• No results found

Voor het eerst sinds de start van de herintroductiecampagnes werd natuurlijke reproductie van kwabaal vastgesteld in een Vlaamse waterloop. Op 24 juni 2010 werd een juveniele kwabaal met een totale lengte van 63mm gevangen (Figuur 34) in de Asbeek (Figuur 35). In totaal werden 22 vissoorten gevangen in de bemonsterde zijbeken van de Grote Nete (Tabel 32), vijf meer dan bij de bevissing in 2009 (Van den Neucker et al., 2010). Zeven soorten die niet werden aangetroffen in 2009 zijn: bittervoorn, giebel, kwabaal, snoekbaars, tiendoornige stekelbaars, winde en zeelt. Naast de juveniele kwabaal werd ook één adulte kwabaal met een totale lengte van 432mm gevangen in de Asbeek. Rietvoorn en vetje werden niet aangetroffen in 2010.

In beviste zijbeken werden drie vissoorten gevangen die bescherming genieten onder Bijlage II van de Habitatrichtlijn en Bijlage III van de Conventie van Bern, namelijk beekprik, bittervoorn en kleine modderkruiper. Kleine modderkruiper werd enkel in de Scherpenbergloop gevangen. Beekprik werd enkel in de Asbeek aangetroffen, hoewel deze soort in 2009 ook in de Hanske Selsloop gevangen werd (Van den Neucker et al., 2010). Serpeling en kopvoorn, naast kwabaal twee andere doelsoorten van dit onderzoeksproject, werden meermaals aangetroffen. Serpeling werd enkel gevangen in de Zeeploop. Kopvoorn werd gevangen in de Zeeploop, de Heiloop en de Asbeek.

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling, kwabaal en beekforel in 2010.

83

Figuur 34. De eerste juveniele kwabaal afkomstig van natuurlijke reproductie (lengte 63mm), gevangen in de Asbeek op 24 juni 2010.

Figuur 35. Vangstlocatie in de Asbeek van de eerste juveniele kwabaal afkomstig van natuurlijke reproductie (situatie 26 juni 2008).

84 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling, kwabaal en beekforel in 2010.

www.inbo.be

Tabel 32. Vissoorten gevangen bij het onderzoek naar het voorkomen van juveniele kwabaal in het stroomgebied van de Grote Nete.

Soort Scherpenbergloop Zeeploop Heiloop Asbeek Hanske Sels

Amerikaanse hondsvis x x

baars x x x x

beekprik x

bermpje x x x x

bittervoorn x

blankvoorn x x x x

blauwbandgrondel x x

bruine Amerikaanse dwergmeerval x x

driedoornige stekelbaars x x x

giebel x

kleine modderkruiper x

kopvoorn x x x

kwabaal x

paling x x x x

riviergrondel x x x x x

serpeling x

snoek x x x x

snoekbaars x

tiendoornige stekelbaars x

winde x

zeelt x

zonnebaars x x

3.4 Bespreking

De eerste juveniele kwabaal afkomstig van natuurlijke reproductie werd gevangen in de Asbeek. De Asbeek vormt, samen met de Hanske Selsloop, de meest geschikte zijbeek voor de voortplanting van kwabaal (Dillen et al., 2005a; Van den Neucker et al., 2010). Om zich voort te planten en om hun eerste zomer door te brengen vereisen kwabalen zijbeken met lage stroomsnelheden, waarin veel waterplanten aanwezig zijn (Dillen et al., 2005a). Deze habitatkenmerken zijn voldoende aanwezig in de Asbeek. Om de kansen op een succesvolle herintroductie op lange termijn te maximaliseren, moet erover gewaakt worden dat de habitatkwaliteit niet achteruit gaat in de Asbeek en de Hanske Selsloop. Op sommige plaatsen is het habitat zelfs nog voor verbetering vatbaar (Van den Neucker et al., 2010). Er kan ook worden nagegaan of het habitat in de andere zijbeken kan verbeterd worden. Het valt in ieder geval aan te bevelen om, in onderling overleg met de waterbeheerder, kruidruimingen af te stemmen op de levenscyclus van de kwabaal. In het beste geval worden kruidruimingen geheel achterwege gelaten. Aangezien kwabalen in groepen paaien (McPhail & Paragamian, 2000), moet de bereikbaarheid van de zijbeken verzekerd worden voor de hele populatie. Een lage densiteit aan geslachtsrijpe exemplaren verhindert mogelijk dat een voldoende aantal individuen elkaar kan vinden. Migratieknelpunten moeten dus overal verwijderd worden.

