• No results found

Het reglement van orde, dat elke raad voor zijne vergaderingen vaststelt, treedt niet

in werking dan na door den Gouverneur-Generaal te zijn goedgekeurd (1).

H O O F D S T U K VI.

VAN D B BEVOEGDHEID D E R BADEN.

§ 1. ALGEMEENS BEPALINGEN.

42. 1. Onverminderd het bepaalde in art. 68c, eerste lid, van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië zijn de raden bevoegd de belangen van hun ressort voor te staan bij de Europeesehe ambtenaren, die over dat gebied bestuur voeren. De plaat-selijke raden zijn daartoe ook bevoegd bij raden, wier ressort het hunne omvat.

2. Wanneer aan voorstellen, krachtens het vorig lid gedaan, geen gevolg wordt gegeven, ontvangt de raad hiervan mededeeling, onder vermelding van de redenen.

42a (2). 1. Twee of meer raden kunnen voor hunne ressorten gemeenschappelijke zaken, belangen, inrichtingen of werken regelen.

2. Deze regelingen, zoomede hare wijziging, opheffing of intrekking, eischen de goedkeuring van den Gouverneur-Generaal (3).

3. Indien omtrent de opheffing of intrekking eener regeling tusschen de betrokken raden nemen van eene beslissing tot eene volgende vergadering uitgesteld. In deze, en evenzoo in eene voltallige vergadering, wordt, bij sta-ken van stemmen, het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

3. Ingeval omtrent het benoemen of voor-dragen van personen de stemmen bij herstem-ming staken, beslist terstond het lot.

i. Over alle zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen of voordrachten van personen, bij besloten en ongeteekende briefjes."

(1) De woorden „den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord", welke geplaatst waren tusschen ..Gouverneur-generaal" en „ t e " vervielen bij ordonnantie van 18 Maart 1911, Ind. 8. 237.

(2) Dit artikel werd bij ordonnantie van 18 Maart 1908, Ind. S. 262, bijgevoegd.

(3) De woorden „den Raad van Neder-landsch-Indië gehoord", welke aan het slot van dit lid geplaatst waren, vervielen bij ordonnantie van 18 Maart 1911, Ind. S. 237.

6*

84 -N.-I. Locale raden-ordonnantie.

geene overeenstemming kan worden verkregen, staat de beslissing aan den Gouverneur-Gene-raal, den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord.

43. De raden hebben het algemeen bestuur van de geldmiddelen en eigendommen van hun ressort, met inachtneming van de in deze ordonnantie en in andere algemeene verorde-ningen ter zake vervatte voorschriften.

44. De raden benoemen en ontslaan alle ambtenaren en bedienden van hun ressort wier benoeming niet aan anderen voorbehouden dan wel door de raden zelf aan anderen over-gedragen is.

45. Zij beoordeelen en beslissen, of vanwege hun ressort een rechtsgeding zal worden ge-voerd.

46 (1).

47. 1. Zij kunnen commissiën hunner leden belasten met werkzaamheden in het belang van de uitvoering hunner taak.

2. Zij kunnen, op voordracht van hunnen voorzitter, het dagelij ksch bestuur van bepaalde takken van dienst of van bepaalde inrichtingen opdragen aan één hunner leden, dan wel aan commissiën, van welke steeds één hunner leden, door hen aan te wijzen, voorzitter moet zijn ; een en ander volgens door hen vast te stellen regelen.

3. Elke commissie en elk raadslid, met het in het tweede lid bedoeld bestuur belast, dient den raad en 's raads voorzitter van be-richt en raad over de tot hunnen werkkring behoorende zaken (2).

§ 2 . VAN LOOALE V E R O R D E N I N G E N .

48. 1. Elke raad oefent voor zijn ressort de (1) Dit artikel verviel bij ordonnantie van 18 Maart 1911, Ind. S. 237. Het luidde te voren :

„Zij onderwerpen geschillen tusschen hun ressort en dat van een anderen raad, die niet in de termen van art. 78 van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië vallen, aan den Gouverneur-Generaal en gedragen zich naar de beslissing, door Dezen, den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord, te nemen."

