• No results found

5. Gedrag ontwikkelaar hedendaagse gebiedsontwikkeling

5.2 Resultaten

De intergemeentelijke samenwerkingen worden nog niet op grote schaal ervaren door ontwikkelaars. De intentie tot verregaande samenwerking wordt daarentegen wel gezien, zoals in de Metropoolregio Amsterdam (E. Hekkenberg, persoonlijke communicatie, 5 juli 2016). “Ook al heb ik vaak het gevoel dat als het puntje bij paaltje komt concurrentie blijft, maar de tijd dat elke wethouder langs de snelweg zijn eigen kantorenterrein, bedrijventerrein wil hebben, is wel een beetje aan het veranderen”, aldus Eltjo Bouwman (persoonlijke communicatie, 11 mei 2016). Er lijkt dan ook eerder sprake te zijn van afstemming dan van een daadwerkelijke samenwerking (R. van de Gaar, persoonlijke communicatie, 5 juli 2016). De landelijk onafhankelijke ontwikkelaars vinden realisme in woningbouwprogramma’s echter wel belangrijk en gaan daarom met gemeenten en/of provincie graag om de tafel om ze daar op te wijzen en om zo eigen projecten hierin veilig te kunnen stellen (H. Smit, persoonlijke communicatie, 17 mei 2016; M. van der Plas, persoonlijke communicatie, 7 juni 2016; R. van de Gaar, persoonlijke communicatie, 5 juli 2016).

Ook bij Heijmans zien ze de samenwerking niet in de praktijk tegenkomen: “Er zijn nog steeds gemeenten die voor hun eigen programma gaan en lobbyen bij de provincie, omdat de markt het weer aan kan. Het is toch wel veel ieder voor zich” (J. van der Beek, persoonlijke communicatie, 31 mei 2016). Tom Schreurs (persoonlijke communicatie, 3 mei 2016) van Koopmans TBI ziet provincies ingrijpen en proberen een overaanbod aan plannen te voorkomen. Voor de landelijke bouwers en beleggers geldt dat zij gemaakte afspraken als leidend zien. Indien samenwerking tussen gemeenten de gemaakte afspraken in gevaar brengen, vinden deze ontwikkelaars dat daar dan iets tegenover moet staan, zoals een ontwikkelrecht (E. Noorda, persoonlijke communicatie, 13 mei 2016; J. Portier, persoonlijke communicatie, 12 mei 2016).

De intergemeentelijke samenwerking lijkt volgens de landelijke beleggers voort te komen uit de maatschappelijke discussie waarin burgers en ondernemers de gemeente bijvoorbeeld wijzen dat het plan wat ze nu voor zich hebben ook al in de naastgelegen buurgemeente wordt ontwikkeld (J. Portier, persoonlijke communicatie, 12 mei 2016). Margo van Aarle van Amvest betoogt dat de samenwerkingen noodgedwongen ontstaan vanuit de financiële beperkingen waar gemeenten mee te maken hebben (persoonlijke communicatie, 13 mei 2016).

Het ontwikkelaarstype lokaal onafhankelijk ziet dat de situatie stuurlozer wordt als gevolg van deze trend waardoor het voor ontwikkelaars belangrijker wordt om zelf een stip op de horizon te

Hypothese 1: Landelijke ontwikkelaars zullen inspelen op de intergemeentelijke samenwerkingen om hun ingenomen grondposities veilig te stellen.

hanteren (B. van de Berg, persoonlijke communicatie, 11 mei 2016) of een gezamenlijk doel met de overheid uit te spreken (J. Peereboom, persoonlijke communicatie, 23 mei 2016). Stefan Schuwer (persoonlijke communicatie, 27 mei 2016) van The Placemaker beaamt dit: “Naarmate het weer beter gaat in de markt zie je ook dat iedereen weer voor zichzelf gaat.”

De lokale bouwers zien de trend als een gegeven en vinden dat het uiteindelijk draait om de klant bij gebiedsontwikkeling (M. van Wijk, persoonlijke communicatie, 18 mei 2016; A. Koeleman, persoonlijke communicatie, 12 mei 2016).

Niet door alle typen ontwikkelaars wordt de faciliterende, visionaire rol van de overheid onderschreven. Wel geven alle ontwikkelaarstypen aan een actievere rol in de gebiedsontwikkeling te vervullen en daarbij behoefte te hebben aan een heldere overheidsrol en -kader.

