• No results found

Mannen dragen broeken, vrouwen dragen rokken en jurken. Duidelijker kon het onderscheid tussen beide seksen in het dagelijks leven bijna niet gemaakt worden. In de jaren vijftig bestond algemeen het idee dat het dragen van een rok de vrouwelijkheid vergroot. Al meteen na de oorlog zijn echter de eerste broeken in de boeken te vinden. Vooral wanneer de gelegenheid daar om vraagt, zoals tijdens het fietsen en schaatsen, maar zo nu en dan ook gewoon omdat het kan. Zo draagt Anne-Linde een luchtige linnen broek op Curaçao en loopt Madeleine de hele zomer in een sportieve blouse met dito korte broek. Hun vrouwelijkheid versterken ze met andere zaken. Lip-penstift bijvoorbeeld. En schoeisel. Zo draagt Madeleine sandalen onder haar vlotte outfit en heeft Fieke, Kitty’s vriendin, haar schaatsen onder schoenen met hakken gebonden. Andere schoenen bezit ze niet. Behalve Kitty en Mieke, van wie de laatste in overall onder een auto kruipt en in rij-kostuum schrijlings op een paard zit, lopen de overige meisjes in de jaren-vijftig-en-zestig-boeken toch weer immer in een rok of jurk óf hun kleding blijft onbekend. Hieruit blijkt wel dat met het af en toe opduiken van een broek, de rok nog niet meteen uit beeld is verdwenen. Integendeel. Alle hoofdpersonen die een groot feest in het vooruitzicht hebben, worden getrakteerd op een mooie, nieuwe jurk. De jurk van Anne-Linde is een wolk van wijduitstaande witte en groene tule. Bij Dini is er de luxe van de een nieuwe stof: “wel katoen, maar met zo’n mooie glans dat het zware zij lijkt.”132 Pam draagt een wijde petticoat en Annemarie draagt een gepast mooi pakje met hoge hakken. Een jurk of rok blijft feestelijk en vrouwelijk. Zelfs in de jaren zestig. Dat er in de boeken uit dit decennium verder hoegenaamd geen aandacht wordt besteed aan het dragen van een broek dan wel een rok, kan er evenals bij het make-upgebruik op duiden dat dit voor de auteurs geen issue (meer) is. Een rok of broek maakt wellicht niet meer zoveel uit, zoals het ook in de samen-leving niet zoveel meer uitmaakte. De broek was inmiddels immers aardig ingeburgerd bij het vrouwelijk deel van de bevolking.

Hoewel Madeleine en Kitty hun kasten vol hebben hangen met jurken, rokken, blouses, sieraden, hoedjes en manteltjes, sommige zelfs van bont, is het vooral Maddy’s vriendin Conny die van dure, mooie kleding houdt. Madeleine en Conny komen uit een niet-onbemiddeld milieu en dat is hen aan te zien. Het is treffend voor de periode waarin de boeken zijn verschenen, dat op Maddy en Conny na niemand in de gelegenheid is zomaar hoeveelheden nieuwe kleding naar

131 Hagers, 99.

63

’47 ’48 ’49 ’54 ’56 ’59 ’63 ‘65 ’66 ‘69

Madeleine Goud-Elsje Kitty Anne-Linde Marjolein Dini Pam Annemarie Vlinder Mieke believen te kopen. Kitty moet er hard voor werken en haar vriendin Fieke naait zelfs haar eigen kleding om af en toe eens wat nieuws te kunnen dragen. Goud-Elsje komt uit een warm, maar weinig bemid-deld arbeidersgezin waar een nieuw kledingstuk grote luxe is. Marjolein is beter bemiddeld dankzij haar man die werkt als arts in Parijs, maar ook bij Dini en Pam zijn de financiën in hun eenoudergezin krap. Pas wanneer hun beider moeders trouwen met een man met een goede baan wordt hun leven en ook hun kledingcollectie wat ruimer. Deze opsom-ming schetst een redelijk getrouw beeld van de gemiddelde financiële situatie van huishoudens in die tijd. Nederland was bezig met wederopbouw na jaren van oorlog en pas in de jaren zestig werd er grotere voorspoed onder grotere groepen mensen merkbaar.

