• No results found

6 Mogelijke gevolgen van de aanleg van IJburg tweede fase

6.10 Verstoring door recreatievaart

6.10.3 Resultaten vaarsimulaties Huidige situatie

Totaal zijn er in de IJmeer regio (incl. Gouwzee, Amsterdam-binnen en Gooimeer) thans ruim 8400 ligplaatsen. Van alle havens varen natuurlijk niet alle uitvarende boten het IJmeer in. Per haven is daarom een aanname gedaan van het aandeel dat het IJmeer binnenvaart. Op basis hiervan gebruiken dan volgens het model gemiddeld ruim 5000 boten in eerste instantie het IJmeer. Met een aangenomen uitvaarpercentage van 20% (cumulatief over vijf uren op een dag in het hoogseizoen) varen er dus totaal 1000 boten op enig moment op het IJmeer. Op het drukste moment (vierde uur) varen er volgens de berekeningen gemiddeld ca 500-600 boten. Dit komt overeen met de tellingen van Rijkswaterstaat uit de periode 1998-2004 (van Rijn 2004). Tijdens deze tellingen in het IJmeer werden recentelijk maximaal 800- 1000 boten gelijktijdig waargenomen. Dit geeft vertrouwen in de uitkomsten van het model.

Als illustratie van de output van het vaarmodel geeft figuur 6.3 de gesimuleerde bootdichtheden weer op verschillende tijdstippen voor de situatie zonder ligplaatsen op IJburg I en zonder IJburg II, in hoog- en laagseizoen. In de huidige situatie vindt de opvulling van het IJmeer met recreatievaartuigen in eerste instantie vooral plaats vanuit Muiden, daarna gevolgd door de relatief nieuwe haven van Almeerderzand, het Gooimeer en Amsterdam. Als gevolg daarvan is vooral in de eerste uren een zonering zichtbaar van relatief hoge bootdichtheden in het zuiden van het IJmeer naar geringe dichtheden in het noordoostelijk deel en het aanliggende zuidelijke Markermeer, met tussenliggende dichtheden in de trechter voor Amsterdam. De vaartuigen concentreren zich deels in vaargeulen. In het IJmeer worden daarnaast ook grote delen van het open water gebruikt. De vaarverbinding naar het noorden (het Markermeer op), vanuit het Gooimeer en de verbindingen met Amsterdam en de regio Muiden zijn prominent in het verspreidingsbeeld aanwezig. Zeer ondiepe delen van het IJmeer kunnen door de grotere boten niet bevaren worden en blijven daardoor relatief rustig. Deze bevinden zich met name langs de kust tussen Muiden en Muiderberg (het gebied waarin zich ook een areaal waterplanten bevindt), en langs de Waterlandse kust tussen Polder IJdoorn en Uitdam.

In het hoogseizoen (juli-augustus) zijn de dichtheden een factor twee hoger dan in het laagseizoen (mei, juni, september). De dichtheden in het IJmeer behoren tot de hoogste van de SBZ’s IJsselmeer, Markermeer en IJmeer (Van Eerden et al. 2005). In de huidige situatie komen bootdichtheden waarbij nog weinig watervogels verstoord worden (<2 boten/km2) in het hoogseizoen vanaf het tweede uur van uitvaren al bijna niet meer voor. In het laagseizoen is dat nog wel het geval. In de eerste uren is het dus veelal nog relatief rustig en zullen veel watervogels geen last hebben van verstoring. Naar klokuren omgezet betekent dat de periode voor 9:00 uur en na 20:00 uur.

Figuur 6.3. Gesimuleerde bootdichtheden (n/km2) op het IJmeer op verschillende tijdstippen van de dag in hoog-

en laagseizoen in de huidige situatie (zonder ligplaatsen voor schepen op IJburg).