Landelijk onafhankelijke ontwikkelaars zien gemeenten vaak naar buiten toe communiceren dat zij deze rol innemen, maar op ambtelijk niveau is hier voor de ontwikkelaar vaak weinig van te merken (E. Hekkenberg, persoonlijke communicatie, 5 juli 2016; R. van de Gaar, 5 juli 2016; H. Smit, persoonlijke communicatie, 17 mei 2016). Gemeenten zouden aan de voorkant meer moeten werken aan die visie zodat duidelijk wordt wat wel en niet mogelijk is op een bepaalde locatie en marktpartijen hierop kunnen anticiperen (E. Bouwman, persoonlijke communicatie, 11 mei 2016; H. Smit, persoonlijke communicatie, 17 mei 2016). De landelijk onafhankelijke ontwikkelaar komt door de terugtrekkende beweging van gemeenten vaak met initiatieven en probeert deze dan samen met de desbetreffende gemeenten verder uit te werken en vorm te geven (M. van der Plas, persoonlijke communicatie, 7 juni 2016; H. Smit, persoonlijke communicatie, 17 mei 2016). Zowel bij de politiek als bij de markt is steeds meer draagvlak om per opgave te kijken welke benadering daarbij past om zo naar de beste oplossing voor het gebied te werken (R. van de Gaar, persoonlijke communicatie, 5 juli 2016; E. Hekkenberg, persoonlijke communicatie, 5 juli 2016).

Landelijke bouwers zien het visionaire aspect beperkt terug en ervaren de faciliterende rol van de overheid doordat gemeenten niet meer actief gronden aankopen en het initiatief meer aan marktpartijen overlaat (T. Schreurs, persoonlijke communicatie, 3 mei 2016; R. Dijkman, persoonlijke communicatie, 20 mei 2016). “Wij pakken graag de handschoen op om locaties zoals ze er nu bij liggen te ontwikkelen” (E. Noorda, persoonlijke communicatie, 13 mei 2016). Ook ondervinden de landelijke bouwers meer vrijheid door flexibele bestemmingsplannen, minder beperkende bouwregels en soms laten zij het bestemmingsplan zelf opstellen en toetsen door de gemeente (R.

Hypothese 2: Ontwikkelaars zullen als gevolg van de faciliterende, visionaire overheid een actievere rol gaan spelen in gebiedsontwikkeling en meer risico gaan dragen.

Dijkman, persoonlijke communicatie, 20 mei 2016; R. Janse de Jonge, persoonlijke communicatie, 27 mei 2016).

Landelijke beleggers vinden de faciliterende overheidsrol discutabel doordat zij gemeenten vaak nog op de regiestoel zien zitten, gemeenten juist alles volledig loslaten of dat gemeenten met ideeën komen die voor de landelijke belegger niet tot de mogelijkheden behoren (J. Portier, persoonlijke communicatie, 12 mei 2016; M. van Aarle, persoonlijke communicatie, 13 mei 2016). Dat betekent voor landelijke beleggers dat “je moet blijven nadenken, partners zoeken of mensen die je een stap verder kunnen brengen in wat je samen zou willen zijn”, aldus Margo van Aarle (persoonlijke communicatie, 13 mei 2016). Daarmee nemen landelijke beleggers een actievere rol in bij gebiedsontwikkelingen.

Gemeenten willen volgens de lokale bouwers minder risico lopen in gebiedsontwikkelingen. “De gemeente komt met een probleem en vraagt aan ons om het op te lossen”, aldus Jeroen de Nijs (persoonlijke communicatie, 24 juni 2016) van Bouwgroep De Nijs-Soffers. Over het algemeen hebben zij hierbij een doelstelling of een visie waarmee zij de markt willen faciliteren (M. van Wijk, persoonlijke communicatie, 18 mei 2016; L. de Nijs, persoonlijke communicatie, 24 juni 2016). Probleem is dat de visie van de gemeente niet altijd overeenkomt met het beleid waardoor de gemeente door haar eigen beleid haar faciliterende rol niet goed vorm kan geven (M. van Wijk, persoonlijke communicatie, 18 mei 2016). Voor de lokale bouwer betekent dit dat zij een actievere rol gaan vervullen (A. Koeleman, persoonlijke communicatie, 12 mei 2016).

