• No results found

Wat zijn de risico’s op hybridisatie van verwilderde kat/huiskat met Wilde kat?

3 Resultaten terreingebruik 1 Camera-onderzoek

4.2 Wat zijn de risico’s op hybridisatie van verwilderde kat/huiskat met Wilde kat?

Literatuur

Hybridisatie tussen huiskat en Wilde kat is in Europa de grootste bedreiging voor het voortbestaan van de Wilde kat (Garman, 2000; Biro et al., 2006). Hybridisatie komt voor in geheel Europa en verschilt per regio tussen de 3% en 42% (Oliveira et al., 2008; Randi, 2008; Hertwig et al., 2009). In België is 5% van de katten een hybride. In Duitsland is 18% van de Wilde kattenpopulatie een hybride (Hertwig et al., 2009). In het oosten van Duitsland is de hybride variant minder frequent aanwezig (4.2%), in het westen is 42.0% van het hybride type. Of een dier een Wilde kat is of een hybride kat wordt primair bepaald met DNA-technieken en eventueel op basis van biometrie en morfologie.

Klar et al. (2008) ontwikkelden een habitatselectie-model op basis van telemetriedata van negentienWilde katten in Duitsland. Wilde katten hadden een voorkeur voor bos, 75% van de peilpunten van katers en 91% van die van poezen ligt in bos. Het gebruik van habitat hangt ook af van de nabijheid van bebouwing en weiland. Op afstanden die kleiner waren dan 900 meter van dorpen en 200 meter van wegen en huizen nam de kans op gebruik van Wilde katten-habitat af. In de Eifel word dekking gevonden in het bos maar zijn de ruige grasvelden met een hoge muizenstand van belang als jachtgebied. Germain et al. (2008) bestudeerden het habitatgebruik

gebruik gemaakt van de omgeving van bebouwing. Wilde katten zijn in deze periode in oestrus waardoor de kans op hybridisatie afneemt bij koud weer. Overlap in home ranges tussen huiskat en Wilde kat in de koude periode was nauwelijks aanwezig en de kans op een ontmoeting was dus zeer laag. De kans op hybridisatie in het algemeen werd dan ook als laag ingeschat. Hybridisatie komt waarschijnlijk voort uit excursies buiten de home range van huis- of Wilde katten. Het risico op hybridisatie is het grootst in ijle populaties waarin de trefkans op het vinden van een natuurlijke paringspartner gering is, zoals bijvoorbeeld de randen van het verspreidingsgebied. Wanneer hybriden eenmaal aanwezig zijn neemt de kans op hybridisatie toe. De hybride katten hadden home ranges die qua grootte vergelijkbaar zijn met die van Wilde katten en hadden een kleine overlap met zowel huis- als Wilde kat voor beide geslachten gedurende het hele jaar.

Veldonderzoek gedrag

De data die verkregen werd van de gezenderde katten (zie 3.3) in deze studie komen overeen met het uit de literatuur verkregen beeld. De winter waarin de dieren werden gevolgd met GPS loggers was koud en kenmerkte zich voor een deel door een dik sneeuwdek (>40 cm). De katten hielden zich voornamelijk op bij bebouwing en campings, terwijl op basis van VHF telemetrie in de zomerperiode het beeld bestond dat enkele van deze katten nauwelijks bij bebouwing kwamen (figuur 3 en bijlage 1; VHF versus GPS data. Vergelijk bijvoorbeeld A002). Alle dieren maakten tijdens de winter echter nog wel in meer of mindere mate gebruik van het bos. De grote home ranges van A001 en A002 impliceren dat het dominante katers zijn. Deze twee katers brengen dus het grootste risico op hybridisatie met Wilde katten met zich mee. De home range-grootte van A011 is weliswaar kleiner maar ook deze kater gaf een verhoogd risico op hybridisatie omdat dit een dier betreft dat relatief veel in het bos verblijft. De kans op hybridisatie lijkt in de winter dus kleiner, maar is wel aanwezig. Overigens zijn uiteindelijk A001 en A011 vanuit het TNR-programma gevangen en gecastreerd. Ondanks dat A002 in de winterperiode veelvuldig rond erven aanwezig was is deze kat nooit gevangen in het TNR-programma.

