• No results found

Relatie tussen de Christelijke Gereformeerde Kerken en rentmeesterschap met betrekking tot natuur.

In document Rentmeesterschap in de CGK (pagina 30-36)

Over een ding zijn alle geïnterviewde kerken het eens: Rentmeesterschap is een taak door God gegeven. Wat en hoeveel de kerken daar mee (moeten) doen, daarover lopen de meningen uiteen. Een van de kerken vindt dat het voortouw genomen moet worden door de kerken terwijl de andere kerken eerst afwachten wat er helpt en afwachten of het past binnen het financiële plaatje. De kerken bevestigen allen, dat hetgeen wat gedaan wordt wel vanuit een overtuiging moet komen. Dat het iets is wat de mensen willen en daarom doen. Zo wordt voorkomen dat het een hype wordt en dat het niet volgehouden wordt. De kerken halen zelf deze overtuiging uit de opdracht tot

rentmeesterschap.

Dat de kerken minder kunnen doen dan de kerken willen of kunnen heeft volgens de kerken te maken met twee belangrijke componenten namelijk geld en tijd. Daarnaast hebben in de kerken, waar veel verschillende dingen aan de orde zijn, andere zaken prioriteit. In de praktijk komt er door de kerken dus vaak minder terecht van rentmeesterschap dan commissies zouden willen.

Geconcludeerd kan worden met uitzondering van een enkele gemeente dat de kerkgemeenten doen aan passief rentmeesterschap. Zodra er iets moet gebeuren aan het gebouw, wordt er gekeken naar een duurzame oplossing. Maar als er geen vragen worden gesteld vanuit de gemeente en er geen onderhoud aan het gebouw hoeft plaats te vinden, zal er ook weinig gebeuren. Er gebeurt dus weinig als het niet noodzakelijk is. Kerken lijken zich achter gebrek aan tijd en geld te verschuilen terwijl dit in meerdere gevallen op te lossen is als er echt een motivatie is. Die motivatie achter duurzaam handelen werd door elke kerk duidelijk verwoord, maar de motivatie blijkt niet sterk genoeg om tot een actieve handelswijze te komen.

30 | P a g i n a

8. Aanbevelingen

In dit hoofdstuk zullen er aanbevelingen gedaan worden. Door dit onderzoek is er duidelijk geworden wat kerken tegenhoudt of juist stimuleert om meer te gaan doen met rentmeesterschap.

Deze aanbeveling zijn gericht op vijf groepen namelijk: de predikanten, kerkenraad, commissie van beheer, dienstenbureau en Generale synode.

Een advies voor alle groepen is om te kijken welke plaats rentmeesterschap met betrekking tot natuur binnen de kerken zou moeten krijgen. Is het zo belangrijk dat de kerk een voortrekkersrol zou moeten hebben, of zou de kerk meer verantwoord handelen als eerst de kat uit de boom gekeken wordt en te zien wat er echt helpt en dat dan toe te passen? Zeker als een Generale synode zich hierover zou uitspreken geef je als landelijk verband wel aan hoe er over gedacht wordt en welke koers er genomen wordt voor de komende jaren.

Voor de predikanten is de aanbeveling om zich toch meer uit te spreken. Uit de resultaten blijkt dat de predikanten, rentmeesterschap een belangrijk onderwerp vinden maar er niet over willen preken in verband met prekenseries of de verantwoordelijkheid van gemeenteleden.

Zoals al uitgelegd in paragraaf 7.1 kan de preek juist een waardevol moment zijn om de Bijbelse visie op duurzaamheid uit te leggen, waarop vervolgens de verantwoordelijkheid juist bij de

gemeenteleden kan worden neergelegd dat zij degene zijn die nu aan zet zijn en zien wat ze met deze opdracht van God doen. Daarnaast is het de vraag of het belang van een prekenserie groter is dan een preek over rentmeesterschap wat net als ‘Hebt uw naasten lief’ een taak is van God en dus ook belangrijk is.

Voor de kerkenraad beveel ik aan om ook over dit onderwerp na te denken en te kijken hoeveel prioriteit dit dient te krijgen. Daarnaast zou ook de diaconie een actieve rol kunnen spelen hierin. Zoals uitgelegd in de inleiding valt rentmeesterschap onder de diaconie. De diakenen kunnen dit zoals bijvoorbeeld bij kerk 3 tijdens een diaconaal huisbezoek aan bod brengen. Er hoeven geen concrete acties aan vast te zitten, maar door er met gemeenteleden over te praten kan er bewustwording bij de leden gecreëerd worden. Daarnaast heeft de kerkenraad ook zicht op commissies en zou de diaconie eens met relevante commissies kunnen overleggen wat zij er mee kunnen doen. Dit kunnen ze zelf doen maar dit kan ook uitbesteed worden aan bijvoorbeeld de commissie van beheer.

Voor de commissie van beheer beveel ik aan om duidelijk voor ogen te hebben wat wensen of doelen zijn op het gebied van onderhoud van het gebouw. Dit hoeft geen uitgebreid beleid te zijn maar een a4’tje met doelen geeft meer motivatie en inzicht in wat er gedaan moet en kan worden. Daarnaast heeft de commissie veel te maken met financiën. Als het gaat om een eenmalige

investering die daarna veel zou kunnen opleveren (bijvoorbeeld het plaatsen van dubbel glas of zonnepanelen) zou er ook een actie kunnen worden bedacht om geld in te zamelen. Daarnaast kan er in het geval van zonnepanelen ook met de gemeente worden overlegd, zoals kerk 4 van plan was, of er iets van een subsidie is of dat het mogelijk is een soort leaseconstructie te creëren. Daarnaast verdienen enkele investeringen zich ook terug zoals bijvoorbeeld het aanpakken van grote warmteverliesplekken.