Ook de lokaal onafhankelijke ontwikkelaars zien gemeenten een stap achteruit doen. Er ontstaat meer vrijheid voor marktpartijen vanwege minder regels waardoor zij sneller kunnen schakelen op de marktomstandigheden (J. Peereboom, persoonlijke communicatie, 23 mei 2016). Gemeenten hebben minder lef in gebiedsontwikkeling waardoor ontwikkelaars dit moeten tonen, initiatiefrijk moeten zijn en daarom een actieve rol vervullen in gebiedsontwikkeling (E. Heijstee, persoonlijke communicatie, 19 mei 2016; S. Schuwer, persoonlijke communicatie, 27 mei 2016; M. Leschot, persoonlijke communicatie, 7 juli 2016). “Uiteindelijk moet je er voor zorgen dat de gemeente jouw plan draagt”, aldus Bart van den Berg (persoonlijke communicatie, 11 mei 2016).

De landelijk onafhankelijke ontwikkelaars zien naast de trend van de aantrekkende woningmarkt ook een trend van kwaliteit die maakt dat deze waarde naast financiële waarden erg belangrijk is in gebiedsontwikkelingen (E. Hekkenberg, persoonlijke communicatie, 5 juli 2016; R. van de Gaar,

Hypothese 3: Ontwikkelaars zullen meer risico durven nemen in de gebiedsontwikkeling en de landelijke ontwikkelaars zullen nieuwe grondposities innemen en zich meer gaan richten op

persoonlijke communicatie, 5 juli 2016; E. Bouwman, persoonlijke communicatie, 11 mei 2016). Wel wordt een spanningsveld gezien tussen deze waarden en wordt geprobeerd om de financiële waarden niet te laten overheersen (H. Smit, persoonlijke communicatie, 17 mei 2016; E. Hekkenberg, persoonlijke communicatie, 5 juli 2016). Daarom passen deze typen ontwikkelaars hun gedrag niet aan als gevolg van de aantrekkende markt en blijft voor HERMON Erfgoed bijvoorbeeld gelden dat “de mogelijkheden van het gebouw vooropstaan” (M. van der Plas, persoonlijke communicatie, 7 juni 2016). Voor Blauwhoed geldt hetzelfde: “We hebben co-creatie met een-op-een de eindgebruiker tijdens de crisis helemaal omarmd. Dat blijven we gewoon doen, dat zit echt in onze genen” (E. Bouwman, persoonlijke communicatie, 11 mei 2016). De businessmodellen en werkwijzen van landelijk onafhankelijke ontwikkelaars zijn als gevolg van de aantrekkende woningmarkt dan ook niet veranderd.

De landelijke bouwers zien de focus van hun werkgebied steeds meer richting de Randstadregio verplaatsen, omdat daar de markt nu eenmaal beter loopt (T. Schreurs, persoonlijke communicatie, 3 mei 2016). Nu de markt aantrekt, zie je dat de landelijke bouwers weer meer naar hun marges kijken en er meer risico wordt genomen (J. van der Beek, persoonlijke communicatie, 31 mei 2016). “Het doel blijft volgens mij investeren in die projecten waar je geld mee kunt verdienen. Dat doe je volgens mij altijd. Alleen in tijden van crisis denk je wel vijf keer na of heb je helemaal geen middelen om te investeren”, aldus Rob Dijkman van Dura Vermeer (persoonlijke communicatie, 20 mei 2016). Landelijke bouwers zien nu meer kansen om een actievere rol te vervullen door nieuwe grondposities in te nemen, meer nicheproducten te ontwikkelen en er meer kansen in de omzet zijn. De kwaliteit van de woningen blijft hierbij wel van belang, want “… als je niet de kwaliteit maakt die je zou moeten maken dan haal je niet het maximale er uit” (E. Noorda, persoonlijke communicatie, 13 mei 2016). Financiële waarden worden voor de landelijke bouwer dus wel belangrijker in de gebiedsontwikkeling, maar het kwaliteitsaspect blijft ook van belang. Zachtere waarden, zoals duurzaamheid en gezondheid, zullen als gevolg van de verschillende trends vanzelfsprekende aspecten binnen de gebiedsontwikkeling worden en onderdeel gaan uitmaken van het ontwikkelproces (R. Dijkman, persoonlijke communicatie, 20 mei 2016; R. Janse de Jonge, persoonlijke communicatie, 27 mei 2016).

