• No results found

De rol van het sociaal dilemma 1 Afweging individuele kosten en collectieve

In document Dilemma’s rond duurzame consumptie (pagina 30-35)

baten

In paragraaf 3.2.2 is betoogd dat we conform de rationele keuzetheorie verwachten dat het percentage deelnemers vóór een bindende regeling toe zal nemen naarmate de groep groter is (hypothese 2). De veronderstelling hierbij is dat individuele kosten tegen collectieve baten worden afgewogen. We toetsen deze hypothese door te variëren in groepsgrootte waarin de deelnemers hun besluit moesten nemen. Om vervolgens meer inzicht te krijgen in de rol van het sociale dilemma bij individuele

keuzeprocessen is een motivatieanalyse uitgevoerd. Daarin is nagegaan in hoeverre factoren als het plezier van duurzame vleesconsumptie, het al of niet willen binden van anderen of verwachtingen over wat anderen zullen stemmen een rol spelen bij het stemgedrag. Tevens geeft deze analyse aanknopingspunten om na te gaan of ook nog andere (fysieke) producteigenschappen een rol spelen, zoals smaak of kwaliteit. Tot slot is aan de deelnemers gevraagd hoe moeilijk zij de

referendumkeuze vonden om een beeld te krijgen hoe groot het verschil tussen de collectieve baten (N·a) en particuliere kosten (c) voor de individuele deelnemers is.

In tabel 10 zijn de relevante stemverhoudingen uit tabel 6 weergegeven voor de referenda waarbij alleen de groepsgrootte verschilt. De grootte van de groep waarin de deelnemers hun beslissing moesten nemen lijkt weinig invloed te hebben op de stemverhouding, ondanks het feit dat iedereen uitdrukkelijk op de omvang van de collectieve baten is gewezen. Het percentage

vóórstemmers in het bindende verbodstreatment met een groep van 31 of 61 deelnemers ligt op respectievelijk 42 procent en 50 procent. Dit verschil is niet significant8. Een verdubbeling van het (gezamenlijk te bereiken) effect op dierenwelzijn heeft voor de deelnemers blijkbaar geen toegevoegde waarde.

Maar zoals in paragraaf 3.2.2 is opgemerkt, kan het zijn dat een verdubbeling van de collectieve opbrengst te klein is om enig effect te hebben. Daarom is als tweede toets de stemuitslag van het hypothetisch raadgevend referendum voor een groep van 31 deelnemers

vergeleken met het hypothetisch raadgevend referendum dat geldt voor heel Nederland, dus 7 miljoen

huishoudens. Respectievelijk stemde 28 en 27 procent van de deelnemers voor de stelling. Dit verschil is erg klein en niet significant9. Dit betekent dat ook een aanzienlijke vergroting van het (gezamenlijk te bereiken) effect op dierenwelzijn voor de deelnemers blijkbaar geen toegevoegde waarde heeft. Als derde toets is de

Tabel 9

Standpunt van de deelnemers over in hoeverre de overheid strenger moet zijn en hogere eisen moet stellen om dierenwelzijn en de levensomstandigheden van cacaoboren te verbeteren, gerelateerd aan hun stemgedrag

Vlees Chocolade

Percentage deelnemers voor of tegen aankoop biologisch vlees / Max Havelaarchocolade

Tegen Voor Totaal Tegen Voor Totaal

Moet de overheid strenger of minder streng zijn om de levensomstandigheden van dieren / cacaoboeren te verbeteren? 1

Strenger tot veel strenger 57 83 67 39 72 55

Neutraal 39 17 31 57 25 42

Minder tot veel minder streng 3 1 2 4 3 4

Wat zou u ervan vinden als de overheid zou besluiten hogere eisen te stellen aan diervriendelijke vleesproductie/ de productie van Chocolade? 2

Goed tot heel goed 54 84 68 55 83 68

Neutraal 36 13 26 35 14 25

Slecht tot heel slecht 10 3 7 10 2 6

1 De volledige vraag luidde: Vindt u dat de overheid strenger of minder streng moet zijn om de levensomstandigheden van dieren / de cacaoboeren te

verbeteren? De overheid moet vergeleken met nu:

2 De volledige vraag luidde: Als de overheid zou besluiten hogere eisen te stellen aan diervriendelijke vleesproductie / de productie van chocolade, zou dit de

volgende gevolgen hebben:

- de levensomstandigheden van dieren / cacaoboeren zouden worden verbeterd - het vlees / chocolade in de supermarkt zou duurder worden

- u zou zeker weten dat al het vlees dat u koopt diervriendelijk is geproduceerd / dat veel meer cacaoboeren een beter leven zouden krijgen. Wat zou u ervan vinden als de overheid zou besluiten hogere eisen te stellen aan diervriendelijke vleesproductie?

29

Resultaten |

VIER VIER

stemverhouding voor het individueel bindende treatment (N=1) vergeleken met het bindende verbod met een groepsgrootte van 31 of 61 deelnemers. Opvallend is dat het stemgedrag van de deelnemers met het individuele verbodstreatment (51 procent van de deelnemers stemde vóór de stelling) echter niet significant afwijkt van de stemuitslag voor het bindende verbod met een groepsgrootte van 31 of 61 deelnemers10. We vinden dus geen bewijs dat het aantal voorstemmers toeneemt als de collectieve baten toenemen.

Het grote aantal voorstemmers in de treatments met consequentie en de ongevoeligheid voor groepsgrootte is in lijn met bevindingen uit eerdere

laboratoriumexperimenten. Daaruit blijkt dat mensen vaak bereid zijn een grotere vrijwillige bijdrage te leveren dan de rationele keuzetheorie voorspelt (Chauduri 2010). Andreoni (1990) verklaart dit altruïstische gedrag doordat de rationele keuzetheorie het nut verwaarloost dat mensen ontlenen aan het leveren van een individuele bijdrage, ook wel het ‘warm glow’-effect genoemd. Ook in dit experiment lijken voorstemmers dus gevoelig te zijn voor hun betrokkenheid bij de ‘goede zaak’, zoals blijkt uit de door ons uitgevoerde motivatieanalyse.

In tabel 11 is weergegeven welke redenen de deelnemers hadden om vóór of tegen de stelling in het referendum te stemmen. Het blijkt dat voorstemmers hun keuze vooral

Tabel 10

Percentage van de deelnemers in de verbodsreferenda voor de casus vlees dat vóór een verbod op gangbaar vlees heeft gestemd

Individueel bindend verbod 51 Bindend verbod, groep van 31 42 Bindend verbod, groep van 61 50 Hypothetisch raadgevend verbod, groep van 31 28 Hypothetisch raadgevend verbod NL voor 1 week 27

Tabel 11

De aangeboden motieven om voor of tegen de stelling in het referendum te kiezen, inclusief het percentage van de deelnemers die het betreffende motief als relevant heeft aangewezen. De deelnemers konden uit de 10 gegeven motieven maximaal 4 kiezen

  Voor- Tegen-  

  Genoemde motieven: Stemmers Stemmers  

1 Dierenwelzijn / armoede vind ik belangrijk

74 4 Dierenwelzijn / armoede vind ik minder belangrijk 2 Milieu vind ik belangrijk 44 3 Milieu vind ik niet zo belangrijk

3 Ik denk dat voldoende anderen voor de stelling zullen stemmen

13 12 Ik denk dat te weinig anderen voor de stelling zullen stemmen

4 Dan ben ik niet enige die biologisch vlees / Max Havelaar chocolade koopt

9 -  (nvt)

5 De prijs van vlees / chocolade is minder belangrijk voor mij

18 58 De prijs van vlees / chocolade is erg belangrijk voor mij

6 Biologisch vlees / Max Havelaar chocolade is lekkerder

24 5 Gangbaar vlees / gangbare chocolade is lekkerder 7 Biologisch vlees is gezonder 31 1 Gangbaar vlees is gezonder

8 Biologisch vlees / Max Havelaar chocolade is goed verkrijgbaar

24 14 Biologisch vlees / Max Havelaar chocolade is slecht verkrijgbaar

9 Ik wil dat anderen ook biologisch vlees / Max Havelaar chocolade kopen

29 77 Ik wil anderen niet opleggen biologisch vlees / Max Havelaar chocolade te kopen

