• No results found

Naast de evaluatie van de beoordeling op dit moment is er tijdens het interview aansluitend bij vraag 6 bewust gevraagd naar de wensen en behoeften die de betrokkenen hebben ten aanzien van het beoordelingsproces, om hiermee nadrukkelijk rekening te houden. De behoeften zijn geprioriteerd, om aan te geven welke behoeften de voornaamste aandacht verdienen. Omdat de behoeften afhankelijk zijn van de betrokken partij, worden ze ook weergegeven per betrokken partij; als eerst de docenten en teamleider, vervolgens de leerlingen en tot slot de bpv-begeleiders.

Docenten en teamleider

Deze groep geeft als voornaamste behoeften weer: • Invoering kwalificerende beoordeling

Hierbij werd de invoering van een kwalificerend beoordelingsinstrument (het assessment) met daarbij gepaard gaande ontwikkeling het meest genoemd. Behoeften omtrent de inhoud, niveau waarborging en kwaliteitbewaking van de beoordelingen, zagen de docenten als belangrijkste aandachtspunten.

• Congruent en geïntegreerd geheel van beoordelen

Op dit punt is er behoefte aan een logisch beoordelingsproces, waarbij samenhang is tussen de verschillende elementen, zoals integratie van de verschillende vakken, doorgaande lijn van de bpv- periode en projecten op school en samensmelting van kennis, vaardigheden en houding in de beoordeling.

• Vaardigheden docenten

Bij de invoering van een nieuwe manier van opleiden en beoordelen, werd behalve de behoefte tot het invoeren van een beoordelingsysteem, ook de eigen vaardigheid van docenten genoemd. De combinatie

van beoordelaar en begeleider werd door sommigen als lastig ervaren en de uitvoering van de rol van procesbegeleider in het bijzonder. Voor de invoering van de kwalificerende beoordeling willen de docenten graag competenter worden om deze te kunnen uitvoeren.

Leerlingen

De groep leerlingen geeft een aantal behoeften en verbeterpunten weer die vooral de uitvoering van het beoordelen betreffen.

• Eenheid en duidelijkheid van de verwachtingen en doelen.

Leerlingen gaven aan dat er op school soms wel wat meer eenheid en duidelijkheid gegeven mag worden over bijvoorbeeld de doelen van het portfolio. Zij zouden dit graag zien door het portfolio regelmatig in de klas te bespreken en concrete richtlijnen hiervoor te hebben.

• De school, stage en de leerlingen op een lijn

Net als de docenten geven de leerlingen aan dat er tussen de bpv-periode en de projecten en vakken op school nog geen doorgaande lijn zichtbaar is. Ze zouden graag zien dat op school competenties flexibel beoordeeld kunnen worden en er aan realistische opdrachten (bijvoorbeeld van een bedrijf) gewerkt kan worden.

• Praktische uitvoering

Tot slot gaven de leerlingen aan dat ze voor het beoordelen veel dezelfde papieren moeten invullen, waardoor zowel zij als de beoordelaars hierdoor minder serieus mee omgaan. De beoordelingsmomenten zouden volgens hen beter op afgesproken tijden kunnen, bijvoorbeeld aan het begin, midden en eind van de stage. Waarbij er meer inhoudelijke feedback wordt gegeven in plaats van onvoldoende/voldoende zoals soms het geval is.

De beroepspraktijk

Twee begeleiders gaven aan dat het opleiden en beoordelen aan de hand van competenties voor hen een nieuwe ontwikkeling was, waar ze niet of nauwelijks ervaring mee hadden. De andere begeleider was ook praktijkbegeleider van leerlingen van andere opleidingen, die reeds de omslag naar competentiegericht leren hebben gemaakt. De begeleiders waren allen over het algemeen positief over de veranderende ontwikkeling naar competentiegericht opleiden. Als belangrijkste punten werd hierbij genoemd dat leerlingen meer initiatief nemen om (verscheidene) activiteiten te ondernemen en creatiever en bewuster op zoek gaan naar leermomenten. Daarnaast gaven ze aan dat met name door de reflectie- en

