• No results found

6.1 Een ononderbroken ontwikkeling

Wij streven ernaar alle kinderen een ononderbroken ontwikkeling te bieden gedurende hun schoolloopbaan. Toch kan het voorkomen dat een kind door achterblijvende prestaties een jaartje de groep over moet doen. In dat geval gaan we in gesprek met ouders en onderbouwen we ons standpunt. In dit kader merken we op dat wanneer de meningen tussen school en ouders verschillen, de school bepaalt of het kind al dan niet de groep over moet doen.

6.2 Het CITO leerlingvolgsysteem

We hanteren het CITO leerlingvolgsysteem (LVS) om de cognitieve ontwikkeling van onze leerlingen te volgen. De LVS-toetsen toetsen schoolse vaardigheden. Zij geven een indicatie van de vaardigheidsontwikkeling en daarmee ook een beeld van het toekomstig schoolsucces van de leerlingen. Doordat de toetsen zijn genormeerd kan een school het niveau van een individuele leerling, en van de groep, vergelijken met het gemiddelde niveau van de normgroep, veelal leerlingen die in hetzelfde jaar zitten. De toetsen van één leergebied zijn aan elkaar gekoppeld waardoor de prestaties van een leerling, groep of zelfs een hele school over langere tijd gevolgd kunnen worden.

De LVS-toetsen zijn in eerste instantie bedoeld als signaleringsinstrument: welke leergebieden en welke leerlingen vragen om extra aandacht? Sommige toetsen hebben ook diagnostische mogelijkheden om bijvoorbeeld vast te stellen of er specifieke onderdelen van een leergebied zijn waarop een leerling uitvalt.

Met de methodegebonden toetsen wordt nagegaan in hoeverre het onderwijsaanbod op korte termijn effecten heeft gesorteerd. Deze toetsen controleren na ieder onderdeel (hoofdstuk, blok, thema) in welke mate de leerling de aangeboden kennis en vaardigheden uit de methode beheerst.

Methodegebonden toetsen helpen de leerkracht om te bepalen of de leerling op schema zit en welke extra uitdaging of ondersteuning nodig is. Methodegebonden toetsen ondersteunen de leerkracht het hele jaar door om het onderwijsaanbod te evalueren, en om dit aanbod op maat bij te sturen als dat nodig is. Daarnaast weet de leerling dankzij de toets waarin hij/zij zich kan of moet verbeteren.

De tussentoetsen van het CITO worden twee keer per jaar afgenomen volgens een vast toetskalender: de M-toets in januari/februari en de E-toets in mei/juni. De Entreetoets in groep 7 wordt in april afgenomen. De uitslag van deze toets vormt een goede basis voor het schooladvies. We nemen de volgende toetsen af: Drie-Minuten-Toets, AVI, Begrijpend Lezen/luisteren, Spelling, Rekenen &

Wiskunde, Entreetoets en de Eindtoets. In de jaarkalender wordt vermeld welke toetsen in welke perioden afgenomen worden.

27 Voor het volgen van de sociale en emotionele ontwikkeling gebruiken we het volginstrument Zien!.

Zien! brengt het sociaal-emotioneel functioneren van leerlingen in kaart, stelt concrete doelen op en geeft handelingssuggesties.

6.3 Focus PO

Wij gebruiken de applicatie Focus PO om de resultaten van ons onderwijs te interpreteren. De maat die hierbij gehanteerd wordt is de vaardigheidsindex (vix). De vix is een rekenkundig goed onderbouwde maat, die bovendien aansluit bij de nieuwe niveau-indeling van Cito. Hiermee kunnen betrouwbaar en eigentijds leerlingen, groepen en vakken met elkaar vergeleken worden.

De vix kent binnen de schaal van 1 tot 100 ook een niveau-indeling. Deze indeling sluit grotendeels aan bij de Cito niveau-indeling I t/m V. Rondom de gemiddelde vix van 50 bevindt zich het III-gebied (de middelste 20%), dat loopt van 45 tot 55.

Voorbeeld

Elke Cito-vaardigheidsscore, op elk vak van elke leerling, op elk meetmoment wordt omgezet in een vix. Een vaardigheidsscore van bijvoorbeeld 128 wordt een betekenisvolle vix van 57. Een vix van 57 betekent: 7 punten boven het gemiddelde, behorende bij de 20% boven het gemiddelde scorende leerlingen. De vix geeft ook een indicatie van de uitstroom naar het voortgezet onderwijs (zie onderstaand schema) en de ondersteuningsbehoeften van leerlingen.