Het dienstenbureau raad ik als eerste aan om de invulling van de samenwerking met Micha Nederland eens kritisch te bekijken. De meeste kerken geven aan niets van wat Micha aanbied te gebruiken of kennen het zelfs niet. Van Micha duurzaam hadden de meeste kerken niet eens gehoord. Deze organisatie zou beter gepromoot kunnen worden bij bijvoorbeeld de diaconie of de invulling van de samenwerking zou toch anders moeten.

De tweede aanbeveling voor het dienstenbureau zou het organiseren van een bijeenkomst voor afgevaardigden van commissies van beheer of koster binnen een classis regio. Dit bied namelijk

31 | P a g i n a mogelijkheden om problemen te bespreken, of juist onderwerpen als duurzaamheid onder de aandacht te brengen en ideeën uit te wisselen voor een efficiënt beheer van het gebouw.

Op zo’n bijeenkomst zou bijvoorbeeld een presentatie kunnen worden gehouden met de baten van het duurzaam handelen niet alleen voor de natuur maar ook voor de kerk. Als er bekend is wat er echt helpt en dat de kerk er ook baat bij heeft, blijken kerken welwillender en kan er ook meer geld aan uitgegeven worden. Daarnaast wordt zo’n onderwerp als het niet zelf uit de gemeente komt op deze manier onder de aandacht gebracht bij de commissie met direct een onderbouwing en uitleg. Uit het interview met het dienstenbureau bleek dat ze geen concreet doel hadden gesteld omdat kerken langzaam veranderen en veranderingen dus ook langzaam doorgevoerd worden. Doelen stellen zou te dwingend overkomen naar de kerken en een averechtse werking kunnen hebben. Doelen stellen is een goede manier om ergens naar toe te werken. De doelen hoeven niet

uitgesproken naar anderen te worden maar als binnen de commissie duidelijk is wat er bereikt moet worden kunnen er meer concrete stappen gezet worden om het doel te bereiken. Als de acties ondernomen worden met het idee ‘elke stap is er een’ dan gaat het proces traag verlopen. Als laatste wordt er aanbevolen aan de Generale synode om een landelijke visie op

rentmeesterschap met betrekking tot natuur op te stellen. Welke rol vinden de kerke landelijk gezien dat de plaatselijke kerken hierin moeten spelen en welke verantwoordelijkheden zouden de kerken moeten nemen. Een synode kan geen praktische eisen stellen maar kan wel een visie geven, over welke positie de Christelijke Gereformeerde Kerken zouden moeten nemen in het rentmeesterschap, en deze bijbels onderbouwen. Deze visie kan er namelijk voor zorgen dat kerkgemeentes en

kerkenraden zich bewust worden van de rol die zij daarin kunnen spelen en welke verantwoordelijkheden de kerken hierin kunnen nemen.

32 | P a g i n a

9. Bronnenlijst

Bloemhof, J & Vonk, M. (2011) Duurzaamheid: Kiezen voor kwaliteit. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn Motief

Bruinsma, B. (2009). Biodieselproductie uit jatropha in Peru en impact voor duurzaamheid: Een

Levens Cyclus Duurzaamheid Analyse.

Cörvers, R. J. M. (2004). Duurzame ontwikkeling: Van concept tot strategie. Heerlen: Open Universiteit Nederland.

De Hart, J. (2014). Geloven binnen en buiten verband. Godsdienstige ontwikkelingen in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

De Korte, G. (2015). Encycliek ‘Laudato Si’ van paus Franciscus is verschenen. Geraadpleegd op 2 februari 2017, https://www.heiligeodaparochie.nl/2448/encycliek-laudato-si-van-paus-franciscus-is- verschenen/

Deputaten. (z.d.). Geraadpleegd op 22 september 2016, http://cgk.nl/project/deputatendiaconaat/ Dienstenbureau. (z.d.). Geraadpleegd op 27 januari 2017, http://cgk.nl/project/dienstenbureau/

Drayer, G. Persoonlijke communicatie. 5 december 2016

Franciscus, (2015). Laudato si: Over de zorg voor het gemeenschappelijke huis. Secretariaat Rooms- katholiek Kerkgenootschap.

Kerk in actie & Tear. (z.d.). Startpakket Groenekerkenactie, Stap voor stap een groene kerk worden.

https://www.groenekerken.nl/wp-content/uploads/2015/11/printversie-startpakket_2-november- 2015_DEF_6-11.pdf

Kerkelijke vergaderingen. (z.d.). Geraadpleegd op 27 januari 2017, http://cgk.nl/project/kerkelijke- vergaderingen-2/

Mesman, J. E. (2011). Op weg naar de toekomst: Over de rol van Cradle to Cradle als concept voor het

verminderen van de negatieve effecten van weginfrastructuur.

Micha duurzaam voor ondernemers. (z.d.). Geraadpleegd op 28 maart 2017,

http://www.michanederland.nl/duurzaamheid-en-schepping/micha-duurzaam-ondernemers/ Van Ool, M. & Schouten, M. (2011). Mag een nachtegaal er ook zijn?: Een beschouwing over natuur,

cultuur en beschaving. Driebergen: Staatsbosbeheer.

Over ons. (z.d.). Geraadpleegd op 28 maart 2017, http://www.michanederland.nl/homepage/over- ons/

Profiel diaken. (z.d.). Geraadpleegd op 22 september 2016, http://cgk.nl/project/profiel-diaken/

33 | P a g i n a Vonk, M. (2011). Sustainability and quality of life: A study on the religious worldviews, values and

environmental impact of amish, hutterite, fransciscan and benedictine communities.

34 | P a g i n a

35 | P a g i n a

In document Rentmeesterschap in de CGK (pagina 30-36)