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling, kwabaal en beekforel in 2010.

85

4 Conclusies

Evaluatie herintroducties kopvoorn, serpeling, kwabaal en beekforel

In vijf van de zes geëvalueerde waterlopen waar kopvoorn werd geherintroduceerd, was de soort nog aanwezig. In de Laan werden geen kopvoorns aangetroffen, terwijl er in 2009 nog enkele exemplaren werden gevangen. Volgens het habitatgeschiktheidsmodel zou deze waterloop voldoende geschikt habitat moeten omvatten voor kopvoorn. Alvorens nieuwe uitzettingen van kopvoorn in de Laan te overwegen, is het aangewezen om de waterkwaliteit nauwkeurig te bestuderen en de goede werking van de visdoorgang in Terlanen te garanderen. In tegenstelling tot in 2008 en 2009, werden in 2010 wel kopvoorns aangetroffen in de Vleterbeek. De vraag blijft echter of de Vleterbeek geschikt is voor kopvoorn. De habitatkwaliteit is er ondermaats en de waterkwaliteit nabij de Belgisch-Franse grens is ontoereikend (Van den Neucker et al., 2009; 2010). Daarnaast is deze waterloop onderhevig aan grote piekdebieten, waardoor uitgezette vissen kunnen afspoelen naar stroomafwaarts gelegen delen. De vangst in de Vleterbeek bleef beperkt tot het meest stroomafwaarts gelegen traject, waar de waterkwaliteit beter is dan nabij de grens. Anderzijds werd, net als in het traject nabij de grens, ook hier geen geschikt leef- of paaihabitat aangetroffen (Van den Neucker et al., 2010). In de Abeek, de Bosbeek, de IJse en de Molenbeek-Bollaak is er zeker nog ruimte voor bijkomende uitzettingen van kopvoorn. In de Molenbeek-Bollaak zijn echter geen geschikte paairiffles aanwezig in de onmiddellijke omgeving van de beviste trajecten (Van den Neucker et al., 2010). Het aanleggen van kunstmatige paairiffles in deze waterloop kan de slaagkans van de herintroductie verhogen. Net als in 2009, werd enkel in de Grote Nete natuurlijke reproductie vastgesteld. In de Bosbeek en de Vleterbeek werd nog geen natuurlijke reproductie van kopvoorn verwacht, omdat de herintroductiecampagne er nog niet lang genoeg loopt. In de Bosbeek, de Laan en de IJse zouden de oudste individuen wel al een leeftijd bereikt kunnen hebben waarop voortplanting mogelijk is. Door de nog kleine aantallen volwassen exemplaren is natuurlijke voortplanting vermoedelijk nog uitgebleven. In de Grote Nete dienen geen uitzettingen van kopvoorn meer te gebeuren, aangezien er een goede, zichzelf instandhoudende populatie voorkomt.

Overleving van serpelingen werd vastgesteld in alle vier de geëvalueerde waterlopen waar de soort werd uitgezet. Ook in de Grote Nete, waar nog een geheel natuurlijke populatie aanwezig is en waar nooit serpelingen uitgezet werden, werd de soort gevangen en kon het voorkomen van natuurlijke reproductie bevestigd worden. Het uitzetten van serpeling in de Grote Nete wordt dan ook afgeraden. Voor het tweede jaar op rij werd natuurlijke reproductie vastgesteld in de Bosbeek. Het aantal juveniele serpelingen was er wel nog klein. In de Abeek werden voor het eerst geen serpelingen behorende tot de 0+ leeftijdsklasse gevangen. Er is dus nog ruimte voor bijkomende uitzettingen in de Abeek en de Bosbeek, ook al omdat het aantal 1+ en oudere serpelingen lager was dan verwacht. Bovendien bleef de vangst van 0+ serpelingen in 2008 en 2009 in de Abeek, waar een natuurlijke populatie werd aangevuld met gekweekte dieren, beperkt tot het traject stroomafwaarts van de Reppelmolen (Van den Neucker et al., 2010). In in de Bosbeek werden enkel in het traject stroomafwaarts van de Volmolen serpelingen van de 0+ leeftijdsklasse gevangen. Ook in de Laan en de IJse kunnen nog bijkomende uitzettingen uitgevoerd worden. Ook in deze twee waterlopen bleven de aantallen nog beneden de verwachtingen. Zoals eerder aangegeven, kan de waterkwaliteit in de Laan best eerst grondig onderzocht worden alvorens bijkomende uitzettingen kunnen overwogen worden. In alle waterlopen zijn nog steeds migratieknelpunten aanwezig en het aantal geschikte paairiffles is beperkt. Het is daarom aangewezen om de serpelingpopulaties gedurende de volgende jaren nauwgezet op te volgen.