Samengevat

De grootste ontwikkeling wat betreft de haardracht van de meisjes zit hem niet in de relatie tot de con-temporaine werkelijkheid, maar in het verschil met de kleur die voor de oorlog het meest voorkomend was. De blonde coiffure is terug van weggeweest. Verder lijkt er wat hun uiterlijk betreft in de jaren veertig, vijftig en zestig een no-nonsenselijn gevolgd te worden. Verschijning en kleding zijn niet zó belangrijk. Overmatig dik of dun worden beide niet gewaardeerd. Te veel make-up is verwerpelijk, maar dit inburgerende fenomeen op zichzelf zeker niet meer. Nieuwe kleding is leuk, maar meestal hebben de meisjes er het geld niet voor. Daarnaast lijken de meisjes steeds meer zelf te bepalen hoe zij zich kleden en opmaken; zij bepalen wat gewoon is. Willen ze een broek dragen, dan doen ze dat. Willen ze hun lippen stiften, dan doen ze dat. Er is ook geen man in hun omgeving die ze dat verbiedt. Goud-Elsjes Taco en Anne-Lindes vader tonen zich weliswaar aanhangers van de puur-natuurstroming, maar echt ver-oordelend zijn deze mannen niet.

Ook in het werkelijke leven in de jaren veertig, vijftig en zestig lijkt die no-nonsenselijn te worden gevolgd. Hier is eveneens het vrouwelijke ideaal slank, maar met gezonde welvingen. Make-up en broeken bij meisjes worden in de jaren vijftig nog niet bijster gewaardeerd, maar in de jaren zestig kijkt niemand hier nog van op. In de jaren vijftig hebben veel mensen ook het geld nog niet om dergelijke noviteiten aan te schaffen, maar in de het daaropvolgende decennium laat de financiële situatie van gezinnen hen hier meer ruimte voor.

De enige groep vrouwen die in de boeken buitengewoon begaan zijn met hun voorkomen, zijn de ‘nieuwe’ nuffen. Hun algemene fixatie op uiterlijk en schone schijn maakt duidelijk dat ook na de Tweede Wereldoorlog deze eigenschap nog een prominente, misschien wel prominentere rol speelt bij dit romankarakter. Gemiddeld genomen is de buitenkant in de meisjesboeken even-wel iets dat feitelijk aanwezig is en dus af en toe aan de orde komt, maar verder: vrij onbeduidend.

64

’47 ’48 ’49 ’54 ’56 ’59 ’63 ‘65 ’66 ‘69

Madeleine Goud-Elsje Kitty Anne-Linde Marjolein Dini Pam Annemarie Vlinder Mieke

Waar het leven kan bruisen

Het vierde thema dat inzicht moet geven in de ontwikkeling die meisjesboeken in vijfentwintig jaren hebben doorgemaakt, is dat van ruimte:

5. In welke ruimtes begeven de hoofdpersonages zich en hoe wordt die ruimte gewaardeerd? Het onderzoek van Couweleers wijst uit dat er voor de oorlog gemiddeld genomen drie locaties dan wel ruimtes te onderscheiden zijn, die in vrijwel ieder boek terugkomen: het thuis van de per-sonages, de school die er is om kattenkwaad uit te halen en/of als poort naar individuele vrijheid, en de natuur die vanwege haar rust wordt verkozen boven de drukke stad met haar negatieve in-vloeden.133 Wat betreft de school als prominente locatie, voegt alleen het oudste boek in het onderhavige corpus zich naar deze conclusie. Madeleine erft een kostschool speelt zich, voorspel-baar genoeg, af op een kostschool. Deze wordt getypeerd als oud en ouderwets, net als de leiding van de school. Het is een plek die de meisjes in ouderwetse tradities gevangen houdt en zodoende inderdaad uitnodigt tot kattenkwaad. Het eerste wat Madeleine doet wanneer zij de leiding heeft overgenomen, is conform haar drang tot vooruitgang en modernisering een heel nieuw gebouw laten optrekken. Het moet de leerlingen licht, lucht, ruimte en vrijheid bieden. Zelf vindt ze die vrijheid nog vooral buiten de school. Alle pleziertjes vinden plaats in de stad. Lang leve de auto van Ed. Dit groene wagentje brengt hen overal waar ze maar zijn willen, waaronder meerdere tearooms en dancings. Een beeld dat versterkt herhaald wordt in Als je 1000 weken bent…. Kitty vindt de stad geweldig. Daar bruist het leven en gebeurt alles. Op het platteland verveelt zij zich tot en met. Ook Marjolein vindt de stad iets betoverends hebben. Er gaat iets bijzonders van uit. Freddy Hagers, die als zichzelf een rol heeft in het boek, noemt Parijs zelfs de “stad van duizend dromen”.134 De stad maakt ook deel uit van het leven van Els, Pam, Dini, Mieke en Vlinder, maar niet zo prominent. Zij wonen allemaal voor kortere of langere periode in een dorp net buiten de stad. Vooral Vlinders woonplaats kenmerkt zich als typisch jaren vijftig/zestig dorp: niet te groot, ons kent ons en iedereen komt elkaar tegen op de toneelclub of de bazaar. De oriëntatie op de stad is sterk, maar er wordt geen uitgesproken positieve of negatieve waardering aan gehangen. Hoewel met name Goud-Elsje in stilte kan genieten van wandelingen in de natuur en fietstochten van haar werk in de stad naar haar huis in het dorp, kennen in alle boeken beide ruimtes zo hun charmes. Zeker wanneer de meisjes de leeftijd van zelfstandigheid en uit-huis-gaan bereiken.

