We hadden wel gewoon veel vrijheid, dus ja

A: Ah, jullie hadden wel gewoon veel vrijheid. En vond je het maken van de opdrachten ook nuttig?

B: Sommige wel, sommige niet

A: En bij het maken van de opdrachten die niet nuttig waren. Waren die wel leuk voor jou? B: Beetje

A: De nuttige opdrachten waren leuker? B: Ja

A: Snap ik. Wat heb je van deze opdrachten geleerd?

B: Beter te leren praten, wat ik later wil worden, zulke dingen. En dat was het een beetje. A: Dus beter leren praten, presenteren en wat zei je ook alweer… oh ja, wat je later wil worden. En doordat de opdrachten nuttig waren, bleven ze dan ook leuk?

B: Ja

A: Had jij vorig jaar een fijne mentor? B: ja wel een lieve mentor

A: Als jij je mentor nog een keer kon spreken, wat voor tops zou je haar willen geven? B: dat ze heel lief was, dat ze heel goed luisterde wat diegene wilde en dat ze niet te streng was en niet te lief

B: Tips bedoelt u?

A: ja tips inderdaad, haha

B: Tips, ehm… Ik heb eigenlijk geen tips.

A: Klinkt als een hele goeie juffrouw. Ik wou dat ik haar had. En hey, wat voor cijfer geef jij jouw mentor van vorig jaar? Van 1 tot 10, wat zou je haar voor cijfer willen geven?

B: Een 9

A: Een 9, ok! En waarom geen 10? B: Iedereen kan beter, dus

A: Jij bent echt heel wijs haha. En hoe zorgde jouw mentor ervoor dat jij beter je best deed met het mentorproject?

B: Dat ze ook strenger, als je niet oplette was ze ook strenger was. Als je wel goed oplette was ze weer lief, maar als je niet oplette was ze weer strenger en dus dan dacht je oh ja! Ik moet weer opletten

A: Zij wist dus wanneer ze streng moest zijn en wanneer niet? B: Ja

A: En dan nog één laatste vraag. Wat voor cijfer geef jij het Mentorproject van vorig jaar? Ook van 1 tot 10

In document Gemotiveerd om te motiveren (pagina 35-59)