• No results found

Resultaat: schattingen van de totale populatie illegale vreemdelingen

In document Illegale vreemdelingen in Nederland (pagina 67-74)

illegale vreemdelingen

Aanname 3: de populatiegrootte is constant: het aantal individuen is constant gedurende één jaar

3.6 Resultaat: schattingen van de totale populatie illegale vreemdelingen

Tot zover hebben we ons beperkt tot de niet-effectief uitgezette illegalen. De populatieomvang van de overige twee groepen (de effectief uitgezette personen en degene die in de categorie overig vielen) is berekend door - op basis van de voor de corresponderende periode berekende beta’s in de effectief uitgezette groep – het totale aantal geobserveerde en

niet-geobserveerde personen te berekenen. De schattingen van de drie groepen zijn bij elkaar opgeteld en vervolgens is – op een vergelijkbare wijze als bij de niet-effectief uitgezette groep - een betrouwbaarheidsinterval berekend. De resultaten van deze berekeningen zijn voor alle perioden in de

onderstaande tabel samengevat, achtereenvolgens voor de afzonderlijke jaren en voor de langere perioden. Aangezien de afzonderlijke jaren de meest valide schattingen geven, gaan we daar verder vanuit. De tabel dient als volgt gelezen te worden: in 1997 komt de schatting uit op ruim 77.000 personen, het betrouwbaarheidsinterval ligt tussen de 67.000 en 87.000, en zo verder. Wanneer we de schattingen van 1997, 1999 en 2000 middelen komen we uit op tussen de 65.000 en 91.000 personen per jaar, exclusief West- en Oost- Europeanen.

Tabel 3.6 Schatting totale populatie alle illegale groepen tezamen voor tien perioden, inclusief betrouwbaarheidsinterval, exclusief Oost- en West Europeanen

totale populatie illegalen min 95% CI max 95% CI

97 77.120 67.286 86.954 98 128.367 91.994 164.740 99 73.401 56.511 90.292 00 84.523 71.578 97.467 97-98 112.559 102.399 122.719 98-99 103.608 95.077 112.139 99-00 102.837 90.489 115.184 97-99 129.468 121.790 137.146 98-00 121.004 114.160 127.848 97-00 146.310 139.740 152.881

Voor de totale illegalenpopulatie (van buiten de Europese landen) is dezelfde trend te zien als bij de niet-effectief uitgezetten; de omvang van de populatie neemt toe en het betrouwbaarheidsinterval wordt kleiner bij toename van de geobserveerde periode. Ook hier steekt de schatting over 1998 af tegen de overige enkele jaren. Dit is te verklaren uit het feit dat voor de schatting van deze populatie dezelfde b-waarden (berekend met de verklarende variabele geslacht in het model) zijn gebruikt die voor de niet-effectief uitgezette groep ook al tot afwijkende schattingen leidden.

Wanneer we tenslotte een grove inschatting van het aantal West- en Oost-Europese illegalen willen maken, kunnen we de verhoudingen binnen de geschatte populatie ook toepassen op deze groepen. Het percentage van de groepen West en Oost Europeanen bedraagt 40% op het geheel, circa 12% is afkomstig uit West-Europese landen en de overige 28% uit Oost Europa. In het totaal komt dit op een aantal van ongeveer 5.000 illegale Europeanen per jaar. Het aantal geobserveerde personen per gepakt persoon bij de niet-effectief uitgezette personen – over de enkele jaren gezien – bedraagt circa 12. Als we deze factor toepassen op de Europese groepen levert dit een

populatieschatting van circa 60.000 personen. Een grof

betrouwbaarheidsinterval bij deze ruwe schatting kan worden berekend door de populatiegrootte van de niet-effectief uitgezette illegalen te

vermenigvuldigen met een bepaalde factor gelijk te stellen aan die van de Europese groepen en door vervolgens de populatievarianties met dezelfde factor te vermenigvuldigen. Die berekening levert de

betrouwbaarheidsintervallen zoals in tabel 3.7 weergegeven. Tabel 3.7 Populatieschatting en betrouwbaarheidsinterval Europese illegalen

geschatte populatiegrootte min 95% CI max 95% CI

97 60.000 50.828 69.172

98 60.000 37.734 82.266

99 60.000 43.224 76.776

00 60.000 49.166 70.834

Uit deze tabel kunnen we – met de nodige slagen om de arm – opmaken dat de groep Oost en West Europeanen tezamen op jaarbasis tussen de 47.000 en de 72.000 zou kunnen bedragen (minimum en maximum gemiddeld over 1997, 1999 en 2000).

3.7 Conclusies

In dit hoofdstuk hebben we aan de hand van de vangst-hervangst methode die is toegepast op de in hoofdstuk 2 beschreven VAS-data een aantal schattingen van het aantal illegalen in Nederland gepresenteerd. Het gaat daarbij om schattingen die berekend zijn voor steeds een jaar en voor schattingen over langere periodes (resp. 2, 3, en 4 jaar). De hoogte van schatting blijkt afhankelijk te zijn van de lengte van de bestudeerde periode: hoe langer de periode, des te groter de geschatte populatie. De

veronderstelling is dat dit effect is te wijten aan een schending van de assumptie van een gesloten populatie. De meest valide schattingen zijn dan ook de schattingen voor de periode van een jaar. Opmerkelijk was de consistentie van de schatting door de jaren heen. Alleen 1998 vertoonde een afwijking van dit gelijkmatige beeld. Dit verschil is waarschijnlijk aan toevalligheden in de dataset te wijten, een heranalyse waarin voor deze toevalligheden werd gecorrigeerd gaf een vergelijkbaar beeld als dat van de overige jaren te zien. Gebleken is dat de populatieschatting robuust is tegen uitschieters op de pakkingen. Zelfs observaties met extreem veel pakkingen hebben slechts een geringe invloed op de hoogte van de populatieschatting of op de breedte van het betrouwbaarheidsinterval. Hercodering of zelfs verwijdering van de extreme observaties leidde niet tot noemenswaardige

verschillen in deze schattingen. De schattingen zijn echter minder robuust tegen toevallig afwijkende verdelingen binnen een verklarende variabele. Groepen waarbinnen nagenoeg alle personen slechts éénmaal zijn gepakt leiden tot convergentieproblemen in het computerprogramma of tot (te) hoge schattingen van het niet geobserveerde aantal personen.

