3 Huidige toestand
3.5 Macrofyten
3.5.2 Resultaten
In totaal werden er 13 soorten macrofyten waargenomen in het water van Kanaalplas De Maat en 60 taxa (waarvan minstens 5 kranswieren en 9 hydrofytische vaatplanten) in het Rauwse Meer (Tabel 28). De verspreiding van de dominante soorten is weergegeven in Fig. 50. De EKC-scores van de verschillende deelmaatlatten scoorden variabel in de Maat en in Rauw als Aw-e type (Tabel 29 en 30). Deze score voor het Rauwse Meer wijkt af van diegene die berekend werd voor het Rauwse Meer als Aw-om type (Tabel 31). De deelmaatlaat Specificiteit scoorde ‘zeer goed’ voor waterplanten in de Kanaalplas De Maat, ‘goed’ in Rauwse Meer als Aw-e type en ‘matig’ in Rauwse Meer als Aw-om type. Voor de deelmaatlat Verstoring scoren beide meren ‘goed’ als Aw-e type, alsook als Awom type voor
89 Rauwse Meer. Vooral de enorme abundantie van smalle waterpest (Elodea nuttallii) die niet typespecifiek is (invasieve exoot) zorgt voor een afzwakking van de score in Rauwse Meer (Fig. 51). De deelmaatlat Groeivormen scoort ‘goed’ in de Kanaalplas De Maat, waar deze deelmaatlat werd opgewaardeerd door de aanwezigheid van magnopotamiden (doorgroeid fonteinkruid). In Rauwse Meer zorgden de aanwezigheid van o.a. kranswieren voor een opwaardering en scoort deze deelmaatlat ‘zeer goed’ voor beide meertypes. De deelmaatlat Vegetatieontwikkeling scoort ‘zeer goed’ in Rauwse Meer voor beide meertypes, maar slechts ‘matig’ in de Kanaalplas De Maat. Hierbij dient opgemerkt te worden dat op vele ondiepe plaatsen in beide meren, maar voornamelijk in de Kanaalplas De Maat de vegetatie gedrongen voorkomt. Nergens vulde een soort de gehele waterkolom en zeer vaak bleef het zelfs maar beperkt tot een ijle bodembegroeiing. Dit kan te wijten zijn aan een hoge herbivoriedruk (watervogels en mogelijks graskarpers).
Wegens het ‘one out – all out’ principe kunnen we besluiten dat de EKC-score voor de macrofyten voor de Maat matig genoemd mag worden. Rauw als Aw-e type kunnen we als
90
Tabel 28: Lijst van waargenomen macrofytensoorten in beide meren. Alleen taxa die in het water stonden werden in deze lijst opgenomen. Soorten aangeduid met een (*) werden waargenomen, maar komen niet voor in de standaardlijst van Leyssen et al. (2005). Soorten aangeduid met een (B) worden als bijzonder aanschouwd en verhogen de score voor groeivormen. Soorten in het vet behoren tot de kenmerkende soorten van een Europees beschermd vegetatietype van de Habitatrichtlijn.
Rauwse Meer
Alisma plantago-aquatica Epilobium hirsutum Phalaris arundinacea
Alnus glutinosa Glyceria maxima Phragmites australis
Angelica sylvestris Hydrocharis morsus-ranae Polygonum hydropiper
Bidens frondosa Hydrodiction reticulatum Potamogeton berchtoldii
Butomus umbellatus Iris pseudacorus Potamogeton crispus
Carex elata Juncus acutiflorus Potamogeton pectinatus
Carex paniculata Juncus bulbosus Potamogeton pusillus
Carex pseudocyperus Juncus conglomeratus Ranunculus trichophyllus
Carex riparia Juncus effusus Rorippa amphibia
Carex rostrata Lemna minor Rumex hydrolapathum
Chara contraria Lycopus europaeus Salix alba
Chara globularis Lysimachia thyrsiflora Salix cinerea
Chara virgata Lysimachia vulgaris Scirpus maritimus
Chara vulgaris Lythrum salicaria Scirpus setaceus
Comarum palustre Mentha aquatica Scirpus tabernaemontani
Draadwier Molinia caerulea Scutellaria galericulata
Drepanocladus aduncus Myriophyllum spicatum Sparganium emersum
Elatine hexandraB (voor Aw-om) Nitella flexilis/opaca Sparganium erectum
Eleocharis acicularis Nitella opaca Typha latifolia
Eleocharis palustris Peucedanum palustre
Elodea nuttallii Persicaria amphibia*
Kanaalplas De Maat
Acorus calamus Myriophyllum spicatum Potamogeton pectinatus
Elodea canadensis Nymphaea sp. Potamogeton perfoliatus
Elodea nuttallii Phalaris arundinacea Typha latifolia
Iris pseudacorus Phragmites australis
91
Figuur 50: verspreidingskaarten van dominante waterplanten in Kanaalplas De Maat (boven) en het Rauwse Meer (onder). Potamogeton soorten = schedefonteinkruid, gekroesd fonteinkruid en doorgroeid fonteinkruid. Elodea soorten = brede en smalle waterpest.
92
Tabel 29: EKC-scores van de verschillende deelmaatlatten voor de Maat onder het Aw-e type.
Deelmaatlat Code EKC score EKC-klasse
Specificiteit TS 0,89 zeer goed
Verstoring V 0,79 goed
Groeivormen GV 0,70 goed
Vegetatieontwikkeling VO 0,50 matig
Tabel 30: EKC-scores van de verschillende deelmaatlatten voor Rauw onder het Aw-e type.
