• No results found

Resultaten interviews provincie Noord-Holland, Utrecht en Limburg

Hoofdstuk 6: resultaten uit interviews

6.3 Resultaten interviews provincie Noord-Holland, Utrecht en Limburg

Om extra informatie te achterhalen over hoe de beleidscyclus volgens de provincies Utrecht, Noord- Holland en Limburg het beste kan worden ingezet om een gezonde fysieke leefomgeving te creëren waarbij meer burgers de beweegrichtlijnen halen, is van elke provincie een ambtenaar geïnterviewd. De transcripten van de interviews zijn terug te vinden in bijlage 16. De interviews zijn aan de hand van aspecten geanalyseerd (bijlage 13). Deze aspecten zijn te herleiden uit de vragenlijst (bijlage 17).

Relatie bewegen en fysieke leefomgeving

Wederom blijkt dat de relatie tussen bewegen en de fysieke leefomgeving er is. De fysieke leefomgeving kan uitnodigen om te bewegen of juist niet. Maar om mensen meer te laten te bewegen, kom je snel op het vlak van gedragsverandering.

Ambities

De provincies hebben andere ambities ten aanzien van bewegen. Zo blijkt dat de provincie Noord-Holland en Limburg geen expliciete ambities hebben ten aanzien van bewegen. De provincie Noord-Holland heeft dit niet, omdat zij het voor een deel niet haar taak vindt. Wel heeft zij bewegen als onderwerp. Ook heeft zij een aantal doelen: het verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving waar mogelijk, een gezonde leefstijl bevorderen en meer sportdeelname. Zij geeft hier vorm aan door het mee te laten wegen in provinciale besluitvorming. De provincie Limburg heeft de ambitie om de eerste positieve provincie van Nederland worden. Hiervoor heeft zij de sociale agenda. Zij wil meer de link tussen het sociale en de fysieke omgeving gaan leggen om de juiste stap te nemen en zo bewegen te stimuleren. De provincie Utrecht streeft in haar omgevingsvisie naar een gezonde en veilige leefomgeving, waarbij bewegen wordt gestimuleerd.

Wat de provincies al doen

De provincies hebben net een andere aanpak als het aankomt op het creëren van een gezonde fysieke leefomgeving waarbij meer burgers de beweegrichtlijnen halen.

De provincie Noord-Holland kijkt vooral vanuit haar kerntaak waar ze invloed op heeft. Zij richt zich op de fysieke aspecten van de leefomgeving en het stimuleren van bewegen. Zo wil zij dat de fietspaden goed

60 ingericht zijn, kijkt of verkeer teruggedrongen kan worden en kijkt naar de overstap van de auto naar fiets/wandelen. Verder voert zij gesprekken met gemeenten over het versterken van haar beleid en doet zij onderzoek naar gezondheidseffecten om de omgeving gezond en veilig te maken.

De provincie Utrecht richt zich net als de provincie Noord-Holland op de fysieke aspecten van de leefomgeving. Zo kijkt zij naar recreatie (ook de bereikbaarheid van recreatie) en het verbeteren van de infrastructuur. Maar zij promoot ook wandel- en fietsroutes en voert acties in grotere steden. Verder heeft zij een onderzoek laten doen over wat zij moet doen om een gezonde leefomgeving te realiseren en heeft de provincie een ‘plan van aanpak sport en bewegen’. Ook heeft zij een instrument om ruimtelijke instrumenten af te wegen en een keuze daarin te maken. Dit instrument bevat indicatoren voor de ontwerptafel. Bewegen is één indicator. Dit instrument wordt aan gemeenten aangeboden.

De provincie Limburg heeft een sociale agenda, waarin het begrip positieve gezondheid is geadopteerd. Dit is een leidraad voor een gezonde leefstijl en gezondheid. Het begrip positieve gezondheid bestaat uit meerdere sociale aspecten. Dit is vormgegeven in een zeshoekig spinnenweb dat hieronder is

weergegeven. Bewegen is hier één onderdeel van. Daarnaast wil zij gezondheid betrekken bij grotere opgaven, zoals woningoverschot.

Afbeelding 2 - spinnenweb104

Inzet beleidscyclus

De provincies zetten de beleidscyclus op verschillende manieren in. Allereerst blijkt dat het beleid voor de gezonde leefomgeving van de provincie Noord-Holland een eigen beleidscyclus heeft. Verder wordt de beleidscyclus duidelijk ingezet voor de provinciale doelen. Sport is hierbij een doel. Ten aanzien van sport

61 wordt meer naar de infrastructuur gekeken dan naar het persoon individueel. De provincie monitort in vier sporen:

1. het eerste spoor is de regelgeving. Dit heeft met name te maken met vergunningverlening. Ook worden fiets- en wandelpaden gemonitord;

2. in het tweede spoor wordt gemeten (vooral voor luchtvervuiling). Er loopt een groot gezondheidsonderzoek waar alle leefstijlaspecten worden meegewogen;

3. het derde spoor is een uitvoeringsregeling voor projecten van gemeente, inwoners en bedrijven. Jaarlijks wordt gekeken waar het accent op moet worden gelegd;

4. in het vierde spoor wordt een integrale afwegingsmethodiek ontwikkeld. Deze methodiek wordt ook aan gemeenten aangeboden. Het doel hiervan is om aspecten vooraf al overal mee te nemen. De provincie Utrecht heeft geen beleid en regels over bewegen, waardoor het lastig is om te bepalen hoe de beleidscyclus wordt ingezet. Het fietsplan wordt wel geëvalueerd. Zij wil monitoren wat gemeenten doen.

