• No results found

De regulering van de financiële sector zou dé inzet van de volgende

In document De Thorbecke-paradox (pagina 54-58)

57 andere ¬ zijn immers politieke maatregelen.

Wat is hier nog over van de morele verantwoor-delijkheid van de markt zelf? Veel. Het is zeker waar dat de politiek de hoofdrol zal moeten spelen. Maar de verantwoordelijkheid kan nooit alleen bij staat en toezichthouders liggen, al was het maar omdat die niet almachtig zijn en ook kunnen falen. Door te spreken van een ‘publieke ethiek’ wordt duidelijk dat de morele verant-woordelijkheid voor het onderhouden van die ethiek bij het hele publiek ligt, dus ook bij commerciële spelers. De tegenstelling tussen al-leen politieke regulering of alal-leen eigen morele verantwoordelijkheid is een valse tegenstelling. Dit is volledig in lijn met de kernboodschap van het humanisme. Autonomie en individuele ont-plooiing staan daarin centraal, maar dat neemt nooit de verantwoordelijkheid weg om deze in dienstbaarheid aan de gemeenschap gestalte te geven.

Zo moeten banken aan politieke controle meewerken en het draagvlak daarvoor niet op allerlei manieren proberen te ondermijnen. Zij moeten zich vrijwillig onthouden van het verzinnen van nieuwe malafide producten. Ethiek moet dus meer worden dan het wetboek en de compliance code van mijn bankmedewer-ker. Daarnaast geldt de morele verantwoor-delijkheid echter ook voor consumenten. Zij kunnen zich steeds minder verschuilen achter hun achterstand in informatie en zullen meer dan ooit kritisch consument moeten zijn. Ook moeten zij zich organiseren in consumenten-bewegingen die de financiële sector nauw in de gaten houden. Ten slotte is er een verant-woordelijkheid voor alle burgers en de publieke opinie om zowel de staat als de markt scherp bij de les te houden. Regulering is het fundament onder deze gespreide verantwoordelijkheid. Reguleren betekent niet vertrouwen op het

morele engelenschap van private partijen, maar het scheppen van een institutionele omgeving waarin moreel gedrag wordt bevestigd in plaats van ontmoedigd door de heersende juridische normen.

Dat al deze partijen een verantwoordelijk-heid hebben, betekent ook dat zij allen mede-verantwoordelijk waren voor de crisis. Dat roept een ongemakkelijk beeld op: iedereen verant-woordelijk, niemand verantwoordelijk. De regulering van de financiële sector zou alleen al daarom dé inzet van de volgende verkiezingen moeten worden. Dat dreigt nu niet het geval te zijn, omdat de recessie de politieke aandacht af-leidt van de crisis die haar veroorzaakte. Dat zou zonde zijn, want de controle over de financiële sector is een testcase waarin niet alleen de finan-ciële sector zelf op het spel staat. Hier moeten we bewijzen dat we het vuur van de markt, dat ons op goede dagen warm houdt, maar ons op slechte dagen dreigt te verslinden, opnieuw effectief kunnen beteugelen. Er is voorlopig weinig reden optimistisch te zijn. Het momen-tum voor hervormingen lijkt al weg te ebben. Alleen met grote volharding zullen de gewenste resultaten tot stand komen. Maar daarvoor moe-ten we het eens zijn dat het idee van een morele vrijstelling voor de markt failliet is, en iets als de hier in hoofdlijnen geschetste nieuwe publieke moraal voor de markt gewenst.

Dit artikel is een licht bewerkte weergave van de Socrateslezing 2009, uitgesproken op 18 november in Sociëteit De Witte in Den Haag. De lezing, een initiatief van het Humanistisch Verbond, had dit jaar als thema: ‘Ethiek en economie: vrienden of vijanden?’ Op www.humanistischverbond.nl staat een verslag van het debat dat Rutger Claassen voerde met de tweede spreker van deze avond, de econoom Arnold Heertje.

Van nood naar deugd Rutger Claassen Van morele vrijstelling naar morele vergunning

Noten

1 David Gauthier, Morals by

agree-ment (Oxford: Clarendon Press,

1986) 191. Voor een kritiek zie Daniel M. Hausman, ‘Are Mar-kets Morally Free Zones?’, in:

Philosophy and Public Affairs, 18,

nr. 4 (1989).

