• No results found

De rol van neuropsychologie met betrekking tot LVB in het justitiële veld

Omdat bij een groot deel van de reclassanten, en justitiabelen in het algemeen, een vermoeden van een LVB bestaat, is het belangrijk dat er aandacht is voor (het herkennen van) deze groep. Niet alleen voor reclasseringswerkers, maar ook voor andere professionals in de strafrechtketen, is het van belang dat zij zich hiervan bewust zijn en bekend zijn met de bejegeningsvormen voor deze groep.26 Deze paragraaf focust op hoe neuropsychologie behulpzaam kan zijn bij de bejegening van en interventies voor deze groep in het justitieveld en het krijgen van meer inzicht in hun problematiek.

Er zijn aanwijzingen dat dezelfde neuropsychologische factoren een rol spelen bij LVB als in het ontstaan van antisociaal en crimineel gedrag. Professor Moonen onderscheidt bijvoorbeeld vijf typologieën van LVB. Bij de eerste groep komt de LVB voort uit een syndroom of problemen rondom de zwangerschap. Bij een twee-de groep zijn twee-de cognitieve problemen veroorzaakt door ziekte of een ongeval. Een derde groep betreft mensen die als kind in een achterstandspositie zijn opgegroeid. Een vierde betreft mensen die in hun jeugd veel ‘Adverse Childhood Experiences’

26 Op www.hsleiden.nl/licht-verstandelijke-beperking-en-jeugdcriminaliteit/onderzoek/factsheets zijn factsheets over (de omgang met) LVB te vinden voor diverse doelgroepen.

(ACES), ofwel traumatische ervaringen in de kindertijd zoals mishandeling of psychi-sche problemen van de ouder(s), hebben meegemaakt. Een vijfde groep voldoet op

een gegeven moment aan de criteria voor een LVB, door bijvoorbeeld verslaving of

psychische problemen, waar dit van voorbijgaande aard zou kunnen zijn. Degenen met een LVB en antisociaal of crimineel gedrag vallen wellicht vaker binnen de laatste drie typologieën. Zo hangen zowel een achterstandspositie, traumatische ervaringen in de kindertijd, alsook verslaving en psychische problematiek ook samen met antisociaal en crimineel gedrag (Piotrowska, Stride, Croft, & Rowe, 2015; Schilling, Aseltine, & Gore, 2007; Vaughn, Salas-Wright, & Reingle-Gonzalez, 2016; Vermeiren, 2003). Er zijn aanwijzingen dat deze factoren, vooral traumati-sche ervaringen in de kindertijd en psychitraumati-sche problemen, ook weer samenhangen met neuropsychologische problemen, en mogelijk daardoor tot antisociaal en crimineel gedrag kunnen leiden (Goodman, Freeman & Chalmers, 2019; Ogilvie et al., 2011, Chen et al., 2016; Schilling, Aseltine, & Gore, 2007; Willcutt, Sonuga-Barke, Nigg, & Sergeant, 2008;). Samen genomen zou het een mogelijkheid kunnen zijn dat voor de justitiabelen met een LVB groep de ontwikkeling van de cognitieve achterstand welke gepaard gaat met een LVB, door dezelfde factoren verklaard zou kunnen worden als de antisociale gedragsproblemen die ze laten zien. Eenmaal in een reclasseringstraject vallen deze risicofactoren uit het verleden niet meer terug te draaien. Wél zou men in kunnen spelen op de neuropsychologische beperkingen, zoals in dit rapport beschreven, om verdere recidive te verminderen.

Het verkennen van neuropsychologische kenmerken kan in de toekomst mogelijk ook een rol spelen in de interventie van reclassanten die functioneren op het niveau van een LVB. Zo viel het verscheidene onderzoekers op dat personen met een LVB en gedragsproblemen of crimineel gedrag, betere neuropsychologische prestaties laat zien dan LVB controlegroepen zonder gedragsproblemen (Bexkens, 2013; Van der Molen, 2009; Langdon, Clare, & Murphy, 2011). De oorzaak hiervan zou kunnen liggen in bovenstaande propositie, dat de cognitieve problemen van een deel van de justitiële LVB populatie voortkomen uit de sociale context waarin ze zijn opgegroeid. Hoewel er meer onderzoek nodig is, zijn er aanwijzingen dat de justitiële LVB groep daardoor mogelijk het potentieel heeft voor hogere cognitieve vaardigheden. Vanwege vroege delinquentie zijn zij wellicht eerder uit het onderwijs gestroomd en hebben hierdoor minder cognitieve vaardigheden opgedaan. Dit kan leiden tot een lagere score op IQ-tests of de SCIL, dan wat te verwachten zou zijn op basis van de potentiële cognitieve capaciteiten. Hoewel het effect van algemene execu-tieve functietrainingen weinig lijkt te generaliseren naar situaties buiten de training (Rabipour & Raz, 2012), kunnen bepaalde praktische vaardigheden als plannings-vaardigheden of beslissingsstrategieën wellicht wel worden getraind (bijv. Bailey, Willner & Dymond, 2011). Naast training is het nu al mogelijk om ondersteuning te bieden in hiaten in de praktische cognitieve vaardigheden zoals planning. Er zijn zelfs aanwijzingen dat dit gemakkelijk via digitale weg kan (zoals e-begeleiding, Plaisier & Mol, 2016; De Kogel, 2019). Het is van belang hier meer zicht op te krijgen omdat dergelijke trainingen effectief zouden kunnen zijn bij justitiabelen die laag scoren op intelligentietests maar wel die verbeteringspotentieel hebben (Rueda, Rothbart, McCandliss, Saccomanno, & Posner, 2005; Thorell, Lindqvist, Bergman Nutley, Bohlin, & Klingberg, 2009; Platje et al., 2017).

De rol van neuropsychologie voor reclasseringsdoeleinden staat niet op zich, maar kan geïntegreerd worden met psychosociale factoren. Er is al uit veel onderzoek gebleken dat er onder veel justitiabelen neuropsychologische problemen aanwezig zijn, en niet alleen onder degenen met een LVB (Den Bak et al., 2018; Meijers et al., 2015; Ogilvie et al., 2011). Relevanter nog is dat deze neuropsychologische

factoren dagelijkse problemen kunnen veroorzaken die een succesvol reclasserings-traject verhinderen. Zo hebben problemen met impulscontrole, geheugen en schakelen, sterk negatieve effecten op het dagelijkse leven. Enkel het leven op orde krijgen en houden kan al een aanzienlijke inspanning kosten. Het neuro-psychologisch functioneren geeft dus aan hoe iemand omgaat met de klassieke criminogene risicofactoren als problemen met huisvesting, inkomen en sociale relaties. Neuropsychologische factoren hangen dus samen met psychologische en sociale factoren, zowel in oorzaken van antisociaal gedrag als in het voorkomen van recidive (Chen et al., 2016; Newsome & Cullen, 2017). Neuropsychologische factoren kunnen daarmee een belangrijke aanvulling zijn op het reeds gebruikte psychosociale instrumentarium, om de problemen onderliggend aan probleemgedrag bloot te leggen.

6 Conclusie en aanbevelingen