Uit de beschrijving van de begrippen “werkvoorbereiding” en “Virtueel Bouwen” in respectievelijk paragraaf 3.1 en 3.2 blijkt dat de primaire werkzaamheden tijdens de werkvoorbereiding van bouwprojecten (controleren van consistentie tussen bestek en tekeningen, genereren van werk‐ en productietekeningen, opstellen van een uitvoeringsplanning en opstellen van een werkbegroting) middels het toepassen van Virtueel Bouwen kunnen worden ondersteund. Verder blijkt dat Virtueel Bouwen kan bijdragen aan een efficiënter bouwproces, een kwalitatief beter eindproduct en een integratie tussen projectpartners in het bouwproces. Indien Virtueel Bouwen wordt toepast vanaf de fase werkvoorbereiding leidt dit altijd tot indirecte voordelen als gevolg van een beter eindproduct en soms tot directe voordelen als gevolg van een beter proces. Hoewel er geen eenduidige definitie bestaat voor Virtueel Bouwen, is er sprake van een aantal belangrijke overeenkomsten tussen de verschillende in de literatuur en praktijk gevonden definities. Er kunnen twee hoofdaspecten worden onderscheiden, namelijk 3D‐model en proces, welke als volgt kunnen worden omschreven: 1. Het 3D‐model kan omschreven worden aan de hand van vier kenmerken: (1) digitale database, (2) objectgeoriënteerde representatie, (3) informatie van de levenscyclus van een bouwwerk en (4) grafische en niet‐ grafische informatie. 2. Het proces kan omschreven worden als het uitwisselen van het 3D‐model, of onderdelen van het 3D‐model, tussen disciplines en projectpartners ter ondersteuning van coördinatie en overdracht van werkzaamheden. In de paragrafen 3.3 en 3.4 zijn de mechanismen en daaraan gerelateerde drijfveren en barrières welke van invloed zijn op het toepassen van Virtueel Bouwen door actoren in bouwprojecten en richtlijnen voor het realiseren van een weloverwogen invoeringsproces van Virtueel Bouwen in bouwprojecten in kaart gebracht. Hoewel een onderscheid is gemaakt tussen invoering en toepassing kan geconcludeerd worden dat deze twee aspecten moeilijk los van elkaar kunnen worden beschouwd. Een weloverwogen invoering wordt bijvoorbeeld voor een belangrijk deel bepaald door het verschil tussen de situatie vooraf en de bedoelde toepassing. Dit bepaald immers wat er ingevoerd moet worden. Daarnaast is de wijze van invoering van invloed op de werkelijke invoering. Er kan geconcludeerd worden dat alle (belangrijke) disciplines in het bouwproces Virtueel Bouwen op de bedoelde wijze moeten toepassen om de voordelen die dit kan opleveren te benutten. Dit impliceert dat goed en zorgvuldig nagedacht moet worden over de wijze waarop men Virtueel Bouwen wil invoeren en toepassen in een project. Het blijkt echter dat er in de bouwsector te weinig aandacht wordt besteed aan het plannen en coördineren van de implementatie van nieuwe ICT. Vaak gebeurt dit op een ad hoc manier, waardoor veelal de gewenste resultaten niet worden behaald. Verder kan geconcludeerd worden dat adoptie en gebruik door de potentiële gebruikers een belangrijke voorwaarde is voor het succesvol introduceren van Virtueel Bouwen. Dit betekent dat bij het bepalen van de bedoelde toepassing van Virtueel Bouwen rekening moet worden gehouden met de mechanismen welke van invloed zijn op het gebruik van Virtueel Bouwen door actoren. Daarnaast moeten actoren betrokken worden bij het bepalen van de bedoelde toepassing. Mechanismen welke van invloed zijn op het gebruik van interorganisationele ICT door actoren in bouwprojecten zijn: persoonlijke motivatie, externe motivatie, kennis en vaardigheden en handelingsmogelijkheden. Deze mechanismen worden beïnvloed door een achttal submechanismen, welke zowel drijfveren als barrières kunnen zijn tot het gebruik van ICT. Daarnaast blijkt op basis van bestaande theorieën over de adoptie en het gebruik van ICT dat het element ‘intentie tot ICT gebruik’ ook belangrijk is. De ‘intentie tot ICT gebruik’ is niet alleen van invloed op het gebruik van ICT, maar is ook een belangrijke motivator om barrières te overwinnen. Wanneer deze motivatie erg groot is, zullen actoren interventies invoeren in zowel hun eigen gebruik van ICT als dat van anderen. Verder blijkt dat het gebruik van ICT invloed heeft op de persoonlijke motivatie als gevolg van positieve of negatieve ervaringen. Virtueel Bouwen moet in vergelijking met andere ICT anders gepositioneerd worden binnen de kaders van de mechanismen. Dit resulteert in een tweetal belangrijke consequenties: (1) actoren moeten meer tijd besteden aan het leren gebruiken van deze applicaties en (2) betrokken actoren hebben vaker een vervormd beeld van de voordelen die deze applicaties kunnen bieden. Naast de barrières binnen de bovenstaande mechanismen, kunnen op basis van de mechanismen een tiental extra barrières worden onderscheiden die eveneens kunnen optreden tijdens de invoering van Virtueel Bouwen in bouwprojecten. Deze barrières (zowel binnen de mechanismen als gebaseerd op de mechanismen) treden niet allen tegelijk op, waarmee de noodzaak tot een gefaseerde benadering van een implementatietraject wordt onderstreept. Op deze manier is men namelijk in staat om een verandertraject op een gestructureerde en effectieve wijze te doorlopen. In een implementatietraject kunnen een viertal fasen worden onderkend, namelijk: ideevorming, adoptie, implementatie en verandering. In deze fasen moeten verschillende