2 De inspiratie voor de kritiek van het idee van een zelfregule-rende markt en de alternatieve

58

Van nood naar deugd Rutger Claassen Van morele vrijstelling naar morele vergunning

visie op de markt als ‘ingebed’ in de samenleving, komt van Karl Polanyi, The great

transfor-mation. The political and econo-mic origins of our time (Boston:

Beacon Press, 2001[1944]). 3 Voor een beschrijving van de

gebeurtenissen op de huizen-markt in de vs, zie A. Edward Gottesman, ‘Credit Crisis 101’, in: World Economics, 9, nr. 3 (2008). Voor een uitleg van de rol van modellen in de crisis, zie Olav Velthuis en Liesbeth Noordegraaf-Eelens, Op naar de

volgende crisis! Over het verleidend vermogen van de financiële markt

(Kampen: Klement, 2009). 4 De consequentie van deze

rede-nering is dat in de theorie van morele vrijstelling er wel een minimummoraal aanwezig is, maar die is niet zozeer moreel als wel economisch geboden. 5 Handelingen van de Tweede

Ka-mer 2009-2010, p. 8-505 (debat 20 september 2009). Voor een typische marktargumentatie zie ook Jan Bouwens, ‘Topman verdient zo veel omdat hij zo schaars is’, in: de Volkskrant, 5 juni 2008.

6 We moeten eigenlijk twee ex-cuses onderscheiden. Naast de kritiek dat morele afwegingen moeten worden ‘overgenomen’ door de interne moraal van de markt, is er het beroep op de beperkte ‘handelingsruimte’ die de concurrentie toelaat om afwijkend te handelen. Peter Ulrich noemt dit laatste ‘Sachzwang’ en beschouwt beide argumenten als de twee hoofdvormen van ‘economisch reductionisme’. Peter Ulrich,

Integrative Wirtschaftsethik. Grundlagen einer lebensdienlichen Ökonomie, 3e ed.

(Bern/Stutt-gart/Wenen: Verlag Paul Haupt, 1997) 129-30. In de kredietcrisis

is ook betoogd dat het voor banken onmogelijk was om ‘tegen de markt in’ te handelen door aan de betreffende handel in securities niet deel te nemen. Zie Henriette Prast, ‘Het ver-drijft zelfs slimmeriken van de markt’, in: nrc Handelsblad, 30 september 2008.

7 John Galbraith, De crash van

1929 (Amsterdam: Ambo, 2009

[1954]).

8 Willem Buiter, ‘Lessons from the Global Crisis for Regulators and Supervisors’, http://www. nber.org/~wbuiter/asp.pdf. 9 In het vervolg laat ik algemene

overwegingen van rechtvaar-digheid buiten beschouwing, aangezien die betrekking heb-ben op de ontoelaatbaarheid van grote inkomensverschillen in het algemeen, niet zozeer op problematiek van variabele belo-ningen in het bijzonder. 10 Aristotle, The politics and the

constitution of Athens, Jonathan

Barnes (red.), (Cambridge: Cam-bridge University Press, 1996). 11 Voor een overzicht van modern

psychologisch onderzoek naar de motiverende kracht van geld, en een koppeling aan Aristote-les’ theorie, zie Stephen E.G. Lea en Paul Webley, ‘Money as tool, Money as drug: The biological psychology of a strong incen-tive’, in: Behavioral and Brain

Sciences, 29 (2006).

12 ‘Bonuscultuur nog niet ge-kraakt’, in: de Volkskrant, 28 sep-tember 2009.