VIER

motiveren door te wijzen op de bijdrage aan de totstandkoming van collectieve goederen (milieu, dierenwelzijn, armoedebestrijding); de fysieke productkenmerken noemen zij in mindere mate. Tegenstemmers wijzen naast het bekende argument van de hogere prijs van duurzamere productvarianten echter vooral op het niet willen opleggen van hun voorkeur aan anderen11. Zij geven daarbij overigens niet aan dat zij dierenwelzijn en armoedebestrijding minder belangrijk vinden. Andere fysieke producteigenschappen, zoals smaak en gezondheid, spelen een minder belangrijke rol in de motivatie voor de deelnemers bij de keuze tussen de gangbare of duurzamere productvariant. Opmerkelijk is dat drie van de vier belangrijkst gevonden motieven om voor- of tegen de stelling te stemmen, zijn aan te merken als morele motieven.12

De verschillen in motivatie van de voorstemmende deelnemers tussen veel treatments zijn vrij klein. Alleen de deelnemers die in het individuele verbodstreatment en het conditionele verbodstreatment tegen hebben gestemd wijken in hun motivatie af van andere

tegenstemmende deelnemers. De tegenstemmers bij het individueel bindend verbod vinden private goederen (prijs, smaak, gezondheid en verkrijgbaarheid) duidelijk belangrijker dan de deelnemers in de andere treatments. Ook voor de deelnemers aan het conditionele treatment die tegen stemden was het private goed relatief belangrijk, terwijl het belang van publieke goederen (zoals het niet dwingen van anderen) minder vaak is genoemd dan in de andere treatments13. Motieven die te herleiden zijn tot het willen beïnvloeden van anderen, spelen een ondergeschikte rol.

Deze motievenanalyse suggereert dat de deelnemers worstelen met een moreel geladen dilemma, waarin zij het goede gevoel dat de individuele bijdrage aan het collectieve goed hen oplevert, afwegen tegen de daarmee gepaard gaande kosten in brede zin, dat wil zeggen inclusief de zorg om het dwingen van anderen. Dat zou ook kunnen verklaren waarom er veel meer tegenstemmers zijn in het hypothetisch raadgevend verbod voor heel Nederland. In dat geval is de reikwijdte van het verbod immers veel groter (iedereen in

Nederland), dan bij de treatments met directe

consequenties voor slechts een relatief kleine groep. Een andere indicatie hiervoor komt naar voren uit het antwoord dat deelnemers gaven op de vraag hoe moeilijk zij de referendumkeuze vonden (zie figuur 1). Hieruit blijkt dat de tegenstemmers de keuze gemiddeld genomen moeilijker vonden dan de voorstemmers14.

We concluderen dat hypothese 2 moet worden

verworpen, aangezien de groepsgrootte geen effect heeft op de gevonden stemverhoudingen. Er zijn zodoende geen aanwijzingen gevonden dat de deelnemers de collectieve opbrengst in termen van de toename van het dierenwelzijn afwegen tegen de individuele kosten in termen van de individueel te betalen meerprijs. Wel zijn er aanwijzingen dat veel deelnemers in ons experiment worstelen met een moreel geladen dilemma. Zij lijken het plezier dat het bijdragen aan de realisatie van een collectief goed verschaft niet alleen af te wegen tegen de daarmee gepaard gaande extra individuele kosten (een hogere individueel te betalen prijs), maar ook tegen het nare gevoel dat het dwingen van anderen bij hen teweegbrengt.

Figuur 1

Moeilijk Niet moeilijk,

niet makkelijk Makkelijk Heel makkelijk 0 5 10 15 20 25 % pb l.n l Voorstemmers Tegenstemmers Moeilijkheidsgraad keuzes

31

Resultaten |

VIER VIER

4.3.2 Rol conditionele coöperativiteit

In paragraaf 2.3.2 is erop gewezen dat mensen in beginsel bereid zijn samen te werken, maar wel onder de conditie dat anderen dat ook doen. Daarom toetsen we de derde hypothese: Een individu is sneller bereid om zelf zijn consumptie

te verduurzamen als hij of zij er zekerder van is dat ook anderen kiezen voor verduurzaming van hun consumptie.