Bij minder goede weersituaties zal het verspreidingsbeeld gedurende de dag veel lijken op dat van het eerste uur na uitvaren waarbij het aantal uitvarende boten verder niet of nauwelijks toeneemt. Hierbij is de drukte op het water ca een factor vier lager

dan het maximum aantal varende boten. In dit soort situaties bestaat nog enige ruimte voor rustende en/of foeragerende watervogels. In het noordelijk deel van het IJmeer en het aansluitende zuidelijke deel van het Markermeer is in die situatie relatief rustig (figuur 6.3).

hoogseizoen laagseizoen

huidige situatie

met IJburg I en II, Zeeburg en Muiden

Figuur 6.4. Gesimuleerde bootdichtheden tijdens het drukste uur van de dag in hoogseizoen en laagseizoen, voor de scenario’s huidige situatie en inclusief IJburg, Zeeburg en Muiden. (Als benadering voor een mooie dag in het winterseizoen zijn de simulaties voor het 2e uur in het laagseizoen afgebeeld). Legenda als in figuur 6.3.

Toekomstige situaties

Met de realisatie van het thans voorgenomen aantal ligplaatsen in de jachthavens op IJburg I en het Zeeburgereiland (scenario 2) neemt het aantal ligplaatsen in het IJmeer toe met ca. 83%; de voorgenomen additionele ligplaatsen op IJburg II brengen deze toename op 111% (scenario 3). Bekeken over de gehele regio inclusief Markermeer, Amsterdam-binnen en het Gooimeer, bedragen de toenames in- en exclusief IJburg II respectievelijk 22% en 29%. Als ook de uitbreiding van Muiden wordt gerealiseerd zal de totale toename aan ligplaatsen in het IJmeer 131% bedragen en in de gehele regio 34% (scenario 4). In de toekomstige situatie wordt het IJmeer dus veel drukker, zoals ook duidelijk uit de simulaties blijkt (figuur 6.4). Zelfs in het laagseizoen worden over vrijwel het gehele meer, met uitzondering van het gebied tussen Muiden en Muiderberg, de dichtheid van 2 boten/km2 overschreden, de grenswaarde waarbij verstoring van watervogels begint voor te komen. In het

hoogseizoen gebeurt dat overal en is er nauwelijks meer sprake van een zonering in bootdichtheid van zuid naar noordoost zoals die in de huidige situatie zichtbaar is. In een groot deel van het centrale IJmeer zullen dan vanaf het tweede uur de dichtheden hoger worden dan 5 schepen/km2. In het zuidelijke deel van het IJmeer overschrijden de bootdichtheden in deze situaties zelfs veelal waarden van 10-20 boten/km2 in de vaargeul. In vergelijking met de huidige situatie is in ruimtelijke zin vooral de sterke toename van dichtheden in het westelijk deel van het IJmeer opvallend (IJ-monding en Waterlandse kust); deze ontstaat doordat IJburg en Zeeburg als tweede ‘bulkleverancier’ van vaartuigen gaan fungeren, naast Almeerderzand en Muiden.

Figuur 6.5 geeft voor de verschillende scenario’s het cumulatieve aandeel van het totale oppervlak van het IJmeer dat valt beneden een bepaalde bootdichtheid (in het hoogseizoen). Hieruit is af te lezen dat de bijkomende ligplaatscapaciteit op IJburg I en Zeeburg de grootste veranderingen teweeg zal brengen in het oppervlak met dichtheden boven de 2 boten/km2. Bij beoordeling van de gevolgen van de uitbreiding van jachthavens in het Ketelmeer volgens een zelfde benadering werd een dichtheid van >5 boten/km2 geïnterpreteerd als sterk verstorende bootdichtheid voor watervogels (Van Eerden et al. 2002). Het oppervlak waarin geen noemenswaardige verstoring plaatsvindt (<2 boten/km2; Henkens 1996, Platteeuw et

al. 2002) verandert dus door deze ontwikkeling nauwelijks (van ca. 9% naar 7%), maar het oppervlak waarin de dichtheden beneden een waarde blijven waarbij sterke verstoring optreedt, neemt in scenario 2 af van ca. 70% naar 30%.