(2) Aan dit artikel zijn lid 2 en 3 toege-voegd bij ordonnantie van 18 Maart 1908, Ind. S. 262.

_ 85 —

Locale raden-ordonnantie. N.-I.

bij art. 72 van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië aan het hoofd van gewestelijk bestuur toegekende bevoegdheid tot het maken van reglementen en keuren van politie uit (1).

2. Voor zoover niet bij algemeene verorde-ning anders is of wordt bepaald, blijven de reglementen en keuren van politie, door het hoofd van gewestelijk bestuur vastgesteld, in 's raads ressort van kracht, totdat zij voor dat ressort bij verordening van den raad worden ingetrokken of door andere vervangen. De raad is bevoegd deze reglementen en keuren voor zijn ressort bij verordening te wijzigen en aan te vullen.

49. 1. De raden zijn bevoegd om, met in-achtneming van de bepalingen van dit artikel, voor hun ressort verordeningen vast te stellen betreffende de heffing van belastingen ter versterking der eigen middelen van dat ressort.

2. Kohieren, registers, leggers of staten der belastingen worden door 's raads voor-zitter, al dan niet» voorgelicht door commissiën, door den raad te benoemen, opgemaakt en door den raad vastgesteld.

3. De raad kan zijn voorzitter bevoegd ver-klaren om schrijf- en rekenfouten, bij de vaststelling der kohieren, registers, leggers, of staten begaan, te herstellen, echter na de uitreiking van het aanslagbiljet niet ten nadeele van den belastingschuldige.

4. De uit te reiken aanslagbiljetten behelzen een uittreksel uit het kohier, voor zooveel dit den aangeslagene betreft, en vermelden den dag der uitreiking ; voor Inlanders alles in de landstaal.

5. Belastingschuldigen wordt gedurende drie maanden na de uitreiking van het aanslag-biljet gelegenheid gegeven tot het inbrengen van bezwaren tegen den aanslag bij den raad.

6. Van 's raads beslissing bestaat beroep op een door den Directeur van Financiën aan te wijzen autoriteit of commissie, die met den aanslag geen bemoeienis heeft gehad.

( 1 ) Uit het eerste lid van d it artikel vervielen (ordonnantie van 18 Maart 1908, Ind. S. 262) de slotwoorden „behoudens inachtneming van art. 51 dezer ordonnantie".

— 86 -N.-I. Locale raden-ordonnantie.

7. De verplichting tot het betalen van den aanslag wordt door het indienen van verzoeken tot ontheffing van belasting wegens het op-houden van belastingplichtigheid als anders-zins, dan wel bezwaren, en door het instellen van beroep, niet opgeschort. Heeft de be-lastingschuldige vóór de eindbeslissing zijn aanslag geheel of gedeeltelijk betaald, dan wordt hem het te veel betaalde zoo spoedig mogelijk teruggegeven.

8. Ingeval van heffing van opcenten op de hoofdsom eener landsbelasting, geschieden de vaststelling van de bedragen der verschul-digde opcenten en de wijziging van die bedragen, overeenkomstig de betrekkelijke locale ver-ordeningen, door dezelfde autoriteit, aan wie een en ander wat de hoofdsommen betreft is opgedragen, behoudens dat ten aanzien van reeds vastgestelde kohieren der verponding, ingeval van heffing van opcenten op de hoofd-som dier belasting of wijziging in het getal opcenten in den loop van het belasting tijdvak, de bedragen der verschuldigde opcenten in het kohier worden opgenomen en vastgesteld door het Hoofd van gewestelijk bestuur ter plaatse waar het kohier bij 's Landskas berust of, indien te dier plaatse geen Hoofd van ge-westelijk bestuur is gevestigd, door het Hoofd van plaatselijk bestuur.