De provincie Limburg heeft de beleidscyclus in de sociale agenda zitten. Het is de bedoeling om in drie fasen van vier of vijf jaar de eerste positieve provincie van Nederland te worden. De eerste vier jaar gaat om inspireren en deze fase is voorbij. In deze fase moesten vooral gemeenten worden overtuigd. In de tweede vier jaar moeten integrale projecten komen waarin de beginselen tot uitvoering worden gebracht. In de laatste fase moet het resultaat zijn terug te zien en komt de monitoring.

Inzet instrumenten

Omgevingsvisie

De provincies zetten de omgevingsvisie op een soortgelijke manier in. Zo wordt er gestreefd naar het verbeteren van de leefbaarheid van de fysieke leefomgeving. Ook wordt de nadruk gelegd op de gezonde en veilige leefomgeving. In de visies zijn concrete ambities opgenomen.

Programma

De provincies moeten de programma’s nog vaststellen. De verwachting is dat bewegen onder het ‘programma gezonde leefomgeving/ gezond en veilig’ zal vallen. Er wordt verwacht dat bewegen onderdeel van een programma wordt.

Omgevingsverordening, omgevingsvergunning en projectbesluit

De provincies zetten de omgevingsverordening, omgevingsvergunning en projectbesluit niet in voor bewegen en verwachten niet dat dit gaat gebeuren. Het gaat vooral om stimuleren en niet om het verplicht opleggen van zaken. De provincie Utrecht heeft wel regels in de omgevingsverordening opgenomen over dat groen moet meegroeien met nieuwe woningbouw. Daarnaast wil de provincie Utrecht afwachten wat gemeenten doen en denkt de provincie Limburg dat een afwegingsinstrument nuttig zou zijn.

62

Gestructureerde inzet beleidscyclus

De provincie Noord-Holland zet de beleidscyclus niet gestructureerd in, omdat zij geen specifiek beleid voor bewegen heeft. De provincie Utrecht zet de beleidscyclus ook niet gestructureerd in. Alles staat los van elkaar, maar de provincie stemt onderling wel goed af. De provincie Limburg vindt het voornaamste punt bij bewegen om de verbindingen tussen alle thema’s te leggen. Hiervoor is meer een werkwijze nodig dan dat sectoraal programma’s specifiek voor bewegen moet worden bedacht. Bewegen moet een aandachtspunt worden en dit moet verbonden worden.

Relaties andere overheden

De provincies nemen een faciliterende, ondersteunende en stimulerende rol aan ten aanzien van gemeenten. Ze werken vanuit hun kerntaak en willen niet op de stoel van andere overheden gaan zitten. De provincies zijn op afstand, waardoor veel zaken bij de gemeenten en GGD liggen. De provincies werken samen met gemeenten, GGD’ s en andere partijen.

De provincie Noord-Holland kijkt naar hoe haar beleid de gemeenten kan ondersteunen. Zij vindt het individueel bevorderen van gezondheid een taak van gemeenten. Ook vindt zij dat monitoring de primaire taak van de gemeenten en GGD is. De provincie Utrecht is nog zoekende naar wat zij precies kan doen in relatie tot gemeenten en hoe zij de gemeenten kan ondersteunen. De provincie Limburg is niet altijd direct betrokken bij een project, maar werkt samen met de gemeenten en partijen voor initiatieven.

6.4 Tussenconclusie

Uit de interviews blijkt dat er samenhang is tussen het halen van de beweegrichtlijnen en een gezonde fysieke leefomgeving. De omgeving kan uitnodigen tot bewegen of juist niet. Hoe aantrekkelijk, veiliger, prettiger en schoner de omgeving, hoe meer mensen gaan bewegen. De omgeving is één van de factoren dat beweeggedrag bepaalt, maar een verandering in de omgeving zal niet iedereen laten bewegen. Dit verklaart ook waarom verschillende leeftijdsgroepen en bevolkingsgroepen verschillend beweeggedrag vertonen.

De provincie Noord-Holland en Utrecht hebben een soortgelijke aanpak voor van het creëren van een gezonde fysieke leefomgeving waarbij meer burgers de beweegrichtlijnen halen. De provincie Limburg heeft een andere aanpak. Zij neemt bewegen mee in haar sociale agenda en wil bewegen betrekken bij grotere opgaven.

De provincie Z-H zou nog veel kunnen verbeteren om een beweegvriendelijke leefomgeving te creëren. Daarnaast doorloopt zij de beleidscyclus niet (gestructureerd) en wordt er bijna niet gemonitord. De provincie Noord-Holland, Utrecht en Limburg zetten de beleidscyclus wel in. De provincie Noord- Holland heeft voor de gezonde leefomgeving een eigen beleidscyclus. De provincie Limburg heeft de beleidscyclus in de sociale agenda zitten.

63 De instrumenten uit de Omgevingswet zetten de provincies voor het grootste gedeelte op een

soortgelijke manier in. In de omgevingsvisies zijn ambities opgenomen voor een gezonde aantrekkelijke leefomgeving en wordt de nadruk/ moet de nadruk worden gelegd op een veilige gezonde leefomgeving. De provincies hebben echter nog geen programma’s vastgesteld op het gebied van bewegen. De

provincies zien geen aanleiding voor het stellen van regels in de omgevingsverordening ten aanzien van bewegen. De provincies zetten de omgevingsvergunning en het projectbesluit ook niet in voor bewegen en verwachten niet dat dit gaat gebeuren. Wel wordt er nagedacht over een toets voor een

beweegvriendelijke leefomgeving en zou een afwegingsinstrument handig zijn.

Provincies hebben ten aanzien van bewegen allemaal een faciliterende, agenderende en samenwerkende rol. Omdat de rol van de gemeente cruciaal is bij de inrichting van de openbare ruimte, moet het beleid en de wetgeving in samenspraak met gemeenten worden vastgesteld.

64

HOOFDSTUK 7: