• No results found

RESULTATEN MODELLEN MNP EN DWW

In document Geluid en bronbeleid op Rijkswegen (pagina 32-36)

Voor de volledigheid worden in tabel B.1.2. de (belangrijkste) afzonderlijke resultaten van MNP en DWW gepresenteerd. In de ‘Quick scan milieueffecten Nota Mobiliteit’(Geurs et al., 2004) is uitsluitend gebruik gemaakt van de RIVM-MNP resultaten.

Tabel B.1.2. Afzonderlijke resultaten RIVM-MNP en RWS-DWW.

2000 2010 2020

DWW MNP DWW MNP DWW MNP

Aantal 65+-woningen (tabel 4.1)

referentiescenario 9.600 13.700 7.300 9.600 8.200 11.600

standaardscenario 5.000 5.500 5.500 6.400

maximumscenario 4.000 4.500 4.200 5.200

Resterende kosten (in miljoen euro) voor schermen (tabel 5.1 en 5.2)

referentiescenario 910 890 680 670 790 790

standaardscenario 380 360 530 440

maximumscenario 340 330

Effecten bronbeleid op aantallen 65+-woningen bij referentiescenario (tabel 6.2)

0 dB 7.300 9.600 8.200 11.600

- 2 dB 4.200 4.700 4.900 5.900

- 4 dB 1.700 2.000 2.300 2.800

- 6 dB 700 500 800 1.100

Effecten bronbeleid op aantallen 65+-woningen bij standaardscenario (tabel 6.2)

0 dB 5.000 5.500 5.500 6.400

- 2 dB 2.900 3.200 3.400 3.700

- 4 dB 1.100 1.600 1.500 2.100

- 6 dB 400 400 400 900

Effecten bronbeleid op aantallen 65+-woningen bij maximumscenario (tabel 6.2)

0 dB 4.000 4.500 4.200 5.200

- 2 dB 2.500 2.800 2.800 3.200

- 4 dB 1.000 1.400 1.200 1.900

- 6 dB 300 200 300 800

Effecten bronbeleid op nog resterende schermkosten bij referentiescenario (tabel 6.2).

0 dB 680 670 790 790

- 2 dB 420 410 470 520

- 4 dB 240 210 280 270

- 6 dB 140 100 150 140

Effecten bronbeleid op nog resterende scherm-kosten bij standaardscenario (tabel 6.2)

0 dB 380 360 440 420

- 2 dB 230 210 260 270

- 6 dB 70 50 80 70

Effecten bronbeleid op nog resterende scherm-kosten bij maximumscenario (tabel 6.2)

0 dB 340 320

- 2 dB 240 200

- 4 dB 130 100

- 6 dB 60 50

Verschillen in resultaten tussen RWS-DWW en RIVM-MNP zijn het grootst bij de berekening van de autonome ontwikkeling. Bij de kostenberekening van het effect van toepassing van DZOAB zijn de verschillen zodanig dat beide berekeningsresultaten in tabel 6.3 zijn opgenomen. Daarentegen is er grote overeenstemming met betrekking tot de absolute aantallen hoogbelaste woningen en resterende schermkosten ten gevolge van uitvoeringsprojecten en bronbeleid.

Bijlage 3 Methodiek kostenbepaling schermen

Methode

De kosten van schermplaatsing zijn bepaald op basis van de benodigde lengten en hoogten van schermen. Rondom wegvakken van rijkswegen is gekeken naar de geluidbelasting op woningen. Vervolgens is bepaald welke reducties langs de betreffende wegvakken nodig zijn om aan de bepaalde waarde te voldoen. De benodigde reducties zijn omgezet naar schermlengte en schermhoogte. De totale kosten zijn bepaald door sommatie over alle benodigde schermen van: schermlengte × schermhoogte × schermkosten/m2.

Aangenomen kosten van schermen

De prijs voor een m2 scherm is gebaseerd op drie onderzoeken naar schermprijzen. 1. de prijs voor een m2 scherm in het onderzoek door RWS-ZH

In de eerste versie van het MIG-model werd in eerste instantie gerekend met de prijzen voor schermen volgens de bedragen zoals het ministerie van VROM die heeft gepubliceerd in de Staatscourant nr. 95 van 1997. Grofweg komen deze overeen met een m2-meter prijs van circa nfl 600 (of 275). In een later stadium is de prijs verhoogd naar nfl 1024 of 465. Deze aanpassing is gebaseerd op het rapport “Kostenonderzoek geluidsschermen” uit februari 2000. In dit rapport is door de afdeling Kostprijszaken van de regionale directie Zuid-Holland van Rijkswaterstaat de kostprijs voor de bouw van zo’n twintig Zuid-Hollandse schermen achterhaald. De ZH-schermen zijn gebouwd in de periode tussen 1993 en 2000, waarbij 50% ouder is dan 1999 en 50% jonger dan 1999. Met andere woorden, als prijspeil voor de ZH- schermen geldt 1999. Door rekening te houden met 19% btw, 20% uitvoerings- en begeleidingskosten en inflatie van 2,6% in 2000 en 4,6% in 2001 wordt de kostprijs voor de aanleg van een vierkante meter scherm nfl 1024 (prijspeil 2001) of 465 (prijspeil 2001). 2. de prijs voor een m2 scherm in het DHV-onderzoek in opdracht van VROM

VROM heeft in 2000-2001 DHV onderzoek laten doen naar de kosten voor saneringsschermen langs rijks- en spoorwegen (rapport maart 2002). Uit het onderzoek bleek dat de bouwkosten voor de meest gangbare saneringsschermen variëren tussen 240 en 575 per m2 (prijspeil 2001). Het gemiddelde is 387 per m2, inclusief BTW en exclusief een toeslag voor engineering, bijkomende kosten en onvoorzien. Voor engineering rekent VROM met een gemiddelde van 15%, voor bijkomende kosten (leges en vergunningen) met 1% van de totale bouwkosten. Onduidelijk is het opslagpercentage ‘onvoorzien’. Dit onderdeel is afhankelijk van ‘het risicoprofiel van het werk’. Bij een laag risicoprofiel is er voldoende bouwruimte en weinig omgevingsinteractie, bij een hoog risicoprofiel zijn er beperkingen op de bouwplaats en is er veel omgevingsinteractie. Arbitrair wordt deze post onvoorzien op 4% geschat. Bovenop het gemiddelde van 387 per m2 komen dus nog zo’n 20% extra kosten. Het meenemen van deze kosten levert een kostprijs van 464 voor de aanleg van een m2 scherm (prijspeil 2001, inclusief 19% btw en 20% voorbereidings- en uitvoeringskosten).

3. de prijs voor een m2 scherm in het DHV-onderzoek in opdracht van DWW

Vanuit het DWW-project modulaire schermen is door DHV in 2001 onderzoek gedaan naar de kosten van 32 schermen langs rijkswegen in Nederland, inclusief een aantal schermen die ook in het ZH-onderzoek tegen het licht zijn gehouden. Uit het materiaal dat op het moment van schrijven ter beschikking stond, kan worden opgemaakt dat de gemiddelde bouwkosten van een m2 scherm voor de 32 projecten 455 is (prijspeil 2001, netto contante waarde inclusief btw en

inclusief 20% engineering en bijkomende kosten). Het gewogen gemiddelde, totale kosten gedeeld door totaal aantal m2, is 426.

Op grond van de drie onderzoeken wordt in dit onderzoek een prijs per m2 scherm gehanteerd van 465 per m2 (prijspeil 2001).

Voorts zijn de volgende punten zijn van belang:

1. De kostenraming is op globale wijze gemaakt, uitgaande van het normbedrag per vierkante meter scherm. Het optimaal kiezen en dimensioneren van geluidmaatregelen is echter lokaal maatwerk en vereist per situatie steeds een gedegen en uitvoerig onderzoek door een deskundig ingenieursbureau, waarin behalve de akoestische aspecten ook ruime aandacht aan civieltechnische aspecten wordt besteed. De onderhavige kostenraming heeft echter een globaal verkennend en beleidsoriënterend karakter;

2. De stedelijke inpasbaarheid van conventionele maatregelen als schermen en wallen is soms zeer beperkt. Dit geldt met name voor wegvakken waar zeer hoge schermen (huifschermen of luifels) nodig zijn of waar al schermen staan en deze door hogere schermen moeten worden vervangen. In het kader van deze globale kostenraming is nader onderzoek naar de stedelijke inpasbaarheid buiten beschouwing gebleven.

3. RIVM-MNP werkt in kostenschatting met een 97% criterium. Dit houdt in dat maatregelen zijn begroot zodanig dat meer dan 97% van de woningen aan beoogde doelstellingen voldoen. De resterende woningen zijn veelal geïsoleerd gelegen woningen in poldersituaties. De schattingsmethodiek die het RIVM-MNP hanteert is voor deze specifieke situaties ongeschikt, waardoor kostenraming van schermen buitenproportioneel worden. Gezien de onzekerheden in de modelvorming is de ‘97%-kostenschatting’ in deze studie als dekkend voor de in werkelijkheid te maken kosten beschouwd.

Bijlage 4 Verandering geluidemissie op rijkswegen 2000-

In document Geluid en bronbeleid op Rijkswegen (pagina 32-36)

GERELATEERDE DOCUMENTEN