6.4 De stap naar het voortgezet onderwijs

Na acht jaar basisonderwijs zal het kind de stap moeten maken naar het voortgezet onderwijs. Samen met de ouders wordt dan gekeken naar een passende school voor voorgezet onderwijs voor het kind.

De schoolkeuze wordt gebaseerd op het schooladvies van de school. De leerlingen worden vanaf groep 1 gevolgd middels observaties en het kleutervolgsysteem, en vanaf groep 3 middels toetsen van het CITO leerlingvolgsysteem. De resultaten hiervan zijn bepalend voor het schooladvies.

In september/oktober wordt de drempeltoets (groep 8) afgenomen bij wie er twijfel bestaat over het niveau vmbo-b of praktijkonderwijs. Deze kinderen worden vervolgens uitgenodigd om de Adit af

28 te nemen. Het loket Passend Onderwijs (LPO), adviseert school dan over het best passende advies voor dit kind. In februari wordt er een definitief advies gegeven, met dit advies worden de kinderen aangemeld voor een VO school. In april maken de leerlingen de eindtoets. Op basis van het resultaat van de eindtoets kan in sommige gevallen het advies dat de leerlingen hebben gekregen in februari eventueel naar boven bijgesteld worden.

6.5 Het onderwijskundig rapport

Van alle leerlingen die tussentijds of aan het eind van de basisschool de school verlaten wordt een onderwijskundig rapport opgemaakt. Hier worden alle zaken in beschreven die voor de ontvangende school van belang zijn. Zo worden hierin de cognitieve en sociale vaardigheden van de leerlingen beschreven en wordt er informatie gegeven over het gedrag, de werkhouding, en relevante informatie over de gezondheid en de gezinssituatie.

6.6 Werken met Kwaliteit (WMK PO)

De school gebruikt het kwaliteitssysteem Werken Met Kwaliteit (WMK) om de onderwijskwaliteit in de gaten te houden. Dit instrument, dat gebaseerd is op de kwaliteitseisen van de inspectie, is een compleet instrument voor de kwaliteitszorg binnen de school. Voor het schoolplan, nemen we de geplande vragenlijsten/scans af om te kijken wat onze bespreek- en verbeterpunten zijn. Hierdoor hebben we een brede kijk op ons functioneren (het oordeel van ouders, leerlingen, leerkrachten, directie).

Om te kijken of we nog doen wat we ons voorgenomen hebben, nemen we om de twee jaar tevredenheidsonderzoeken af. Deze input en de actiepunten van de schoolbespreking gebruiken we o.a. om ons jaarplan te schrijven. Dit is hét document van waaruit we ons onderwijskundig handelen in het betreffende schooljaar vormgeven. Het meten van de veiligheidsbeleving van kinderen (in de bovenbouw) is een verplicht onderdeel, dat jaarlijks gedaan wordt.

6.7 Maatregelen ter voorkoming van schoolverzuim

Wij vinden het belangrijk dat onze leerlingen de geplande onderwijsuren ook daadwerkelijk maken.

De lessen starten op tijd en bij afwezigheid van leerkrachten wordt er gezorgd voor adequate vervanging. Bij het ontbreken van vervanging worden de leerlingen verdeeld over de overige groepen (volgens een verdeelsleutel). Soms moeten wij kinderen naar huis sturen, omdat er geen vervanging beschikbaar is. Dit komt sporadisch voor.

We gaan verder adequaat om met schoolverzuim. Over ziekmeldingen hebben wij afspraken gemaakt. Indien er sprake is van veelvuldig of ongeoorloofd verzuim, dan raadplegen wij de leerplichtambtenaar.