9. Opcenten op 's Lands belastingen worden, tegelijk met deze, door 's Lands ambtenaren geïnd en vóór het einde van elke maand, volgende op die waarin zij zijn ontvangen, aau het ressort van den raad uitgekeerd.

Het ressort draagt zijn evenredig deel in de ont-heffingen, verminderingen, afschrijvingen en kwijtscheldingen op de hoofdsom toegestaan, en betaalt aan den Lande als vergoeding voor het innen twee ten honderd van het bedrag der opcenten. Ingeval van gerechtelijke in-vordering wordt niet tot uitbetaling van op-centen overgegaan, vóórdat uit de opbrengst der executie de kosten daarvan en de hoofd-som zijn betaald.

9a. De termijnen, waarbinnen de hoofdsom vorderbaar is, de verschijndagen van die ter-mijnen, zoomede de voorschriften voor de gevallen van niet tijdige betaling van de

- 87 —

Locale raden-ordonnantie. N .-I.

hoofdsom gelden mede ten aanzien van de opeenten, die op de hoofdsom worden geheven.

96. Opcenten op de hoofdsom eener lands-belasting zoomede boeten wegens niet tijdige betaling van die opcenten, kunnen op dezelfde goederen worden verhaald, als waarop de hoofdsom verhaalbaar is. Voor de vorde-ringen op den belastingschuldige tot betaling van die opcenten en boeten bestaat gelijke bevoorrechting boven andere schulden als voor de vorderingen tot betaling van de hoofd-som en de boeten wegens niet tijdige betaling daarvan.

10 (1).

11. De heffing van belastingen mag niet worden verpacht (2).

(1) Het tiende lid van dit artikel verviel bij ordonnantie van 18 Maart 1911, Ind. S.

237. Het luidde volgens Ind. S. 1910 n«. 82:

„Verordeningen tot invoering van belastingen, zoomede die tot wijziging of intrekking dier verordeningen, treden niet in werking dan na door den Gouverneur-Generaal, den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord, te zijn goedge-keurd." Het luidde te voren volgens Ind. S.

1908 n». 262 :

„De verordeningen betreffende de heffing van belastingen en die tot wijziging of intrek-king der heffing, treden niet in werintrek-king dan na door den Gouverneur-Generaal, den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord, te zijn goed-gekeurd."

(2) De oorspronkelijke redactie van dit ar-tikel luidde :

„ i . De raden zijn bevoegd voor nun ressort-verordeningen vast te stellen betreffende de heffing van belastingen ter versterking der eigen middelen van d a t ressort. '

2. Hunne verordeningen tot invoering, wijzi-ging of afschaffing' van belastingen treden niet in werking dan na door den Gouverneur-Generaal, den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord, te zijn goedgekeurd."

Volgens ordonnantie van 18 Maart 1908, Ind.

S. 262, werd de redactie van dit artikel vast-gesteld, gelijk het boven (zie ook nootl) is afge-drukt, met uitzondering evenwel van de leden 9«

en 96, die bij ordonnantie van 24 December 1908, Ind. S. 701, werden bijgevoegd, terwijl het achtste lid, gelijk het hierboven werd aangegeven, aldus werd vastgesteld bij ordon-nantie van 16 December 1910, Ind. S. 655.

Het achtste lid luidde volgens Ind. S. 1908 n". 262 :

„Ingeval van heffing van opcenten op de hoofdsom eener landsbelasting, geschieden de

88 -H.-I. Locale raden-ordonnantie.

50 (1).

51. 1. De verordeningen der raden treden niet in de regeling van huishoudelijke belangen van binnen hun ressort gelegen ressorten van raden. Doen zij dit, dan zijn zij verbin-dend totdat artikel 15 van het Decentralisatie-besluit is toegepast.

2. De verordeningen der raden houden geen bepalingen in omtrent punten, waaromtrent is voorzien bij eene in hun ressort toepasselijke verordening van een raad, wiens ressort het hunne omvat.