De aantrekkende markt heeft voor het grootste gedeelte betrekking op koopwoningen waardoor het voor de landelijke belegger lastiger is geworden nieuwe gebiedsontwikkelingen te starten om in te beleggen (J. Portier, persoonlijke communicatie, 12 mei 2016). Gevolg is dat de landelijke belegger bijvoorbeeld niet inschrijft voor tenders die geen duidelijk programma met beleggershuurwoningen bevatten, omdat zij de tender dan niet kunnen winnen ten opzichte van ontwikkelaars met koopwoningen (M. van Aarle, persoonlijke communicatie, 13 mei 2016; J. Portier, persoonlijke communicatie, 12 mei 2016). Daarnaast zetten de landelijke beleggers in op het

realiseren van gemengde projecten waarin zowel koop- als huurwoningen zitten. Met het ontwikkelen van huurwoningen proberen zij een stuk afzetrisico van de ontwikkelaar van de koopwoningen weg te nemen (J. Portier, persoonlijke communicatie, 12 mei 2016; M. van Aarle, persoonlijke communicatie, 13 mei 2016). Deze ontwikkelaar heeft immers met de ontwikkeling van de huurwoningen aan de voorkant al een stuk afzetgarantie. Via deze weg proberen landelijke beleggers alsnog woningen te ontwikkelen.

Onder de lokale bouwers heerst de angst dat de grotere afzetzekerheid voor gemakzucht gaat zorgen in ontwikkelland en dat de innovativiteit, creativiteit en kwaliteit daarmee onder druk komen te staan (M. van Wijk, persoonlijke communicatie, 18 mei 2016; A. Koeleman, persoonlijke communicatie, 12 mei 2016). Zijzelf zien kwalitatieve waarden in gebiedsontwikkeling, ongeacht de marktomstandigheden, als zeer belangrijk en passen hun ontwikkelwijze dan ook niet aan.

De spanning omtrent de kwaliteit binnen gebiedsontwikkeling wordt ook door de lokaal onafhankelijke ontwikkelaars omschreven (B. van den Berg, persoonlijke communicatie, 11 mei 2016; E. Heijstee, persoonlijke communicatie, 19 mei 2016). Ook voor hen geldt dat ze ondanks de aantrekkende markt hun doelen en ontwikkelwijzen niet aanpassen. “Je zit eigenlijk niet anders in de wedstrijd, maar je kijkt goed naar de markt” (E. Heijstee, persoonlijke communicatie, 19 mei 2016). De juiste plek, met het juiste product, voor de juiste prijs maakt dat een gebiedsontwikkeling succesvol wordt (J. Peereboom, persoonlijke communicatie, 23 mei 2016). Wat de lokaal onafhankelijke ontwikkelaars wel doen is dat zij door de optimistische markt een actievere rol vervullen, meer risico’s durven te nemen en nieuwe investeringen doen (J. Peereboom, persoonlijke communicatie, 23 mei 2016; B. van den Berg, persoonlijke communicatie, 11 mei 2016; M. Leschot, persoonlijke communicatie, 7 juli 2016).

Uit de interviews blijkt dan ook dat de landelijke bouwers en lokaal onafhankelijke ontwikkelaars meer risico’s durven te nemen en meer gaan investeren als gevolg van de aantrekkende markt. Voor de landelijke bouwer geldt dat ook de financiële waarden binnen gebiedsontwikkeling belangijker worden. De landelijke belegger wordt selectiever in haar gedrag en probeert te focussen op gemengde projecten.

De landelijk onafhankelijke ontwikkelaars pakken de diversificatie van de woonbehoefte op verschillende wijzen op. De overeenkomst tussen deze werkwijzen is dat men eindgebruikers wil

Hypothese 4: Onafhankelijke ontwikkelaars zullen eindgebruikers meer invloed geven in het ontwikkelproces om samen de woning te ontwikkelen, terwijl ontwikkelende bouwers zullen

werken met keuzemogelijkheden en de landelijke belegger zich richt op de grote woonbehoeften om de verhuurbaarheid van de woningen te kunnen garanderen.

betrekken in het ontwikkelproces, men in doelgroepen denkt en aandacht is voor nicheproducten. Blauwhoed pakt dit aan via de route van co-creatie, terwijl HERMON Erfgoed dit doet via opendagen en klankbordgroepen (E. Bouwman, persoonlijke communicatie, 11 mei 2016; M. van der Plas, persoonlijke communicatie, 7 juni 2016). BPD maakt een verhaal om eindgebruikers al zo vroeg mogelijk te verleiden en mee te laten denken aan een gebied en de inrichting van de woning (H. Smit, persoonlijke communicatie, 17 mei 2016). Ontwikkelaar AM heeft het businessmodel I AM YOU waarin toekomstige bewoners de mogelijkheid krijgen om de woning volledig naar eigen smaak te kunnen samenstellen middels het aanbieden van allerlei opties (R. van de Gaar, persoonlijke communicatie, 5 juli 2016; E. Hekkenberg, persoonlijke communicatie, 5 juli 2016).