WMK Schooplan Onderwijsplan Schoolbespreking Jaarplan

29 6.8 Verantwoording uren

Aantal lesuren per vakgebied

1-2 3 4 5 6 7 8

Bewegingsonderwijs 4,25 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50

Taal(activiteiten) 11,75 12,50 12,50 11,75 11,75 11,75 11,75

Rekenen en Wiskunde 2,50 5,00 5,00 5,00 5,00 5,00 5,00

Wereldoriëntatie (W&T): 0,75 0,75 1,50 1,50 1,50 1,50 Expressie (+ Schrijven) 5,50 3,50 2,75 2,00 2,00 2,00 2,00

Godsdienst + DVS 2,00 2,25 2,50 2,50 2,50 2,50 2,50

Engels 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50

Studievaardigheden 0,75 0,75 0,75 0,75

Totaal 25,50 25,50 25,50 25,50 25,50 25,50 25,50

6.9 Schoolambities: hoge resultaten

We hebben onze schoolambities ingesteld op het landelijk gemiddelde d.w.z. gericht op uitstroom vmbo-t. Hoewel onze ambities gericht zijn op het behalen van het landelijk gemiddelde, dienen wij realistisch te blijven met betrekking tot onze doelgroep. Op basis van de evaluatie van de resultaten van het afgelopen jaar hebben we onze ambities bijgesteld door deze passend te maken bij onze wegingsfactor. Dit geeft een realistischer beeld. In onze onderwijsplannen werken we dit concreet uit.

Met ingang van het schooljaar 2020/2021 kijkt de Inspectie van het Onderwijs op een nieuwe manier of de leerlingen genoeg geleerd hebben. Dit doen zij door te kijken naar welke referentieniveaus de leerlingen beheersen voor lezen, taalverzorging en rekenen. Daarbij gebruiken zij een nieuwe maat, de zogenaamde schoolweging, gebaseerd op de leerlingenpopulatie. Deze schoolweging, die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) berekent en aanlevert aan scholen en de onderwijsinspectie, kijkt naar meer kenmerken dan het tot nu toe gebruikte leerlingengewicht. Zo kunnen zij goed rekening houden met de verschillen tussen leerlingenpopulaties.

Vanaf schooljaar 2020/2021 gaat de inspectie haar oordeel over de basisvaardigheden baseren op de referentieniveaus voor taal en rekenen. Die referentieniveaus geven aan wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Met dit nieuwe onderwijsresultatenmodel gebruikt de onderwijsinspectie de gemiddelde schoolweging als maat voor de leerling populatie. De inspectie kijkt specifiek naar twee indicatoren:

Het percentage leerlingen dat in groep 8 het minimumniveau voor taal en rekenen beheerst, het zogenoemde fundamentele niveau, ook wel 1F genoemd. In principe zou iedere leerling dit niveau aan het einde van de basisschool moeten beheersen.

Het percentage leerlingen dat in groep 8 het hogere niveau ofwel streefniveau voor rekenen (1S) en (2F) voor taalverzorging en lezen haalt. Wij dienen ons onderwijs zo in te richten dat zoveel mogelijk leerlingen dit niveau bereiken.

Telt een school relatief veel leerlingen met risico op een onderwijsachterstand, dan geldt een andere ondergrens en hoeven minder leerlingen 1S/2F te halen. Telt een school weinig van deze leerlingen, dan ligt de lat hoger. De inspectie noemt deze ondergrenzen signaleringswaarden. Iedere school kent dus een eigen, unieke signaleringswaarde. De signaleringswaarde heeft de Inspectie inmiddels

30 bepaald. De signaleringswaarde voor 1F is gelijk voor alle scholen. Er is hier gekozen voor het ambitieniveau van 85% dat de commissie Meijerink bij de introductie van de referentieniveaus heeft gesteld. De signaleringswaarde voor 1S/2F is afhankelijk van de schoolweging. Deze is zo gekozen dat ongeveer 90% van de scholen per schoolwegingscategorie resultaten behaalt die boven de signaleringswaarde liggen. Bij de introductie van de referentieniveaus stelde de commissie Meijerink de ambitie dat 65% van de leerlingen 1S/2F zou moeten kunnen halen

.

De schoolweging(driejaarsgemiddelde) van Al Hambra is: 36,22. De schoolweging (tussen circa 20 en circa 40) wordt door het Centraal Bureau voor de Statistiek berekend op basis van vijf (gezins)factoren:

 Het opleidingsniveau van de ouders;

 Het gemiddeld opleidingsniveau van alle moeders op school;

 Het land van herkomst van de ouders;

 De verblijfsduur van de moeder in Nederland;

 Of ouders in de schuldsanering zitten.

