• No results found

2. METHODE

4.2 Resultaten gemeente Schiedam

In deze paragraaf zal er nader worden ingegaan op de onderwerpen: gedragingen Participatiewet, geüniformeerde arbeidsverplichtingen, verantwoordelijkheid en misdragingen, recidive en omstandigheden belanghebbende. Deze onderwerpen zijn belangrijk omdat ze de verplichtingen bevatten van de Participatiewet met de daarbij behorende maatregelen. Er is gekozen om de volgorde van de Verordening Schiedam aan te houden.

4.2.1 Geüniformeerde arbeidsverplichtingen

In artikel 18 van de Participatiewet staan de geüniformeerde arbeidsverplichtingen. De eerste verplichting is het verkrijgen en behouden van kennis en vaardigheden, noodzakelijk voor het naar vermogen verkrijgen, het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid. De tweede verplichting is het gebruik maken van door het college aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en mee te werken aan onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Artikel 9 van de verordening Schiedam geeft aan dat bij het niet nakomen van deze geüniformeerde arbeidsverplichtingen de belanghebbende een maatregel opgelegd krijgt. Deze maatregel zal een korting bedragen van 100% van de bijstandsnorm gedurende één maand. Dit staat ook in de Participatiewet. De gemeente heeft geen gebruik gemaakt van de vrijheid om hier meer regels aan toe te voegen.

4.2.2 Niet-geüniformeerde verplichtingen

Ook de gemeente Schiedam heeft eigen gedragingen opgesteld in de verordening Schiedam. De verordening Schiedam maakt onderscheid tussen drie categorieën, deze staan in artikel 6 verordening Schiedam:

1. - Het zich tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen en het tijdig laten verlengen van de registratie.

2. - Het meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak. - Het nakomen van verplichtingen gedurende de zoekperiode (eerste vier weken na aanmelding bij het jongerenloket).

3. - Het naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid zien te verkrijgen (voor zover dit niet voortvloeit uit een geüniformeerde verplichting van de Participatiewet).

- Het niet verkrijgen, aanvaarden of door eigen toedoen niet behouden van een re-integratie werk overeenkomst

- Het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid. Per categorie zijn er maatregelen opgesteld. Deze zijn uitgewerkt in tabel 5.

Tabel 5: maatregelen bij niet-geüniformeerde verplichtingen

Categorie Maatregel

1 10% van de bijstandsnorm gedurende één maand.

2 50% van de bijstandsnorm gedurende één maand.

3 100% van de bijstandsnorm gedurende één maand.

4.2.3 Overige gedragingen

Naast de geüniformeerde en niet-geüniformeerde verplichtingen staan er nog overige gedragingen in de verordening Schiedam waar een belanghebbende verplicht is zich aan te houden. Als eerste het tekortschietend besef van verantwoordelijkheid en als tweede zeer ernstige misdragingen.

Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

In de Participatiewet ligt ten grondslag dat iedereen in zijn eigen bestaanskosten dient te voorzien. Pas wanneer dit niet mogelijk is kan men een beroep doen op de bijstand. Hierbij geldt dus een hoofdregel dat iedereen alles zal moeten doen en nalaten om een beroep op de bijstand te

voorkomen. Wanneer een belanghebbende door een gedraging eerder, langer of een hoger bedrag bijstand heeft gekregen is er sprake van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid32. Een aantal voorbeelden die genoemd worden in de toelichting van de Verordening Schiedam zijn: 32 Maatregelenverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Schiedam 2015 toelichting

 Het te snel interen (opmaken) van vermogen.

 Het door eigen schuld verliezen van het recht op een uitkering.

 Het door eigen schuld te laat aanvragen van een voorliggende voorziening.

Voor het bepalen van de maatregel is gekozen voor een bedrag wat gerelateerd is aan de periode dat eerder of langer een beroep op de uitkering wordt gedaan. Hierbij is afgeweken van de

modelverordening. In de modelverordening wordt uitgegaan van een benadelingsbedrag. In tabel 6 staan de maatregelen opgesomd.