Om deze hypothese te toetsen, is eerst het stemgedrag

binnen het conditioneel bindende verbodstreatment geanalyseerd. Uit tabel 12 blijkt dat het percentage deelnemers dat zichzelf wil bindt biologisch vlees te kopen groter is als zij zeker er van zijn dat meer andere deelnemers ook zullen toezeggen om biologisch vlees te kopen. Het percentage deelnemers dat in het

conditionele verbodstreatment toezegde onder condities 1, 2 en 3, is namelijk significant hoger dan dat onder condities 4 en 5.15

Als tweede toets van hypothese 3 is het stemgedrag van de deelnemers met het conditioneel bindende

verbodstreatment vergeleken met dat van de deelnemers met het individueel bindende verbodstreatment. Driekwart van de deelnemers bindt zichzelf onder één of meer condities om biologisch vlees te kopen (zie tabel 6). Dat is significant17 meer dan het aandeel deelnemers in het individueel bindende verbodstreatment, aan wie op individuele basis deze toezegging is gevraagd: 51 procent. Voor de derde toets van hypothese 3 is het aankoopgedrag van de deelnemers met het raadgevend

verbodstreatment zonder feedback vergeleken met het aankoopgedrag van de deelnemers met het raadgevend verbodstreatment. Als het bekend zijn van het

stemgedrag van groepsgenoten in een raadgevend referendum invloed heeft op het aankoopgedrag, kan de hypothese niet worden verworpen aangezien deelnemers dan hun aankopen laten afhangen van anderen. Er kan echter geen verschil in aankoopgedrag worden vastgesteld tussen het aankoopgedrag van de

deelnemers die wél en die géén terugkoppeling over het

stemgedrag van de groep hebben gekregen18 (zie tabel 13). Mogelijk verschilt het aankoopgedrag niet omdat de deelnemers die wel feedback hebben gekregen in grote lijnen bevestigd werden in hun verwachtingen over het stemgedrag van hun groepsgenoten (57 procent verwachtte dat een meerderheid vóór stemde en 50 procent stemde daadwerkelijk vóór de stelling). Voor de vierde toets van hypothese 3 is onderzocht of in het raadgevend verbodstreatment de individuele (vrijwillige) besteding aan biologisch vlees positief correleert met het (teruggekoppelde) aandeel

groepsgenoten dat voor de aankoop van biologisch vlees heeft gestemd. In tabel 14 is te zien dat 79 van de 116 deelnemers vooraf heeft ingeschat dat de meerderheid van de groep vóór de aankoop van biologisch vlees zou stemmen. Indien deze deelnemers vervolgens horen dat inderdaad een meerderheid voor de aankoop van biologisch vlees heeft gestemd, geven zij 65 procent van hun tegoed uit aan biologisch vlees. Dit verschilt echter niet significant19 van de uitgaven van de groep die een meerderheid had ingeschat, maar later hoorde dat geen meerderheid is gehaald.20 Zij geven gemiddeld 47 procent van het tegoed uit aan biologisch vlees. Voor de

deelnemers die vooraf inschatten dat een minderheid zal instemmen konden we evenmin een significant verschil in de bestedingen vaststellen.21

Hoewel we niet kunnen aantonen dat de in het

experiment gedane aankopen conditioneel zijn geweest, concluderen we toch dat hypothese 3 niet kan worden verworpen aangezien er een aanmerkelijke groep bestaat22 die op individuele basis zijn tegoed niet wil besteden aan biologisch vlees, maar deze deelnemers zijn wel bereid dit te doen als zij er zekerder van zijn of eerder verwachten dat voldoende andere deelnemers dit ook doen. Deze conclusie wordt onderstreept door de volgende twee waarnemingen.