Wat betreft de uitkomsten beperken we ons dus bij voorkeur tot de schattingen per jaar. Wanneer we ons daarbij baseren op 1997, 1999 en 2000 kunnen we concluderen dat de schatting op jaarbasis exclusief uit Europa afkomstige illegale vreemdelingen uitkomt rond de 78.000 illegalen. Dit aantal lijkt tamelijk constant over de jaren heen, hetgeen aansluit bij de bevindingen in het voorafgaande hoofdstuk. In tegenstelling tot in het eerdere onderzoek (van der Leun et al. 1998) zijn we nu ook in staat een betrouwbaarheidsinterval aan te geven. Wanneer we ook hierbij het gemiddelde nemen over de beste datasets (1997, 1999 en 2000), komen we uit op tussen de 65.000 en de 91.000 illegalen exclusief Oost- en West-Europeanen. Voor de laatste groepen kunnen we slechts een zeer ruwe raming maken, die uitkomt op tussen de 47.000 en 72.000 tezamen. De betrouwbaarheid van deze berekening is echter aanzienlijk minder dan van die bij de andere groepen. Illegale West- en Oost-Europeanen zijn immers minder goed te schatten omdat in hun geval de assumpties sterker worden geschonden. Vermoedelijk zijn zij vaker ‘te kort’ in Nederland, hetgeen leidt tot een hoger aantal personen dat niet vaker dan één keer wordt gepakt en daarmee tot een te hoge schatting. Wanneer we daar toch vanuit gaan zou het totaal op tussen de 112.000 en 163.000 uitkomen. Hierbij moet echter nogmaals met nadruk gemeld worden dat de onzekerheden groot zijn en dat dit laatste getal slechts een grove indicatie betreft. Bij alle schattingen geldt bovendien dat we alleen die personen kunnen ‘bijschatten’ die in principe de kans lopen te worden aangetroffen door de politie of Vreemdelingendienst. Illegale vreemdelingen die een volledig schaduwbestaan leiden vallen hierbuiten.

Aangezien de verhouding staandehoudingen in de vier grote steden en in de rest van Nederland ongeveer 1:1 is, zie hoofdstuk 2, kunnen we tot slot concluderen dat de uitkomsten van deze schattingen de schatting gebaseerd op politiegegevens uit 1995 niet sterk ontlopen.28 Destijds kwamen we uit op

28 Deze bevindingen zijn ook consistent met andere schattingen zoals die van het CBS, zie Hoogteijling 2002. Een kanttekening daarbij is wel dat de schattingen van het CBS ten dele op onze eigen onderzoeken zijn gebaseerd.

minimaal 40.000 illegale vreemdelingen (exclusief Oost- en West-Europeanen) in de vier grote steden. De meerwaarde ten opzichte van de schatting van enkele jaren geleden is (1) dat we nu

betrouwbaarheidsintervallen kunnen berekenen en (2) dat we over data van meerdere jaren beschikken.

In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van het intensieve onderzoek dat is verricht onder 156 illegale vreemdelingen. Daarbij zullen we proberen om de volgende drie onderzoeksvragen te beantwoorden: (1) hoe komen illegale vreemdelingen naar Nederland?; (2) hoe voorzien illegale vreemdelingen in hun levensonderhoud? En (3) welke rol spelen derden bij de komst en de manieren van inkomstenverwerving van illegale vreemdelingen? Om deze drie hoofdvragen te kunnen beantwoorden, hebben we gesproken met 156 illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen uit Turkije, Marokko, China, het voormalige Joegoslavië, de voormalige Sovjet Unie, Iran, Sri Lanka en Somalië. Uit de vier eerst genoemde landen (Turkije, Marokko, China en het voormalige Joegoslavië) hebben zich in Nederland hoofdzakelijk

arbeidsmigranten gevestigd. Uit de laatste vier landen komen relatief veel asielzoekers naar Nederland. Deze tweedeling in herkomstlanden -arbeidsmigratie landen versus asielmigratie landen - is minder hard dan wellicht op voorhand lijkt. Uit typische ‘arbeidsmigratielanden’ als Turkije, China en het voormalige Joegoslavië komen eveneens aanzienlijke aantallen asielzoekers. Zo heeft de afgelopen jaren een groot aantal Koerdische vluchtelingen uit de oostelijke provincies van Turkije in Nederland asiel aangevraagd. Omgekeerd is het niet zo dat uit de typische asielbronlanden omvangrijke arbeidsmigratie naar Nederland plaatsvindt. Wel zien we vanuit sommige landen die tot de voormalige Sovjet Unie behoorden pendelmigratie naar Nederland (Snel et al. 2000). Met deze selectie van landen hebben we dus drie verschillende typen migranten in ons onderzoek opgenomen: arbeidsmigranten, asielmigranten en pendelmigranten.

Alvorens de bevindingen te presenteren en antwoorden te formuleren wordt uitleg gegeven over de dataverzameling van dit kwalitatieve deel van het onderzoek.

4.1 Methodologische verantwoording van het kwalitatieve

In document Illegale vreemdelingen in Nederland (pagina 67-74)