beoordelingsformulieren er meer en bewust wordt gelet op wat Onstenk (2002) de

sociaal-communicatieve en normatief-culturele competenties noemt. Dit in tegenstelling tot vorige bpv-perioden, waarbij het accent lag op de beroepsgerichte kennis en vaardigheden. Belangrijke competenties die op dit

vlak werden genoemd waren het kunnen omgaan met feedback, beroepshouding van de leerlingen en de aandacht voor die in het bedrijf geldende normen en waarden. De functioneringsgesprekken werden als meerwaarde beschouwd, omdat hierin bewust aandacht was voor de genoemde competenties en daarnaast het leerproces van de leerling.

De behoeften en verbeterpunten van de beroepspraktijk kunnen als volgt worden samengevat in de volgende drie punten.

• Doel en uitvoering beoordeling

Ten eerste werd genoemd dat met name in het begin het bpv-werkboek met de bijbehorende formulieren voor zowel de leerling als begeleider niet erg overzichtelijk was en dat de bedoeling ervan niet erg duidelijk was. Dit zorgde in het begin voor extra investeringstijd en frustraties.

• Tijdsinvestering

Ten tweede werd genoemd dat het invullen van de beoordelingsformulieren gedurende de hele periode, veel tijd vergden van de begeleider en beoordelaars. Het invullen van de vaki-kaart (hiermee worden de vaardigheden, attitude, kennis en inzicht beoordeeld), beoordelingsformulieren en het schrijven van reflectieverslagen werden hierbij met name als veel invulwerk ervaren. In de praktijk kwam het erop neer dat er veel dezelfde papieren moeten worden ingevuld, wat oppervlakkigheid bevordert; ‘bij het zoveelste formulier bekeek je de competenties en het handelen van de leerling niet meer kritisch.’

• Inbreng leerling

Ten derde werd door de begeleider die ook bij andere competentiegericht trajecten actief is, genoemd dat criteria van de beoordelingsformulieren voor leerlingen verlammend gaan werken en dat er weinig eigen inbreng is voor de leerling. Haar ervaring was dat leerlingen erg gaan focussen op het afkruizen van de beroepsproducten en willen voldoen aan de omschreven criteria van de competenties. Hierbij staat niet de essentie voorop om flexibel en deelnemergerichtheid te beoordelen, maar geven de formulieren het uitgangspunt aan. Meer ruimte voor eigen inbreng en complexere opdrachten zouden een prominentere plaats binnen het beoordelen moeten krijgen.

Conclusie

Met name het tweede en derde punt zijn belangrijk bij het ontwerpen van het beoordelingsysteem en het verbeteren van de huidige manier van beoordelen. Het eerste punt is minder van belang, omdat dit voornamelijk te wijten is aan het feit dat dit voor alle betrokkenen een nieuwe manier van leren en beoordelen was. Wel kan worden aangeraden om leerlingen al voor de bpv-periode met de verscheidene formulieren ervaring te laten opdoen, zodat dit tijdens de bpv-periode soepeler verloopt.

Uit het bovenstaande kan voorts worden geconcludeerd, dat de invoering van kwalificerende

doorgemaakte ontwikkelingen naar competentiegericht leren en beoordelen en een volgende stap naar een kwalificerend beoordelingssysteem ligt in een logische ontwikkelingslijn. Daarbij zal volgens de verscheidene betrokkenen met name gelet moeten worden op de doorgaande lijn in leren en beoordelen en de praktische uitvoerbaarheid en transparantie. Voor het invoeren van kwalificerende beoordelingen is het essentieel om kritische afwegingen te maken tussen de kwaliteit van de beoordelingen en de

uitvoerbaarheid in de praktijk, waarbij er nadrukkelijk moet worden gekeken naar de kwaliteitscriteria transparantie en bruikbaarheid van de keuzes omtrent beoordelen. Deze criteria raken de essentie van alle behoeften, als het beoordelingssysteem niet realiseerbaar is in de praktijk, is het voor alle

betrokkenen zinloos zich in te zetten voor deze ontwikkeling.