Deelmaatlat Code EKC score EKC-klasse
Specificiteit TS 0,62 goed
Verstoring V 0,72 goed
Groeivormen GV 1 zeer goed
Vegetatieontwikkeling VO 0,90 zeer goed
Tabel 31: EKC-scores van de verschillende deelmaatlatten voor Rauw onder het Aw-om type.
Deelmaatlat Code EKC score EKC-klasse
Specificiteit TS 0,51 matig
Verstoring V 0,67 goed
Groeivormen GV 1 zeer goed
Vegetatieontwikkeling VO 0,90 zeer goed
93
3.5.3 Europees beschermde vegetaties
Zowel in de Kanaalplas De Maat als in het Rauwse Meer werden soorten aangetroffen die behoren tot Europees beschermde vegetaties volgens de Habitatrichtlijn.
Kanaalplas De Maat
In Kanaalplas De Maat werd doorgroeid fonteinkruid (Potamogeton perfoliatus) aangetroffen. Deze soort is een sleutelsoort voor het habitattype 3150: ‘van nature eutrofe meren met vegetaties van het type Magnopotamion of Hydrocharition’ (Denys et al. 2007; Leyssen et al. 2009). Gezien de geringe abundantie van 1 sleutelsoort en bijgevolg de geringe oppervlakte van de habitatwaardige vegetaties en de mate waarin verstoringssoorten aanwezig zijn is het habitattype slecht ontwikkeld en verkeert het in een ongunstige staat van instandhouding. Rauwse Meer
In het Rauwse Meer werden verschillende soorten aangetroffen die behoren tot maar liefst vier verschillende Europees beschermde habitattypen. Het voorkomen van gesteeld glaskroos (Elatine hexandra), naaldwaterbies (Eleocharis acicularis) en borstelbies (Scirpus setaceus) wijst op de aanwezigheid van het habitattype 3130: ‘oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot de Littorelletalia uniflora en/of de Isoeto-Nanojuncetea Subtype: eenjarige dwergbiezenvegetaties (Isoeto-Isoeto-Nanojuncetea) (Denys et al. 2007; Leyssen et al. 2009). Gesteeld glaskroos (Fig. 52) komt lokaal en vooral langsheen de zuidzijde van de plas abundant voor in de ondiepe zones. Naaldwaterbies en borstelbies komen in dezelfde zone occasioneel voor op droogvallende oevers. Gezien het gering aantal sleutelsoorten en de mate waarinvan eutrofiëring-indicerende soorten aanwezig zijn verkeert de habitat in een ongunstige staat van instandhouding.
Figuur 52: gesteeld glaskroos (Elatine hexandra), links, als sleutelsoort voor het habitattype 3130 en kikkerbeet (Hydrocharis morus-ranae), rechts, als sleutelsoort voor het habitattype 3150 komen beide voor in het Rauwse Meer.
In de inham aan de westelijke zijde van het Rauwse Meer werd kikkerbeet (Hydrocharis morus-ranae) aangetroffen (Fig. 52). Deze soort is kenmerkend voor het habitattype 3150: ‘van nature eutrofe meren met vegetaties van het type Magnopotamion of Hydrocharition’ (Denys et al. 2007; Leyssen et al. 2009). Gezien de geringe bedekking op een kleine oppervlakte, het geringe aantal sleutelsoorten en het aandeel van verstoringsindicatoren verkeert de habitat in een ongunstige staat van instandhouding.
94
Vooral in de ondiepe delen (0-2m) langsheen de zuid- en westkant van het Rauwse meer komen vaak abundante tot lokaal dominante vegetaties voor van kranswieren (Fig. 53) met donker glanswier (Nitella opaca), teer kransblad (Nitella virgata) en brokkelig kransblad (Chara contraria). Deze soorten zijn typerend voor het habitattype 3140: ‘kalkhoudende oligo-mesotrofe wateren met benthische Chara spp. vegetaties’(Denys et al. 2007; Leyssen et al. 2009). Naast deze soorten komen verspreid nog andere kranswieren voor, zoals gewoon kransblad (Chara vulgaris) en breekbaar kransblad (Chara globularis).Gezien de aanwezig van voldoende grote kranswiervelden die voor meer dan 50% bestaan uit sleutelsoorten en een goed doorzicht verkeert het habitatype waarschijnlijk in een gunstige staat van instandhouding. De aanwezigheid van de exoot smalle waterpest vormt mogelijk een knelpunt waardoor de staat van instandhouding ongunstig kan zijn.
Figuur 53: Donker glanswier (Nitella opaca), links en teer kransblad (Chara virgata) rechts vormen lokaal dominante kranswiervegetaties in het Rauwse Meer.
In de westelijke inham werden goed ontwikkelde verlandingsvegetaties vastgesteld (Fig. 54) gedomineerd door snavelzegge (Carex rostrata) en begeleid door wateraardbei (Comarum palustre) en moeraswederik (Lysimachia thyrsiflora). Deze soorten kenmerken het habitattype 7140: ’overgangs- en trilveen, subtype: mineraalarm, circumneutraal overgangsveen’ (Wauters 2007; Wauters et al. 2009). Gezien een aantal criteria, waaronder de grootte van de habitatvlek en het aantal aanwezige sleutelsoorten, verkeert de habitat in een ongunstige staat van instandhouding.
95