stappen worden doorlopen om barrières te voorkomen en uiteindelijk alle fasen weloverwogen te doorlopen. In de ideevormingsfase worden een eerste houding ten aanzien van een ICT verandering aangenomen. In de adoptiefase wordt deze verandering en bijbehorende invoering specifiek vormgegeven voor de praktijksituatie. In de implementatiefase wordt de verandering ingevoerd in de praktijk volgens de bedoelde invoering en bijbehorende strategie. In de verankeringsfase ontstaat een uiteindelijk routinematige toepassing van ICT, maar deze kan afwijken van de oorspronkelijk bedoelde verandering. Belangrijke onderdelen van de adoptiefase zijn het uitwerken van de verandering voor elke gebruiker waardoor eventuele knelpunten vroegtijdig gesignaleerd en opgelost kunnen worden, het kiezen van een implementatiestrategie en het opstellen van een implementatieplan. In dit plan worden de volgende onderdelen beschreven: toegevoegde waarde, doelstellingen, werkwijze (activiteiten), interventies (concrete oplossingsrichtingen), planning van de interventies en benodigde investeringen. In Figuur 8 is de samenhang tussen de fasen en de verschillende niveaus van toepassing en invoering weergegeven. Er bestaan verschillende implementatiestrategieën, maar er kan geen eenduidige optimale strategie worden onderscheiden. Er wordt bijvoorbeeld gepleit voor een incrementele aanpak, maar ook voor een sectorbrede invoering van Virtueel Bouwen. Daarnaast is op basis van de literatuur niet duidelijk of voor één strategie of een combinatie van strategieën moet worden gekozen. Geconcludeerd wordt dat in lijn met de methodiek van Adriaanse (2009) een combinatie van strategieën het beste is om daarmee op verschillende niveaus (gebruikers, management en beslissers) draagvlak te creëren voor de verandering. Figuur 8: Fasen invoeringstraject en niveaus invoering en gebruik Sturing blijkt ook een erg belangrijk onderdeel van een invoeringstraject te zijn. Met name een goede beschrijving en specificatie van het eindproduct (uitkomsten/doel) moet daarom voorhanden zijn en er moet regelmatig geëvalueerd worden. Dit betekent tevens dat er nagedacht moet worden over de wijze van evaluatie. Daarnaast blijken actoren verschillende rollen aan te nemen bij invoeringstrajecten. Hoewel alle rollen van belang zijn is de rol van de regisseur erg belangrijk. De regisseur is namelijk het veranderkundig geweten en zet de verandering op, stimuleert de uitvoering en bewaakt de voortgang. Bij de invoering van Virtueel Bouwen moet één persoon of organisatie belast worden met deze rol. De ad hoc aanpak van de bouwsector met betrekking tot het invoeren van ICT kan onder andere verklaard worden door een beperkt of verkeerd inzicht van betrokkenen in de factoren welke van invloed zijn op het gebruik van ICT. Ook is er weinig inzicht met betrekking tot het bepalen van de toegevoegde waarde van ICT, waardoor evaluatie en sturing van de implementatie niet of slecht mogelijk is. Hierdoor is er tevens sprake van een beperkt inzicht in de voordelen ten opzichte van de kosten, waardoor investeringen laag blijven en implementaties geen gestructureerde aanpak kennen met betrekking tot de motivatie voor de investering. Ook is gebleken dat het bedachte gebruik afwijkt van het optimale gebruik, omdat verschillende factoren van invloed zijn op het ontstaan van een veranderidee. Daarnaast is een veranderidee aan het begin van een verandertraject nooit helemaal duidelijk als gevolg van een gebrek aan kennis en inzichten. Ten slotte kan geconcludeerd worden dat de door Adriaanse (2009) ontwikkelde invoeringsmethodiek, welke specifiek is toegespitst op het implementeren van interorganisationele ICT in de bouw, rekening houdt met hetgeen in relevante literatuur gesteld wordt over invoeren van technologische innovaties en veranderprocessen. Daarnaast zijn de belangrijkste gedragstheorieën opgesloten in de methodiek. In paragraaf 3.5 zijn richtlijnen opgesteld voor het realiseren van een weloverwogen werkwijze. Er kan geconcludeerd worden dat (1) het niet alleen beschouwen van een werkwijze als een transformatie van input in output maar ook als een flow van informatie waarin activiteiten die geen waarde toevoegen of die resulteren in waardeverlies moeten worden geminimaliseerd, (2) het onderscheiden van processen, methodes, hulpmiddelen en omgeving als onderdeel van een werkwijze, (3) het in acht nemen van de relatie tussen deze onderdelen en (4) het in acht nemen van de invloed van technologie en personen op deze onderdelen belangrijke richtlijnen zijn bij het realiseren van een weloverwogen toepassing van Virtueel Bouwen. In lijn met bovenstaande kan ICT gebruikt worden voor het reduceren van activiteiten die geen waarde toevoegen. Hierbij moet procesverbetering zelf echter centraal staan en dient de technologie enkel te worden gezien als ondersteunend middel en niet als doel op zich. In het vervolg van dit onderzoek worden bovenstaande punten gebruikt voor een korte analyse van de traditionele werkwijze, de analyse van de huidige implementatie en toepassing van Virtueel Bouwen in het project NieuweVoorstad en vervolgens voor het opstellen van richtlijnen voor een ‘volgend’ project. In document Beter voorbereid door BIM: een onderzoek naar de invoering en toepassing van Virtueel Bouwen tijdens de voorbereiding van bouwprojecten (pagina 42-45)