3. Van de verordeningen der raden houden de bepalingen, in wier onderwerp wordt voor-zien door eene in hun ressort toepasselijke ver-ordening van een raad, wiens ressort het hunne omvat, van rechtswege op te gelden op het oogenblik dat de laatstbedoelde verordening begint te werken (2).

vaststelling van de bedragen der verschul-digde opcenten en de wijziging van die be-dragen, overeenkomstig de betrekkelijke locale verordeningen, door dezelfde autoriteit, aan wie een en" ander wat de hoofdsommen betreft is opgedragen."

(1) Dit artikel werd ingetrokken bij ordon-nantie van 12 Mei 1910, Ind. S. 309.

Het luidde oorspronkelijk :

„1. Regelingen betreffende betalingen, te vorderen voor het gebruik of genot van open-bare werken, bezittingen of inrichtingen, aan het ressort van een raad behoorende of onder zijn beheer staande, zoomede voor diensten, door of vanwege den raad verstrekt, worden vastgesteld bij verordening van den raad.

2. Op deze' verordeningen is het tweede lid van art. 49 toepasselijk."

Het tweede lid van dit artikel werd bij ordonnantie van 18 Maart 1908, Ind. S. 262 gewijzigd in :

„2. Op deze verordeningen is het tiende lid van artikel 49 toepasselijk."

(2) Dit artikel werd aldus vastgesteld bij ordonnantie van 18 Maart 1908. Ind. S. 262.

Het luidde te voren :

„1. De verordeningen der raden treden niet in de regeling van hetgeen geregeld is bij verordening van een raad, wiens ressort het hunne omvat.

2. Eene door een raad vastgestelde veror-dening houdt op van kracht te zijn wanneer het onderwerp, daarbij geregeld, nader wordt geregeld bij verordening van een raad, wiens ressort dat van eerstbedoelden raad omvat."

— 89

-Locale raden-ordonnantie. K .-I.

52. 1. Het formulier der locale verordeningen is als volgt :

„De (naam van den raad),

„Stelt vast de volgende verordening : (titel der verordening), (inhoud der verordening), (dagteekening).

„De voorzitter van den (naam van den raad), (handteekening).

2. Het formulier der verordeningen, over-eenkomstig artikel 42a door twee of meer locale raden gemeenschappelijk vastgesteld, is als volgt :

„De (namen van de raden),

„Stellen gemeenschappelijk vast de volgende verordening :

(titel der verordening), (inhoud der verordening), (dagteekening).

„De voorzitters van (namen van de raden), (handteekeningen) (1).

53. 1. De afkondiging der locale verorde-ningen geschiedt door hare plaatsing in de Javasche Courant. Hiervoor zorgt 's raads voorzitter, behoudens het bepaalde bij de artt. 55, 56 en 57.

2. De verordeningen worden door hare af-kondiging verbindend, wanneer geen ander tijdstip is bepaald, op Java en Madoera op den dertigsten dag en in de gewesten daar-buiten op den honderdsten dag na dien der dagteekening van de Javasche Courant, waarin de afkondiging heeft plaats gehad.

3. 's Raads voorzitter zorgt dat de afgekondigde verordeningen tij dig, op door den raad te be -palen"wijze, plaatselijk worden bekendgemaakt.

4. Indien 's raads ressort dat van een of meer andere raden omvat of wel binnen het ressort van een of meer andere raden is

ge-rn Dit artikel werd aldus vastgesteld bij ordonnantie van 18 Maart 1908, Ind. S. 262.

Het luidde te voren : " .

„Het formulier der locale verordeningen is als volgt :

„De (naam van den raad).

„Stelt vast de volgende verordening : (titel der verordening), (inhoud der verordening),

(dagteekening), „ (onderteekening van 's raads voorzitter).

90 -N.-I. Locale raden-ordonnantie,

legen, doet 's raads voorzitter van elke afge-kondigde verordening onverwijld een afschrift aan dien raad of aan elk van die raden toeko-men (1).