86 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling, kwabaal en beekforel in 2010.

www.inbo.be

Zoals eerder al vastgesteld door Van den Neucker et al. (2009; 2010), lijken de herintroducties van kwabaal aan te slaan in de Abeek, Bosbeek, Grote Nete en IJse. In de IJse gingen de aantallen wel vrij sterk achteruit ten opzichte van 2009 en waren er tijdens de evaluatiebevissingen aanwijzingen dat de waterkwaliteit niet optimaal was. Van den Neucker et al. (2009; 2010) stelden voor om de herintroducties gedurende enkele jaren te beperken tot één of twee waterlopen en te streven naar een jaarlijkse uitzetting van minimaal 2000 éénzomerige kwabalen. Hiervoor is een verhoging van het aanbod noodzakelijk. In het najaar van 2010 werd hieraan deels tegemoet gekomen en werden respectievelijk 7930 en 4225 kwabalen uitgezet in de Grote Nete en de IJse (bepotingsdatabank Agentschap voor Natuur en Bos). In de Grote Nete werden de jonge kwabalen vanaf 2009 zo ver mogelijk stroomopwaarts uitgezet (mededeling Agentschap voor Natuur en Bos), zodat geschikt paaihabitat in de Hanske Selsloop en de Asbeek bereikbaar is voor tenminste een deel van de geherintroduceerde populatie. Het verwijderen van alle migratieknelpunten die een vrije toegang tot deze zijbeken belemmeren blijft evenwel absoluut noodzakelijk. Deze maatregelen zullen de slaagkansen van de herintroductie sterk verhogen. De geschiktheid van de Asbeek als opgroeihabitat werd bevestigd door de vangst van de eerste juveniele kwabaal afkomstig van natuurlijke reproductie. In alle genoemde waterlopen is er ruimte voor bijkomende uitzettingen, omdat de verwachte aantallen in één of meerdere trajecten nog niet werden bereikt. Enkel in de Pauwelsbeek kan de herintroductiecampagne voorlopig best worden stopgezet, omdat er geen overleving werd vastgesteld en het niet duidelijk is of de habitat- en waterkwaliteit volstaan voor kwabaal. Indien het aanbod aan éénzomerige kwabalen in de toekomst opnieuw zou afnemen, valt het aan te bevelen om de uitzettingen te beperken tot één of twee waterlopen. De herintroductiecampagne moet in de eerste plaats worden volgehouden in de Grote Nete (Van den Neucker et al., 2010).

In het traject Trimpont in de Terkleppebeek waren 0+ beekforellen nog talrijker aanwezig dan in 2009 (Van den Neucker et al., 2010). Er werden ook meer beekforellen behorende tot de 1+ leeftijdsklasse gevangen. Deze kunnen echter afkomstig zijn van de uitzetting in 2010. De aanbeveling om de migratieknelpunten in dit traject te verwijderen (Van den Neucker et al., 2010) blijft daarom geldig. Door deze knelpunten zijn beekforellen die zich na verloop van tijd stroomafwaarts verplaatsen niet meer in staat om het geëvalueerde traject nabij de bron te bereiken. Het uitzetten van beekforel kan best tijdelijk stopgezet worden, gezien de grote aantallen die gevangen werden in de poeltjes.

Groei kopvoorn, serpeling en kwabaal

De groei van de doelsoorten verschilt niet alleen tussen de waterlopen, maar ook tussen jaren binnen één waterloop. Verschillen tussen jaren binnen een waterloop waren zeer uitgesproken voor kopvoorn in de Abeek, Bosbeek en IJse en voor kwabaal in de Grote Nete. Het verschil in groei heeft wellicht niet alleen te maken met omgevingsfactoren, zoals het voedselaanbod of de watertemperatuur, maar ook met de lengte van de uitgezette individuen.