Tabel 12

Aandeel deelnemers dat toezegt biologisch vlees van het toegekende tegoed te kopen in het conditionele verbodstreatment

Conditie Percentage dat toezegt

1) alle anderen zeggen ook toe (100%) 57 2) 22-29 zeggen toe (71-94%) 58 3) 16-21 zeggen toe (52-68%) 54 4) 9-15 zeggen toe (29-48%) 42 5) 1-8 zeggen toe (3-26%) 39 6) niemand anders zegt toe 43 16

VIER

De verwachting die deelnemers tijdens het uitbrengen van hun stem hadden over het gedrag van anderen zegt iets over de rol van conditionele coöperativiteit. Daartoe is na de stemming alle deelnemers gevraagd een inschatting te geven van het stemgedrag van andere deelnemers. De door hen gegeven inschatting is vervolgens vergeleken met hun eigen stemgedrag. Een positieve relatie tussen het eigen stemgedrag en de gemaakte inschatting van het stemgedrag van de andere deelnemers is een verdere indicatie dat deelnemers de eigen coöperativiteit af laten hangen van het gedrag van anderen. Het blijkt dat conditionaliteit ook in de niet- conditionele referendumvarianten van het experiment een rol heeft gespeeld. De deelnemers die ervoor kozen zichzelf (en anderen) te willen binden de duurzamere productvariant te kopen, verwachtten sneller dat anderen dat ook zouden doen (zie figuur 2). Dit geldt zelfs voor het individueel bindende verbod, waarin deelnemers anderen niet konden binden. Deze bevinding komt overeen met Chaudhuri (2010) die op basis van uitgebreid literatuuronderzoek concludeert dat coöperatief gedrag

samenhangt met het (ex ante) geloof dat anderen ook hun bijdrage zullen leveren.

De tweede aanvullende waarneming waaruit de rol van conditionele coöperativiteit is af te leiden, halen we uit een vraag die aan de deelnemers is gesteld tijdens de afsluitende enquête. De vraag was wat deelnemers zouden stemmen als zij de gelegenheid zouden hebben nóg een keer een keuze te maken. De deelnemers houden in overgrote meerderheid vast aan de keuze die ze in eerste instantie hebben gemaakt. Een klein deel (10 procent) zou achteraf gezien zijn keuze wijzigen, waarvan twee derde dan niet tégen maar juist vóór de aankoop van biologisch vlees of Max Havelaarchocolade zou gaan stemmen. Opvallend is dat vooral de tegenstemmende deelnemers in het bindende verbod voor chocolade, spijt hadden. Dit bindende treatment had bij de (eerste) stemming het hoogste aandeel voorstemmers, namelijk 68 procent. Dat vooral deelnemers die niet behoorden tot deze meerderheid spijt hadden, kan duiden op de rol van de eerder vastgestelde conditionele coöperativiteit.

Tabel 14

Percentage van het tegoed dat is besteed aan biologisch vlees naar ingeschatte en teruggekoppelde stemverhouding voor het raadgevend verbodstreatment

   

Teruggekoppelde stemverhouding

Ingeschatte Stemverhouding Meerderheid voor Meerderheid tegen

  (N=68) (N=48)

 

Meerderheid voor (N=79) 65 (N=46) 47 (N=33)

Meerderheid tegen (N=37) 41 (N=22) 17 (N=15)

Tabel 13

Stemgedrag en bereikte effect (aandeel tegoed besteed aan biologisch vlees) voor een aantal treatments

Treatment Percentage voorstemmers Percentage van het tegoed besteed

aan biologisch vlees Raadgevend verbod Met feedback 50 49 Zonder feedback 55 55 Bindend verbod 42 60 Meerderheid voor 103* Meerderheid tegen 33 Raadgevend verbod 50 49 Meerderheid voor 57 Meerderheid tegen 57

* Voor het bindend verbodstreatment geldt dat indien de meerderheid voor de aankoop van biologisch vlees stemt, deelnemers het budget gemiddeld genomen geheel uitgeven aan biologisch vlees. Dat geldt ook voor de deelnemers die tegen de maatregel hadden gestemd. Op zich is dat niet onlogisch omdat in het bindende verbodstreatment het niet houden aan de afspraak betekende dat het toegekende tegoed niet zou worden uitbetaald.

33

Resultaten |

VIER VIER

In document Dilemma’s rond duurzame consumptie (pagina 30-35)