54. i . De straffen, die de raden in hun ver-ordeningen tegen overtreding daarvan kunnen bedreigen, zijn : voor Europeanen en met hen gelijkgestelden gevangenisstraf van ten hoogste acht dagen of geldboete van ten hoogste / 100 (één honderd gulden) en voor Inlanders en met hen gelijkgestelden gevangenisstraf van ten hoogste acht dagen, geldboete van ten hoogste / 100 (één honderd gulden) of ten-arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van ten hoogste drie maanden, ten aanzien van beide categorieën van personen met of zonder verbeurdverklaring overeenkomstig het bepaalde bij artikel 6, 2°., van de Wetboeken van strafrecht voor Euro-peanen en voor Inlanders.

2. De opbrengst der geldboeten en verbeurd-verklaringen komt ten voordeele van den Lande.

55. 1. Locale verordeningen, welke strbepalingen inhouden, worden vóór hare af-kondiging den Directeur van Justitie ter be-oordeeling gezonden.

2. Zoo de Directeur tegen de strafbepalingen en de daarmede rechtstreeks verband houdende voorschriften geen bedenkingen heeft en de verordening niet valt in de termen van het eerste lid van artikel 56, doet hij de verorde-ning in de Javasche Courant plaatsen.

3. Maakt de Directeur bedenkingen, dan kan de raad de beslissing inroepen van den Gouverneur-Generaal, die ter zake den Raad van Nederlandsch-Indië hoort.

4. Ingeval de verordening valt in de termen van het eerste lid van artikel 56, zendt de Directeur haar, eventueel met de mededeeling zijner bedenkingen, aan den Gouverneur-Generaal (2).

(1) Aan dit artikel werd het vierde lid toe-gevoegd bij ordonnantie van 18 Maart 1908, Ind. S. 262.

(2) Dit artikel werd aldus nader vastgesteld bij ordonnantie van 18 Maart 1908, Ind.

S. 262.

Het luidde te voren :

„1. De locale verordeningen, tegen wier

— 91 —

Locale raden-ordonnantie. N .-I.

56. 1. Locale verordeningen, die niet in werking mogen treden dan na door den Gou-verneur-Generaal, den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord, te zijn goedgekeurd, worden niet afgekondigd voordat de goedkeuring is verleend.

2. Zij worden, zoodra dit laatste geschied is, van Regeeringswege in de Javasche Cou-rant geplaatst met het volgend, door een der gouvernements-secretarissen onderteekend on-derschrift : „Bovenstaande verordening is door den Gouverneur-Generaal, den Raad van Ne-derlandsch-Indië gehoord, goedgekeurd bij besluit van n°

57. 1. Locale verordeningen, die krachtens het derde lid van art. 19 bij den Gouverneur-Generaal zijn voorgebracht, worden, zoo de Gouverneur-Generaal geen termen vindt tot schorsing of vernietiging, van Regeeringswege in de Javasche Courant geplaatst.

2. Evenzoo wordt gehandeld met locale ver-ordeningen, ten aanzien waarvan krachtens het derde lid van art. 55 ten gunste van den raad wordt beslist.

58(1). 1. Elke raad verklaart ten minste eenmaal in de vijf jaren, tengevolge van eene algemeene herziening, welke der door hem vastgestelde verordeningen en der binnen zijn ressort van kracht zijnde, door het Hoofd van overtreding straf is bedreigd, worden vóór hare afkondiging den Directeur van Justitie ter beoordeeling gezonden.

2. Zoo de Directeur geen bedenkingen heeft, doet hij de verordeningen in de Javasche Courant plaatsen.

3. Maakt de Directeur bedenkingen, dan kan de raad de beslissing inroepen van den Gouverneur-Generaal, die ter zake den Raad van Nederlandsch-Indië hoort."

(1) Dit artikel werd aldus nader vastgesteld bij ordonnantie van 28 Januari 1910, Ind.

S. 82.

Het luidde te voren :

„1. Elke raad verklaart ten minste een-maal in de vijf jaren, ten gevolge eener alge-meene herziening, welke der door hem vast-gestelde verordeningen, tegen wier overtre-ding straf is bedreigd, nog gelden.