Conditie kopvoorn, serpeling, kwabaal en beekforel

Voor kopvoorn en kwabaal was de gemiddelde conditiefactor het hoogst in de Abeek, terwijl serpeling de beste conditie vertoonde in de IJse. De gemiddelde conditiefactor voor serpeling was het laagst in de Bosbeek, maar voor kopvoorn en kwabaal was hij het laagst in de Grote Nete. De verschillen tussen de waterlopen kunnen onder meer te wijten zijn aan een verschillend voedselaanbod. De bevissingsdatum had wellicht weinig invloed, omdat alle

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling, kwabaal en beekforel in 2010.

87

trajecten in de periode september tot begin oktober 2010 bevist werden. De conditie van de beekforellen in de Terkleppebeek kwam overeen met die gerapporteerd door Dillen & Meulebrouck (2009).

Voortplantingssucces kwabaal in de Grote Nete (2010)

De eerste juveniele kwabaal afkomstig van natuurlijke reproductie werd gevangen in de Asbeek. De Asbeek vormt, samen met de Hanske Selsloop, de meest geschikte zijbeek voor de voortplanting van kwabaal (Dillen et al., 2005a; Van den Neucker et al., 2010). Om de kansen op een succesvolle herintroductie op lange termijn te maximaliseren, moet erover gewaakt worden dat de habitatkwaliteit niet achteruit gaat in de Asbeek en de Hanske Selsloop. Op sommige plaatsen is het habitat zelfs nog voor verbetering vatbaar (Van den Neucker et al., 2010). Er kan ook worden nagegaan of het habitat in de andere zijbeken van de Grote Nete kan verbeterd worden. Het valt in ieder geval aan te bevelen om, in onderling overleg met de waterbeheerder, kruidruimingen af te stemmen op de levenscyclus van de kwabaal. In het beste geval worden kruidruimingen geheel achterwege gelaten, omdat er eigenlijk geen optimale periode is om te maaien. Kwabalen paaien in de winter en de juvenielen brengen hun eerste levensjaar in de zijbeken door. Aangezien kwabalen in groepen paaien (McPhail & Paragamian, 2000), moet de bereikbaarheid van de zijbeken verzekerd worden voor de hele populatie. Een lage densiteit aan geslachtsrijpe exemplaren verhindert mogelijk dat een voldoende aantal individuen elkaar kan vinden. Migratieknelpunten moeten dus overal verwijderd worden.

88 Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling, kwabaal en beekforel in 2010.

www.inbo.be

Literatuurlijst

Bagenal T. B. (ed.) (1978). Methods for assessment of fish production in fresh waters. IBP Handbook No. 3. Third Edition. Blackwell Scientific Publications, Oxford, London, Edinburgh, Melbourne. 365pp.

Baras E. & Nindaba J. (1999). Seasonal and diel utilisation of inshore microhabitats by larvae and juveniles of Leuciscus cephalus and Leuciscus leuciscus. Environmental Biology of Fishes 56:183-197.

Baeyens R., Buysse D., Van den Neucker T., Mouton A., Martens S., Gelaude E., Jacobs Y., Coeck J. (2010). Evaluatie ecologische herinrichting oeverzones Tappelbeek en Klein Beek. Vastlegging nultoestand. INBO.R.2010.14, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. CIW (2010). Bekkenvoortgangsrapport 2009: Bovenscheldebekken. Integraal Waterbeleid.

http://www.bekkenwerking.be/documenten/bekkenvoortgangsrapporten-2009-1/bvr09_bovenscheldebekken

Coeck J., Collazo S., Meire P. & Verheyen R. F. (2000). Herintroductie en herstel van kopvoornpopulaties (Leuciscus cephalus) in het Vlaamse Gewest. IN 2000.15, Instituut voor Natuurbehoud, Brussel.

Coeck J. (1996). Electrisch vissen: theorie en praktijk. IN.96.22, Instituut voor Natuurbehoud, Brussel.

Coeck J., Martens S., Baeyens R., Dillen A., Auwerx J. & De Charleroy D. (2006). Evaluatie van de pilootintroductie van kwabaal in Grote Nete en Bosbeek. INBO.R.2006.39, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

Colazzo S., Coeck J. & Verheyen R. F. (1997). Pilootstudie naar de herintroductie van de kopvoorn (Leuciscus cephalus) ten behoeve van de hengelsport in de Provincie Antwerpen. IN 97.27, Instituut voor Natuurbehoud, Brussel.