Een lage schoolweging voorspelt hoge eindresultaten en veel stimulerende thuiskenmerken. Een hoge schoolweging voorspelt lage eindresultaten en veel belemmerende thuiskenmerken. Op Al Hambra is sprake van een relatief hoge schoolweging. Wij zouden in ieder geval de volgende resultaten moeten halen: 1F (85%) en 1S/2F (35,7%). De resultaten bevestigen onze conclusies die we trekken op basis van ons volgsysteem. Hoewel wij een groei zien in de rekenresultaten halen we de norm niet met betrekking tot het fundamenteel niveau. Daarentegen laat het streefniveau van Taal\lezen wel een mooi resultaat zien (zie onderstaande tabel).

Referentieniveau Percentage 2018 Percentage 2019

Lezen 1F 100 % 93 %

Lezen 2F 26 % 50 %

Taalverzorging 1F 95 % 100 %

Taalverzorging 2F 32 % 57 %

Rekenen 1F 74 % 79 %

Rekenen 1S 16 % 36 %

6.10 Resultaten 2019-2020

Het afgelopen schooljaar is de eindtoets basisonderwijs niet gemaakt. Wij volstaan in deze schoolgids met het resulaat van ons volgsysteem. Vanuit het concept Opbrengstgericht Passend Onderwijs, werken wij met de volgende onderwijsplannen:

 Groep 1-2: gecombineerd plan voor taal en rekenen

 Groep 3-8: Rekenen, begrijpend lezen, taalverzorging en wetenschap en techniek.

Voor de schoolbespreking is het schooloverzicht van Focus PO van belang en voor de groepsbespreking het groepsoverzicht (leerdoelbeheersing, vaardigheidsgroei en betrokkenheid).

Hieronder een duiding van onze resultaten.

31 Groep 1-2

6B: Leesontwikkeling /7: Rekenbegrip

Ons onderwijs voor de kleuters is over het algemeen voldoende passend geweest. Het resultaat laat zien dat we bij taalontwikkeling iets meer aandacht moeten besteden aan letterherkenning en bij rekenen aan meten/meetkunde en rekenvaardigheden als één meer en één minder. Mede gezien het feit dat onze rekenresultaten achterblijven zullen we het komende schooljaar meer moeten investeren in de rekenontwikkeling in de kleuterbouw. Hier zijn al afspraken over gemaakt met een extern deskundige. Verder zullen er afspraken gemaakt worden over het bevorderen van de rekenontwikkeling tijdens het spelen. Hier hebben de leerkrachten al instructies over gekregen tijdens het traject Reken op Spel.

Groep 3-8

Op het gebied van spelling kunnen we constateren dat het onderwijs voldoende passend is geweest.

Hoewel de ondergrens niet bereikt is, is wel zichtbaar dat in de p20 een stijging zichtbaar is. De doelen die wij gesteld hebben op het gebied van technisch lezen hebben wij niet behaald. Wel behalen we nog steeds de landelijke norm. Voorheen was zichtbaar dat we hier consequent boven scoorden. Op het gebied van rekenen zien wij dat we de landelijke doelen niet behaald hebben.

Hierdoor kunnen we concluderen dat het onderwijs voor dit vak niet voldoende passend is geweest.

Ondanks dat we de p20 en de p80 niet behaald hebben, zien we hier wel een groei in. Dit geldt

32 eveneens voor begrijpend lezen, hoewel hier de ondergrens wel is behaald. Dit nodigt ons uit om kritisch te kijken naar onze onderwijsplannen rekenen en begrijpend lezen en om afspraken te maken om het onderwijs nog passender te maken voor onze leerlingen. Gezien het feit dat er geen sprake is van stagnatie biedt dit perspectief om ons onderwijs passender te maken en onze doelen te behalen.

6.10 Uitstroomgegevens 2019-2020

VMBO Basis: 26 % VMBO Kader: 26 % VMBO TL: 21,7 % HAVO: 8,7 % VWO: 17,4 %

Hoewel het niet zuiver is om deze uitstroomgegevens te vertalen naar referentieniveaus, kunnen we stellen dat we voldoende scoren. 100% van onze leerlingen halen het fundamentele niveau en 47,8 % van onze leerlingen gaan naar VMBO TL en hoger.

0 1 2 3 4 5 6 7

VMBO Basis VMBO Kader VMBO TL HAVO VWO