13 Zie de suggesties in Pieter Klok en Xander van Uffelen, Bonus!

Waarom bankiers de grote win-naars zijn van deze crisis

(Amster-dam: Meulenhoff, 2009), 191. Zij bespreken op heldere wijze dat bonussen gekoppeld moeten worden aan een bedrijfsintern ‘anker’ (niet aan vergelijkingen

met andere bedrijven). 14 Zie http://web.worldbank.org. 15 Adam Smith, An inquiry into the

nature and causes of the wealth of nations (New York: The Modern

Library, 1994[1776]). 16 Het is niet ondenkbaar te

argumenteren dat een zelfre-gulerende markt op de lange termijn een ‘overall’ hogere welvaart oplevert dan een strikt gereguleerde markt (dus zelfs als de schade van crises in min-dering wordt gebracht). Dat zou zo kunnen zijn (als zij haar crises weet te overleven), maar de schade die ‘onderweg’ wordt aangericht is zo abrupt en on-gelijk verdeeld, dat we wellicht een minder grote totale wel-vaart voor lief moeten nemen in ruil voor een gelijkmatigere conjunctuur. Zie Rutger Claas-sen, ‘Voorbij de reguleringsre-flex’, in: s&d 2008/12. Te down-loaden op www.wbs.nl. 17 Het gaat hier in feite om zgn.

pecuniaire externaliteiten. Voor een argument dat pecuniaire externaliteiten (net als gewone negatieve externe effecten) moreel relevant zijn, zie Daniel M. Hausman, ‘When Jack and Jill make a deal’, in: Social

Philo-sophy and Policy (1992). Het feit

dat financiële markten allerlei andere, niet-betrokken partijen, kunnen schaden geeft ons een extra argument om niet te vertrouwen op de verantwoor-delijkheid van consumenten, zoals hierboven al aan de orde kwam. Want dat zou betekenen dat wij (bijv. hier in Nederland) ons lot in handen zouden moe-ten leggen van risiconemende consumenten elders (bijvoor-beeld kopers van sub-prime hypotheken in Amerika). 18 Strikt genomen kunnen we

59

Van nood naar deugd Rutger Claassen Van morele vrijstelling naar morele vergunning

er alleen kleine banken ¬ zoals de dsb-bank ¬ zouden bestaan, zodat de staat elke bank afzon-derlijk failliet zou kunnen laten gaan zonder gevolgen voor de werking van het financiële systeem. Dan nog zouden deze banken de wereld in een reces-sie kunnen storten wanneer zij collectief zich met ontoelaat-bare praktijken zouden bezig-houden.

19 ‘Verhaal de schade op de fi-nanciële sector zelf’, in: nrc

Handelsblad, 10 februari 2009

(pleidooi van econoom Kees de Kort).

20 ‘Falende bankier aansprakelijk’, in: de Volkskrant, 1 oktober 2009. 21 De uitzondering op de regel

waren de excuses van Van Lan-schot bankier Floris Deckers. Zie Floris Deckers, ‘excuses van een fatsoenlijk bankier’, nrc

Handelsblad, 16 maart 2009. Zie

ook de kritiek van Rabo-topman Bert Heemskerk. ‘Het was puur zichzelf verrijken’, in: de

Volks-krant, 6 mei 2009.

22 ‘Banken keren middenin crisis gewoon bonussen uit’, in: nrc

Handelsblad, 21 september 2009.

23 ‘Topbankier: Wij doen Gods werk’, in: nrc Handelsblad, 9 no-vember 2009.

60

‘Wij zijn gekomen om te blijven’, zo luidt een provocerende slogan van Die Linke. In 2005 vocht de partij zich de Bondsdag binnen en nam plaats links van de spd. Bij de volgende verkiezingen, op 27 september 2009, wist ze haar zetelaantal met bijna vijftig procent te ver-groten. Gekomen om te blijven: deze gedachte verandert het politieke landschap in Duitsland. Het overzichtelijke pallet met christen-demo-craten, sociaal-democraten en liberalen werd in

de jaren tachtig al verstoord door de Groenen, nu komt daar nog een linkse partij bij. Roze is haar kleur in de staafdiagrammen van de media, bij gebrek aan andere kleuren. Wie is toch Die Linke?

Deze vraag houdt de Duitse gemoederen nu al enkele jaren bezig. Een maalstroom aan feiten en meningen wordt over het publiek uitgestort. Dat heeft geleid tot een behoefte aan ordening en overzicht, waarin de drie in dit essay bespro-ken boebespro-ken willen voorzien. De auteurs nemen de partij op, bekijken haar leiders en analyseren haar succes. Dat zij dat niet met een objectieve, maar met een gekleurde blik doen tekent het debat over de politieke nieuwkomer. Veel

analis- boekessay

In document De Thorbecke-paradox (pagina 54-58)