Copp G. H. (1992). Comparative microhabitat use of cyprinid larvae and juveniles in a lotic floodplain channel. Environmental Biology of Fishes 33:181-193.

Copp G. H. (1990). Effect of regulation on 0+ fish recruitment in the Great Ouse, a lowland river. Regulated Rivers: Research & Management 5:251-263.

Copp G. H., Oliver J. M., Penáz M., Roux A. L. (1991). Juvenile fishes as functional describers of fluvial ecosystem dynamics: applications on the river Rhône, France. Regulated Rivers:

Research & Management 6:135-145.

Dillen A., Baeyens R., Martens S. & Coeck J. (2006). Onderzoek naar de haalbaarheid van het herstel van serpelingpopulaties in waterlopen van het Vlaamse Gewest. INBO.R.2006.14, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

Dillen A., Martens S., Baeyens R. & Coeck J. (2005a). Onderzoek naar de biologie van de kwabaal (Lota lota L.), ter voorbereiding van het herstel van de soort in het Vlaamse Gewest. IN.R.2005.04, Instituut voor Natuurbehoud, Brussel.

Dillen A., Martens S., Baeyens R., Van Gils W. & Coeck J. (2005b). Habitatevaluatie en biotoopherstel ten behoeve van de visfauna in zones van de Habitatrichtlijn. IN.R.2005.03, Instituut voor Natuurbehoud, Brussel.

www.inbo.be Wetenschappelijke ondersteuning herstelprogramma’s kopvoorn, serpeling, kwabaal en beekforel in 2010.

89

Dillen A. & Meulebrouck K. (2009). Eerste evaluatie van de herintroductie van beekforel in de Terkleppebeek. Rapport van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB, cel beleidsuitvoering). 10pp.

Froese R. (2006). Cube law, condition factor and weight-length relationships: history, meta-analysis and recommendations. Journal of Applied Ichthyology 22(4):241-253.

McPhail J. D. & Paragamian V. L. (2000). Burbot biology and life history. Pp. 11-23 in Paragamian V. L. & Willis D. (eds.). Burbot biology, ecology, and management. American Fisheries Society, Fisheries Management Section, Publication Number 1, Bethesda, Maryland. Philippart J. C. & Ovidio M. (2010). Complément d’information en novembre 2010 sur la présence dans le bassin de la Dyle d’espèces de poissons de grande valeur écologique justifiant des mesures prioritaires de préservation-restauration de la continuité piscicole (actions Benelux et DCE). LDPH-Université de Liège. 7pp.

Sprengers (1992). Populatiedynamiek van de soorten van het genus Leuciscus op de Grote Nete. Licentiaatsverhandeling Universiteit Antwerpen.

Van den Neucker T., Gelaude E., Martens S., Baeyens R., Jacobs Y., Stevens M., Mouton A., Buysse D., Auwerx J., De Charleroy D., Coeck J. & van Vessem J. (2009). Wetenschappelijke ondersteuning van de herstelprogramma’s voor kopvoorn, serpeling, kwabaal en beekforel in 2008. INBO.R.2009.39, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

Van den Neucker T., Gelaude E., Martens S., Baeyens R., Jacobs Y., Stevens M., Mouton A., Buysse D., Auwerx J., De Charleroy D., Coeck J. & van Vessem J. (2010). Wetenschappelijke ondersteuning van de herstelprogramma’s voor kopvoorn, serpeling, kwabaal en beekforel in 2009. INBO.R.2010.64, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.

Vergote A. (2000). Bijdrage tot de studie van de habitatecologie van serpeling (Leuciscus

leuciscus) in de Grote Nete. Scriptie voorgelegd tot het behalen van de graad van Licentiaat

in de Biologie (richting dierkunde). Universiteit Gent.

Verheyen R. F., Vandelannoote A., Nieuwinckel B., Dierckx K., Hooremans W., Schaevers G. & Spaey M. (1984). Optimalisatie van het visbestand in het bekken van de Grote Nete. Universitaire Instelling Antwerpen, Wilrijk.

GERELATEERDE DOCUMENTEN