• No results found

Afbeelding 5.5 Controle ligging leiding m.b.v tracer Afbeelding 5.4 DWA put 186 met inkomende leidingen.

10. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

10.2.3. Rijnsweerd-Zuid

 Inpandig herstel Horatiuslaan nummer 8

Bij de herstelwerkzaamheden aan de Horatiuslaan 8 zijn de HWA aansluiting en de DWA aansluiting omgewisseld. Hierdoor zou in theorie het hemelwater en droogweerafvoer weer op het juiste stelsel zijn aangesloten. Echter is in de herstelde hemelwaterbuis een grijze afzetting aangetroffen (zie § 5.3.1). Vermoedelijk is deze afzetting het overblijfsel van een wasmachine, schrobputje of iets dergelijks. Deze buis mondt nu uit in het hemelwaterstelsel. Het vermoeden bestaat dat er nog steeds een foutaansluiting aanwezig is. Dit vermoeden wordt bevestigd doordat bij visuele inspectie van de betreffende put (put 475) het water een lichtgrijze kleur heeft. Ook blijkt uit de gegevens van het Riosonic onderzoek dat er één toilet op het HWA is aangesloten en één toilet op het DWA. Bij het omwisselen van beide afvoeren is mogelijk een andere foutaansluiting gecreëerd. Het wordt aanbevolen om dit nader te onderzoeken en inpandig op te lossen.

 Studentenflats Enny Vredelaan

Bij de putten aan de Enny Vredelaan zijn tijdens meetronde 3 ammoniumconcentraties tot 2,25 mg/l gemeten. Dit is in vergelijking met de rest van de wijk vrij hoog. Ook tijdens het onderzoek met de ammoniummethode door het consortium zijn hier verhoogde waarden aangetroffen. Aanbevolen wordt om de aansluitingen op de putten in de Enny Vredelaan aan een nader onderzoek te onderwerpen. Op die manier kan bepaald worden of de verhoogde ammoniumconcentraties vals positief zijn of dat er daadwerkelijk een foutaansluiting aanwezig is.

11. DISCUSSIE

Dit hoofdstuk bevat de discussie van de hiervoor gepresenteerde resultaten en conclusies. Hierbij worden een aantal punten behandeld die veel invloed hebben op het resultaat van dit onderzoek. Er is onderscheid gemaakt tussen de discussie van de gehanteerde methodiek en de resultaten van dit onderzoek.

11.1. Methodiek

 De hoeveelheid meetronden

In het Meetplan is opgenomen dat in dit onderzoek vier meetronden in de wijk Rijnsweerd-Zuid uitgevoerd zouden worden voor het bepalen van de ammoniumconcentraties. Planningtechnisch is het aantal meetronden beperkt tot drie. Echter hoe meer meetronden uitgevoerd worden, des te meer data er beschikbaar is voor interpretatie en analyse, des te betrouwbaarder de resultaten en conclusies zijn. Om de uitspraken over de werking van de ammoniummethode nog beter te kunnen staven, zou het goed zijn om meer meetronden uit te voeren. Meer data zou de mogelijkheid geven om het gedrag van ammonium in water beter in kaart te brengen. Nu zijn alle uitspraken gebaseerd op drie meetronden, om harde gefundeerde uitspraken te kunnen doen is dit eigenlijk te weinig.

 Uitvoering proeven Breda

De proeven in Breda zijn in een zeer kort tijdsbestek uitgevoerd. Door gedeelde belangen was er niet meer tijd beschikbaar om één van de proeven te herhalen. De uitspraken die gedaan worden zijn gebaseerd op een enkele proef. Hierdoor is niet duidelijk of de gevonden resultaten toevallige waarnemingen zijn of de werkelijkheid vertegenwoordigen.

 Bepaling achtergrondwaarde en grenswaarde

Om de ammoniummethode als QuickScan toe te passen is het noodzakelijk om bepaalde delen van een wijk uit te sluiten van nader onderzoek. Dit is gedaan op basis van de achtergrond- en grenswaarde. Voor de bepaling van deze waarden is geen methode beschikbaar.

In dit onderzoek zijn de waarden bepaald aan de hand van de gemeten ammoniumconcentraties en op basis van statistische getallen uit literatuuronderzoek. Hierbij zijn dus aannamen gedaan met betrekking tot de mate waarin deze getallen representatief zijn voor de werkelijkheid en in hoeverre de analyse op ammoniumconcentraties juist is uitgevoerd.

 Temperatuurmeting ongekalibreerd

De temperatuur van de monsters is tijdens elke meetronde meegenomen. Echter ontbrak de mogelijkheid om de temperatuurmeter te kalibreren. De temperatuurmeting van de pH en EGV elektroden geven onderling al een verschil van ongeveer 0,5⁰C. Er is aangenomen dat de gevonden waarden een indicatie geven van de temperatuurverschillen, maar dat de werkelijke temperaturen iets af kunnen wijken.

11.2. Resultaat

 Eén bekende foutaansluiting

Alle resultaten zijn gebaseerd op één bekende foutaansluiting. Op basis van het Riosonic onderzoek was de verwachting dat er meerdere foutaansluitingen aanwezig zouden zijn. Dit was echter niet het geval. Het is moeilijk om op basis van één foutaansluiting goede conclusies te trekken. Er is namelijk geen vergelijkingsmateriaal. Om die reden zijn alle uitspraken in de conclusies enkel van toepassing indien aan de randvoorwaarden wordt voldaan zoals beschreven in het protocol in bijlage D. Daarnaast bevindt de bekende foutaansluiting zich in een vertakt deel van het stelsel op de eerste put van een streng. Of de resultaten en conclusies van dit onderzoek hetzelfde zouden zijn indien de foutaansluiting gevestigd was in het midden van een streng of in een vermaasd deel van het stelsel met stroming kan op basis van dit onderzoek niet geconcludeerd worden. De hypothese is dat de foutaansluiting ook dan nog detecteerbaar is. Dit zal echter onderzocht moeten worden.

 Betrouwbaarheid Riosonic

Bij dit onderzoek is ervan uitgegaan dat met het Riosonic onderzoek door het consortium alle foutaansluitingen in de wijk zijn opgespoord. Tijdens dit onderzoek is echter gebleken dat sommige van deze vermeende foutaansluitingen niet verkeerd zijn aangesloten. Door deze constatering

kunnen de resultaten van het Riosonic onderzoek in twijfel worden getrokken. Er kan niet met zekerheid gezegd worden dat alle foutaansluitingen, met of zonder foutief aangesloten toilet, in de wijk zijn opgespoord.

Mochten er wel meer foutaansluitingen in de wijk zijn, dan kan dit consequenties hebben voor de conclusies in dit rapport.

12. LITERATUURLIJST