2. Dit geschiedt bij eene verordening, die de titels der geldende verordeningen, of de geldende bepalingen der gedeeltelijk afge-schafte verordeningen vermeldt."

92 -N.-I. Locale raden-ordonnantie.

gewestelijk bestuur vastgestelde reglementen en keuren van politie, tegen wier overtreding straf is bedreigd, nog zullen gelden.

2. Dit geschiedt bij eene verordening, ver-meldende de titels der geldende verorde-ningen en reglementen en keuren van politie, zoomede den datum van de Javasche Courant, waarin zij zijn geplaatst, dan wel, bij gedeelte-lijke handhaving dier regelingen, de bepa-lingen, die nog zullen gelden.

3. In het eerste lid van dit artikel wordt tot het ressort van een raad niet gerekend het binnen dat ressort gelegen ressort van een anderen loealen raad.

59. 1. Wanneer ter uitvoering van openbare werken,

die door of vanwege de Regeering zijn be-volen,

die door een anderen dan den na te noemen raad zijn bevolen en waarvan het openbaar belang door de Regeering is erkend,

die ingevolge eene door het openbaar gezag-verleende concessie worden tot stand gebracht en waarvan het openbaar belang door de Re-geering is erkend, of

waarvan het algemeen nut uitdrukkelijk bij algemeene verordening is erkend,

een werk of eene handeling noodig is in strijd met de bepaling eener locale verorde-ning, dan wordt voor dat geval door den raad, die de verordening vaststelde, op aanvrage van den belanghebbende, van die bepaling ontheffing verleend ; en zulks onder geen an-dere voorwaarden dan die, welke op grond van die ontheffing in het belang van 's raads ressort moeten worden gesteld.

2. Wordt voor eenig werk of eenige hande-ling, in het vorig lid bedoeld, de vergunning gevorderd van het locaal gezag, dan wordt die vergunning door dit gezag verleend ; en zulks onder geen andere voorwaarden dan die, welke op grond van die vergunning in het belang van het ressort van den betrokken raad moeten worden gesteld (1).

(1) Dit tweede lid werd aldus nader vast-gesteld bij ordonnantie van 30 Mei 1909, Ind. S. 299.

Het luidde te voren :

„2. Wordt voor eenig werk of eenige

han-- 93 —

Locale raden-ordonnantie. N.-I.

3. Weigert het bevoegd gezag de ontheffing of de vergunning te verleenen, blijft het in gebreke op de aanvrage daartoe van den be-langhebbende te beslissen binnen een termijn, op diens verzoek door den Gouverneur-Gene-raal te stellen, of stelt het voorwaarden in strijd met de voorgaande alinea's, dan kan op aanvrage van den belanghebbende de Gou-verneur-Generaal, den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord, de ontheffing of vergunning bij een in de Javasche Courant op te nemen besluit alsnog verleenen, zoo noodig onder voorwaarden overeenkomstig de voorgaande alinea's te stellen.

4. Onder vergunning wordt in dit artikel mede begrepen de volgens eenige bepaling eener locale verordening als ontheffing, dis-pensatie, afwijking, uitzondering of onder andere benaming van dien aard te nemen beschikking.

H O O F D S T U K VII.

VAN H E T B E H E E B EN B E VEBANTWOOBD.ING D E B LOCALE G E L D M I D D E L E N .

§ 1. A L G E M E E N E - B E P A L I N G E K .

60. Aan de raden behoort, met betrekking tot het beheer der eigen geldmiddelen van hun ressort, alle bevoegdheid die niet bij al-gemeene verordening aan de Regeering voor-behouden of aan anderen opgedragen is.

60. Aan de raden behoort, met betrekking tot het beheer der eigen geldmiddelen van hun ressort, alle bevoegdheid die niet bij al-gemeene verordening aan de Regeering voor-behouden of aan anderen opgedragen is.