Tabel 7

Aandeel van TNR-behandelde katten in het bosgebied op basis van camerawaarnemingen, periode mei 2010 - maart 2011. TNR+= aantal waargenomen TNR behandelde individuele katten (oortip-behandeling), TNR-= aantal waargenomen onbehandelde individuele katten, %TNR= percentage waargenomen behandelde dieren, # behandelde TNR-katten = totaal aantal katten dat die maand gevangen en TNR behandeld is, cum#TNR= cumulatief aantal behandelde dieren vanuit het TNR-programma in de omgeving, %TNRcum= percentage TNR-dieren ten opzichte van cum#TNR.

Jaar 2010 2011 Maand 5 6 7 8 9 10 11 12 1 2 3 TNR+ 1 2 1 1 2 1 TNR- 9 4 3 2 4 10 10 6 6 4 2 %TNR 0 0 0 0 20 17 9 14 25 20 0 #Behandelde TNR katten 1 0 0 0 0 1 1 1 11 30 16 Cum#TNR 13 17 17 17 17 18 18 18 29 59 75 %TNRcum 0 0 0 0 6 11 6 6 7 2 0

In tabel 7 zijn de cameravalwaarnemingen in het bos per maand uitgewerkt en onderverdeeld in dieren die wel of niet vanuit de TNR-campagne zijn behandeld. Aangezien van TNR-dieren een klein stukje van het oor wordt verwijderd zijn TNR-dieren uitwendig herkenbaar (foto 4). Ondanks dat de steekproef gering is en er mogelijk sprake is van gedragsbeïnvloeding en sterfte zijn de gegevens wel geschikt om indicaties te geven over het

aandeel (van TNR behandelde) dieren die in het bos gedurende het onderzoek zijn aangetroffen. Ongeveer 10% van de waarnemingen in het bosgebied waren TNR-individuen (range 0-25%, %TNR). Op basis van het

cumulatief aantal behandelde dieren is de waarnemingskans 3.3% (range 0-11%, %TNRcum). Uit het onderzoek aan gezenderde dieren bleek dat ca. 8-9 % van het terreingebruik bos is, ongeacht of de dieren een TNR- behandeling hebben ondergaan. Gedurende de gehele periode waren gemiddeld 27 TNR-dieren aanwezig. Indien 8-9% van die ~27 dieren het bosgebied bezoekt komt dat neer op 2.4 TNR katten. De bevindingen op basis van de camerabeelden komen opvallend overeen met de bevindingen van de telemetriestudie. Het aantal waarnemingen van TNR-katten op de cameravallen is ongeveer 10% en het op basis van telemetrie

vastgestelde gebruik van bos door katten is 8 à 9%.

Het omliggend onderzoeksgebied in en rond de bebouwde kom had een oppervlak van ca. 10 km2.

Extrapolatie van de waargenomen aantallen dieren (n=17; zie 3.1) in het bosgebied dat geen TNR-behandeling had ondergaan zou tot ca. 500 katten in het omliggende onderzoeksgebied leiden (50/km2) en (17/3.3%) tot

170 katten (17/km2) op basis van de terreingebruikstudie (17/10%). Dit zou betekenen dat ca. 15-50% van de

katten een TNR-behandeling hebben ondergaan tijdens de campagne (82 TNR-katten/500 of 170).

De huidige TNR-campagne vermindert de kans op hybridisatie, maar het effect lijkt gering. Ongeveer 90% van de waarnemingen met cameravallen van katten in het Vijlenerbos zijn dieren zonder TNR-behandeling. Naar verwachting zijn het hier dieren die afkomstig zijn van locaties waar niet mocht worden gevangen door de Dierenbescherming. Daarnaast werden veel van de dieren met GPS-loggers pas rond februari en maart 2011 door de Dierenbescherming gevangen. Omdat de camerastudie slechts doorliep tot april is de

waarnemingskans van deze TNR-dieren klein. Mogelijk was het effect van TNR op de kans op hybridisatie groter gebleken als de camerastudie langer had doorgelopen. Om meer algemeen geldende conclusies te trekken moet de steekproefgrootte worden vergroot, dienen meer poezen te worden gevolgd en is gedetailleerde informatie nodig over het terreingebruik in alle seizoenen.

4.3

Wat zijn de risico’s voor concurrentie tussen Wilde kat en