Tot die tijd speelt het thuis van de meisjes nog een grote rol, evenals in de vooroorlogse boeken. Goud-Elsje is het meest van alle jongedames in warme, knusse huiskamers te vinden. Natuurlijk in haar eigen, waar de zwarte hekje-kachel lekker brand en de ouderwetse insteekketel zingt, maar ook in menig ander woon- of achterkamer, treft Els warmte en gezelligheid. Immer ingegeven door de mensen die er vertoeven. Kitty’s kamertjes tonen zich al net zo knus, warm en gezellig met snoezige dingen, gevoed door het bijbehorende saamhorigheidsgevoel wanneer de ruimtes gedeeld wordt met anderen. Voor Dini en Pam geldt dat het huis waarin zij wonen, past bij de situatie waar zij zich in bevinden. Voor Dini en haar moeder is een flatje in Amsterdam goed genoeg, maar met de uitbreiding van het gezin en de komst van meer onderlinge liefde en vreugde, verhuist het gezin naar Den Helder. Hier heerst niet meer de moderne zakelijkheid van Amster-dam, maar is er openheid, licht en lucht door de achtertuin en de nabijheid van duinen, zeedijk en zee. Bij Pam is de symboliek van haar omgeving nog duidelijker zichtbaar. In het huis waar zij en

133 Couweleers, 47-50.

65

’47 ’48 ’49 ’54 ’56 ’59 ’63 ‘65 ’66 ‘69

Madeleine Goud-Elsje Kitty Anne-Linde Marjolein Dini Pam Annemarie Vlinder Mieke Niek met moeder wonen is het ongezellig sinds hun oude dienstmeid is overleden. Het is vies, stoffig en rommelig. De keuken is zelfs kil en koud in het schrille licht. De ongezelligheid straalt overal vanaf. Het pension waar Pam en Niek tijdens moeders kuur verblijven, ziet er al frisser en fleuriger uit, maar het huis dat De Winter voor zijn nieuwe gezin laat bouwen is helemaal licht en modern. Net als Madeleines nieuwe kostschool, markeert dit huis een nieuwe start. Het wordt een huis waarin blijdschap overheerst.

Voor de ruimtes waar de meisjesverhalen zich afspelen, geldt dezelfde observatie als in het geval van de haardracht van de meisjes. De grootste ontwikkeling staat niet in relatie tot de contemporaine werkelijkheid, maar komt voort uit het verschil met de ruimtes die voor de oorlog het meest bezocht waren. De drieslag thuis-school-natuur heeft grotendeels afgedaan. Het thuis is belangrijk gebleven, maar de school speelt, op Madeleines situatie na, slechts nog op de achter-grond. Hetzelfde geldt voor de natuur, die niet langer verkozen wordt boven de drukke stad. De stad heeft juist aan populariteit gewonnen en maakt een substantieel deel uit van het leven van veel van de meisjes.