Met de realisatie van de geplande ligplaatsen op IJburg II en in Muiden zou het aantal ligplaatsen toenemen met nog eens respectievelijk 7% en 5% van het huidige regionale totaal. In vergelijking met scenario 2 waarin IJburg I en Zeeburg in het model werd ingebracht leveren dit derde en vierde scenario een minder sterke toename van de drukte op (figuren 6.4 en 6.5). Doordat in dit scenario geen nieuwe bronnen van vaartuigen worden toegevoegd maar alleen meer vaartuigen vanuit bestaande bronnen (Zeeburg, IJburg I en IJburg II liggen op de schaal waarop het model relevant is vlak bij elkaar), worden er geen ‘nieuwe’ gebieden in het IJmeer druk die voorheen nog rustig waren (aandeel met bootdichtheden < 2/km2 gelijk). Wel neemt in alle gebieden, maar vooral in de drukke delen met dichtheden van meer dan 5 boten/km2 de drukte nog wat verder toe. Ook vindt in deze scenario’s meer uitstroom plaats richting het Markermeer, dat daardoor eveneens merkbaar drukker wordt (nog net zichtbaar in figuur 6.4).

De gemiddelde bootdichtheid op het IJmeer bereikt een maximum in uur 4 of uur 5 na uitvaren. Deze gemiddelde dichtheid wordt bij de aanleg van de geplande ligplaatsen in IJburg I en Zeeburg zowel in laag- als hoogseizoen bijna twee maal zo groot als in de huidige situatie (figuur 6.6). Met de verdere geplande uitbreidingen in IJburg II en Muiden neemt de bootdichtheid daarna echter nauwelijks verder toe. Varen in het winterseizoen

Het model genereert gemiddelde bootdichtheden over de periode april-september. Voor de periode oktober-maart zijn geen modelruns gedaan omdat het vaargedrag

niet bekend is. Mogelijke verstoring in deze periode is dus niet goed te kwantificeren. Dit komt omdat weinig bekend is over vaargedrag buiten de zomermaanden; iets wat geldt voor de huidige situatie maar in nog sterkere mate voor de toekomstige. Het is niet ondenkbaar dat vanaf IJburg vaker boten zullen uitvaren buiten de zomerperiode, doordat met een ligplaats vlakbij huis sneller gereageerd kan worden op mooie (weers)omstandigheden. Hierdoor kunnen extra effecten optreden op overwinterende watervogels die deels al vanaf september in het IJmeer verschijnen. Ook nu al is in de weekeinden en in sommige perioden zoals de herfstvakantie medio oktober sprake van activiteit.

Figuur 6.5. Cumulatieve opprvlakteverdeling van gemodelleerde bootdichtheden na vijf uur varen op het IJmeer in het hoogseizoen in de huidige situatie en in diverse toekomstige situaties.

Figuur 6.6. Gemiddelde gesimuleerde bootdichtheden op het IJmeer in het vijfde uur na uitvaren (huidige situatie en vier toekomstige scenarios) in laagseizoen en hoogseizoen.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 0 5 10 15 20 bootdichtheid (n/km2) % v an op pe rv la k huidig IJburg I, Zeeburg IJburg I,II, Zeeburg

IJburg I,II, Zeeburg, Muiden

0 2 4 6 8 10 12

huidige situatie IJburg I & Zeeburg

IJburg I,II & Zeeburg IJburg I,II, Zeeburg & Muiden bo ot di ch th ei d ( n/ km 2 ) i n u ur 5 ) hoogseizoen laagseizoen

Bij gebrek aan empirische gegevens schatten wij in dat op mooie dagen aan de ‘randen van het seizoen’, dus vooral op mooie dagen in oktober-november en in maart, uitvaarpercentages en dichtheden vaartuigen kunnen voorkomen die zich laten vergelijken met het eerste of tweede uur van het laagseizoen. Bij beschouwing van de betreffende gesimuleerde bootdichtheden moet dan wel worden bedacht dat toekomstige uitvaarpercentages vanuit andere havens dan IJburg (en Zeeburg?) geringer zullen zijn dan in het kaartbeeld, zodat de dichtheden met name in de oostelijke en noordelijke delen van het IJmeer zullen worden overschat. Dat houdt in dat in de huidige situatie de dichtheden in het IJmeer in het winterseizoen waarschijnlijk maar zelden boven de 2 boten/km2 uitkomen, wat overeenkomt met waarnemingen tijdens de maandelijkse vogeltellingen vanuit de lucht. Na de aanleg van IJburg zal dat wel kunnen gebeuren in het centrale IJmeer rondom IJburg, maar dichtheden groter dan 5 boten/km2 zullen zelden voorkomen. Op de meeste dagen in deze maanden, en vrijwel altijd in december-februari, zullen de dichtheden veel lager zijn.