Tabel 6: maatregelen bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid Periode Maatregel

Korter dan drie maanden 20% van de bijstandsnorm gedurende één maand. Drie tot zes maanden 20% van de bijstandsnorm gedurende twee maanden. Zes maanden of langer 20% van de bijstandsnorm gedurende drie maanden

Zeer ernstige misdragingen

Als een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover personen of instanties die zijn belast met de uitvoering van de Participatiewet als bedoeld in artikel 9 lid 6 Participatiewet krijgt deze een maatregel opgelegd. Onder een zeer ernstige misdraging valt elke vorm van ongewenst of agressief fysiek contact tegen een persoon of het ondernemen van een poging daartoe. Voorbeelden hiervan zijn schoppen, slaan of het (dreigen met) gooien van voorwerpen naar een persoon. Ook het

toebrengen (of poging tot toebrengen) van schade aan een gebouw of inventarisatieonderdeel wordt gezien als zeer ernstige misdraging. Wanneer belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt zal hij een maatregel opgelegd krijgen, dit zal een korting zijn van 20% van de bijstandsnorm gedurende één maand. Dit zal bijvoorbeeld worden toegepast wanneer de belanghebbende steeds maar gebruik blijft maken van scheldwoorden. Wanneer er fysiek geweld wordt gebruikt tegen materiele zaken is de maatregel 50% van de bijstandsnorm gedurende één maand. Indien de misdraging gepaard gaat met bedreiging van of fysiek geweld tegen personen wordt zal de maatregel een korting van 100% gedurende één maand bedragen.

4.2.4 Recidive

Voor de maatregelen omtrent recidive maakt de verordening Schiedam onderscheidt tussen drie categorieën:

a. Niet-geüniformeerde gedragingen met kortingen onder de 50% van de bijstandsnorm. b. Niet-geüniformeerde kortingen van 50% of hoger.

c. Geüniformeerde gedragingen.

a. Niet-geüniformeerde gedragingen met kortingen onder de 50%

Wanneer een belanghebbende maatregelwaardig gedrag vertoont in deze categorie is ervoor gekozen de hoogte van de maatregel te verdubbelen. Voorbeeld: Een belanghebbende heeft een korting opgelegd gekregen van 25% van de bijstandsnorm gedurende één maand. Binnen 12 maanden na de eerste verwijtbare gedraging is er wederom sprake van een verwijtbare gedraging waarbij dezelfde verplichting wordt geschonden. De belanghebbende zal dan een maatregel opgelegd krijgen die een korting van 50% van de bijstandsnorm gedurende één maand bedraagd. Wanneer er sprake is van een derde of volgende schending van de gedraging zal telkens de originele maatregel verdubbeld worden.

b. Niet-geüniformeerde gedragingen met kortingen van 50% of hoger

Bij schending van een gedraging waarbij een korting van 50% of hoger wordt de duur van de

oorspronkelijke maatregelen telkens verdubbeld. Er is gekozen om de duur te verdubbelen en niet de hoogte van de maatregel omdat er nooit meer korting dan 100% van de bijstandsnorm mag worden opgelegd. Wanneer er sprake is van een derde of volgende schending van de gedraging zal telkens de originele maatregel verdubbeld worden.

c. Geüniformeerde gedragingen

Bij recidive van geüniformeerde gedragingen uit de Participatiewet wordt er bij elke nieuwe schending een korting van 100% gedurende drie maanden opgelegd.

4.2.5 Omstandigheden belanghebbende

De jobcoach kan afzien van het opleggen van een maatregel wanneer elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt of de gedraging meer dan één jaar voor constatering heeft plaatsgevonden. Daarnaast kan de jobcoach de maatregel afstemmen op de omstandigheden van de belanghebbende indien het college daar dringende redenen voor aanwezig acht. Wanneer de jobcoach afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen moet de belanghebbende hiervan schriftelijk op de hoogte worden gesteld.