De crisis is voor veel landelijke bouwers de aanleiding geweest om zich in de klanten te verdiepen en dit te vertalen in verschillende standaard woningen (R. Dijkman, persoonlijke communicatie, 20 mei 2016). Koopmans TBI doet dit vanuit de gedachte dat zij zo snel kunnen schakelen en in kunnen springen op de vraag die voor een desbetreffende locatie speelt (T. Schreurs, persoonlijke communicatie, 3 mei 2016). Ook Heijmans sluit zich aan bij deze gedachte en geeft aan dat ze meer naar standaardisatie zijn gegaan, terwijl “je zou zeggen dat dat compleet niet matcht met die diverse vraag die kopers hebben, want je levert een standaard product” (J. van der Beek, persoonlijke communicatie, 31 mei 2016). Een concept als de Heijmans ONE speelt echter juist in op de toenemende ontwikkeling van eenpersoonshuishoudens en bedient daarmee dan ook een specifieke woonbehoefte (J. van der Beek, persoonlijke communicatie, 31 mei 2016). Binnen de standaard woningen die landelijke bouwers hebben, wordt vervolgens met opties of pakketten met opties gewerkt om de specifieke vraag van de woonconsument te kunnen beantwoorden (J. van der Beek, persoonlijke communicatie, 31 mei 2016). Dit maakt dat landelijke bouwers continue hun woningen en keuzemogelijkheden aanpassen op de ontwikkelingen die er gaande zijn in de maatschappij (E. Noorda, persoonlijke communicatie, 13 mei 2016; R. Janse de Jonge, persoonlijke communicatie, 27 mei 2016). De techniek wordt binnen gebiedsontwikkeling dan ook minder belangrijk en er komt meer aandacht voor creativiteit die zich uit in goede producten waar de markt naar vraagt en tevreden over is (J. van der Beek, 31 mei 2016; T. Schreurs, persoonlijke communicatie, 3 mei 2016). Meer samenwerking met de eindgebruiker is dan ook noodzakelijk om de marktaansluiting te kunnen behouden (R. Janse de Jonge, persoonlijke communicatie, 27 mei 2016). Ook de samenwerking met de overheid en de andere partijen binnen de keten zijn hierin van groot belang (E. Noorda, persoonlijke communicatie, 13 mei 2016).

Landelijke beleggers reageren nauwelijks op de diversificatie die in de woonvraag optreedt. Zij richten zich namelijk op een doelgroep die een grote vraag kent naar een standaard huurwoning (M. van Aarle, persoonlijke communicatie, 13 mei 2016; J. Portier, persoonlijke communicatie, 12 mei 2016). Pensioenfondsen zijn namelijk huiverig bij bijzondere woonvormen (J. Portier,

persoonlijke communicatie, 12 mei 2016). Daarbij komt dat een gewoon goede woning geschikt is voor veel partijen (M. van Aarle, persoonlijke communicatie, 13 mei 2016). “De alternatieve aanwendbaarheid moet goed zijn en als je gaat kijken naar een woningbehoefte en een woningvraag die heel erg specifiek voor een doelgroep is gericht dan is dat natuurlijk lastig of je moet straks weer voordat je woningen wilt gaan verhuren eerst weer gaan investeren in die woning om hem op de markt te kunnen zetten als een reguliere woning” (J. Portier, persoonlijke communicatie, 12 mei 2016). Daarnaast besteden de landelijke beleggers aandacht aan beleggingen in zorgvastgoed voor de ouderendoelgroep.

Voor de lokale typen ontwikkelaars geldt dat zij in overeenkomst hebben dat de lokale marktkennis de basis vormt voor de ontwikkeling van woningen. “Over het algemeen kunnen we toch met onze eigen visie en ons eigen gevoel en onze eigen kennis en het verzamelen van alle informatie om ons heen en die goed analyseren en van daaruit een concept bedenken, daar hebben we tot nu toe iedere keer wel redelijk goed mee in de markt gezeten”, aldus Michel van Wijk (persoonlijke communicatie, 18 mei 2016). De verdere uitwerking wordt door sommige ontwikkelaars aangepakt via co-creatie of een enorm aanbod keuzemogelijkheden, terwijl anderen kiezen voor een beperkte keuzevrijheid. Zo maakt Heembouw Ontwikkeling B.V. gebruik van keuzemogelijkheden die op een dubbele A0 weergegeven moeten worden zodat kopers een zo groot mogelijke vrijheid hebben in het vormgeven van hun woning (A. Koeleman, persoonlijke communicatie, 12 mei 2016). Did Vastgoedontwikkeling heeft een woningconfigurator om met verschillende opties en de bijbehorende prijzen de toekomstige bewoners hun woning te laten ontwikkelen (E. Heijstee, persoonlijke communicatie, 19 mei 2016). “Net zoals dat je zo’n gebiedsontwikkeling niet meer van bovenaf op kan leggen, lukt het ook niet meer om een woning aan te bieden waarbij echt geen keuzevrijheid meer is”, aldus Maarten Leschot (persoonlijke communicatie, 7 juli 2016). The Placemaker laat mensen in co-creatie hun woondroom werkelijkheid worden (S. Schuwer, persoonlijke communicatie, 27 mei 2016). Bouwgroep De Nijs-Soffers en ontwikkelaar Leeuwenpoort werken met een beperkter keuzeaanbod, omdat zij ervaren dat een enorm keuzeaanbod niet altijd werkt (J. de Nijs, persoonlijke communicatie, 24 juni 2016; B. van den Berg, persoonlijke communicatie, 11 mei 2016).

Kortom, de onafhankelijke ontwikkelaars geven eindgebruikers een prominente rol in het ontwikkelproces. Samen met de ontwikkelende bouwers bieden ze veelal keuzemogelijkheden aan om in de specifieke woonbehoefte te kunnen voorzien. De landelijke belegger richt zich daarentegen op de grote woonbehoeften.

Ook vanuit de trend van het maatschappelijk initiatief geldt dat de landelijk onafhankelijke ontwikkelaar de eindgebruiker in het ontwikkelproces betrekt. Voor ontwikkelaar Blauwhoed geldt dat de eindgebruiker een zeer prominente plek in het ontwikkelproces heeft en zie je dat niet de plaatselijke wethouder, maar de toekomstige bewoners op een schild gehesen worden bij de start van de bouw (E. Bouwman, persoonlijke communicatie, 11 mei 2016). BPD start een gebiedsontwikkeling niet meer vanaf een carte blanche positie en kijkt nu veel meer naar de bestaande situatie rondom een omgeving waarbij gekeken wordt of bestaande kenmerken een mogelijke plek in het verhaal van de gebiedsontwikkeling kunnen krijgen (H. Smit, persoonlijke communicatie, 17 mei 2016). HERMON Erfgoed reageert op de eerder genoemde wijze van het organiseren van inloopavonden en klankbordgroepen (M. van der Plas, persoonlijke communicatie, 7 juni 2016). Via het businessmodel I AM YOU probeert AM toekomstige bewoners in het ontwikkelproces te betrekken zodat de woning naar smaak kan worden gemaakt en men zich zo kan onderscheiden (R. van de Gaar, persoonlijke communicatie, 5 juli 2016; E. Hekkenberg, persoonlijke communicatie, 5 juli 2016).

De landelijke bouwers zetten het maatschappelijk initiatief in om de standaard woningen die zij hebben te optimaliseren. Zo maken Koopmans TBI en Heijmans gebruik van klantenpanels om hun producten te optimaliseren door de opmerkingen vanuit de panels verder te verwerken in de projecten (J. van der Beek, persoonlijke communicatie, 31 mei 2016; T. Schreurs, persoonlijke communicatie, 3 mei 2016). Het betrekken van burgers in het ontwikkelproces wordt vaak gezien als iets wat veel tijd, energie en organisatievermogen vraagt (J. van der Beek, persoonlijke communicatie, 31 mei 2016; R. Dijkman, persoonlijke communicatie, 20 mei 2016). Voor Dura Vermeer gaat het een stap te ver om complete plattegronden van woningen aan te passen, omdat Dura Vermeer daarvoor een te grote partij is en ze in standaard processen werken zodat er minder risico in de woning komt te zitten (R. Dijkman, persoonlijke communicatie, 20 mei 2016). Trebbe gaat met het concept Krasse Knarrenhof hierin een stapje verder. Het concept Krasse Knarrenhof is namelijk afkomstig van een particulier die aan Trebbe heeft gevraagd dit concept voor hem uit te werken en te realiseren (E. Noorda, persoonlijke communicatie, 13 mei 2016).

Landelijke beleggers hebben moeite om het maatschappelijk initiatief in hun ontwikkelproces een plek te geven. De doorlooptijd van huurwoningen is vrij snel waardoor het lastig is om de