• No results found

regionAlisAtie stAtistiek

5 Regionalisatie statistiek

6.3 regioNale StatiStiek

StoWa 2015-10 ActuAlisAtie meteogegevens voor wAterbeheer 2015

6

discussie

6.1 gebruik traNSFormatieprogramma

Wat betreft het gebruikt van het transformatieprogramma in relatie tot neerslagextremen merken we het volgende op:

1 In het transformatieprogramma wordt aangenomen dat de extremen boven het 99­percentiel allemaal evenveel veranderen (Bakker & Bessembinder, 2012; Bakker, 2015)). Door de beperkte informatie over extremen met lange herhalingstijden uit klimaatmodellen, is niet aan te ge­ ven of deze aanname helemaal terecht is. Voor de winter zien we dat in de klimaatmodellen de gemiddelden ongeveer even veel veranderen als de extremen. Het lijkt daarom aanneme­ lijk dat de aanname in het transformatieprogramma daarom voor de winter redelijk terecht is. Voor de zomer zien we dat de gemiddelde neerslag veel minder/heel anders veranderd dan de extremen (eens in de tien jaar dagextreem).

2 Het transformatieprogramma verandert in principe niet veel aan de sequentie van neerslag­ gebeurtenissen (behalve waar natte dagen worden verwijderd of droge nat worden gemaakt). De klimaatmodellen die zijn gebruikt als basis voor de KNMI’14 scenario’s zijn niet expli­ ciet geanalyseerd op de weergave en verandering van meerdaagse neerslagextremen (behalve voor de 10­daagse 1/10 jaar extreem in de winter) en deze mogelijke veranderingen zijn dus ook niet expliciet meegenomen/opgelegd in het transformatieprogramma. Verder onderzoek naar mogelijke veranderingen in meerdaagse neerslagextremen zou interessant zijn.

6.2 vaN dag- Naar uurNeerSlag?

De range van mogelijke verandering in de extreme uurneerslag (of voor duren korter dan 24 uur) is niet expliciet meegenomen bij het genereren van tijdreeksen voor de toekomst. De range voor de verandering van extreme uurneerslag is kleiner dan die voor extreme dagneer­ slag. Dit kan als gevolg hebben dat met subscenario “lower” de extremenstatistiek voor de toe­ komst kan worden onderschat. Daarom wordt geadviseerd om het sub­scenario “lower” niet te gebruiken voor de neerslagduren van 2 t/m 12 uur, omdat de toegepaste verandering voor dagwaarden een onderschatting geeft voor de sub­dagelijkse neerslagextremen.

6.3 regioNale StatiStiek

Bij de regionalisatie van de statistiek merken we het volgende op:

1 De factoren die worden gebruikt voor het regionaliseren van de neerslagstatistiek zijn ge­ baseerd op reeksen vanaf 1951. Deze reeksen zijn indertijd niet gecorrigeerd voor trends en het onderzoek van Buishand et al. (2009) laat zien dat de trends niet overal in Nederland hetzelfde zijn. Het is daarom de vraag of de regionale verschillen in de toekomst gelijk zullen blijven.

2 De regionalisatie is afgeleid op jaarbasis en niet voor de afzonderlijke seizoenen. Aangezien de statistiek voor de periode maart t/m oktober vergelijkbaar is met die op jaarbasis, is de

verwachting dat de regionalisatie ook op de periode maart t/m oktober toegepast kan worden.

deel 2

St

ati

Stiek v

a

N

de extreme

N

eer

Sla

g

70

Voor de periode november t/m februari wijkt de statistiek duidelijk af en is het minder duide­ lijk of deze regionalisatie toegepast kan worden.

3 We hebben de aanname gemaakt dat de statistiek van duren korter dan en gelijk aan 12 uur geen regionale spreiding kent en vanaf 12 tot 24 uur lineair toeneemt tot aan de regimege­ middelde factor. Dit is gebaseerd op verschillende bronnen die op hun beurt weer gebaseerd zijn op verschillende basisgegevens (radargegevens versus grondstations). Geadviseerd wordt om dit op een meer eenduidige manier te onderzoeken zodat dit ook beter per duur kan wor­ den gekwantificeerd.

4 Daarnaast speelt het kusteffect een rol. Met kusteffect worden hogere neerslagextremen bedoeld, die gerelateerd zijn aan meteorologische effecten die zich voordoen op de overgang van de (warme) zee en het aangrenzende land en daardoor vooral in de kustregio voorkomen. Een deel van het kusteffect is gerepresenteerd in de hogere extremen in H en H+, maar een ander deel van het kusteffect, namelijk een iets andere verdeling van de neerslag over het jaar, is niet gerepresenteerd in de reeksen.

Aanbevolen wordt om de variabiliteit in de regionale statistiek beter te onderzoeken en onder­ bouwen.

71

StoWa 2015-10 ActuAlisAtie meteogegevens voor wAterbeheer 2015

7

reFerenties

bakker, 2015. time series transformation tool version 3.1 description of the program to generate time series consistent with the knmi’14 climate scenarios. de bilt, 2015 | technical report ; tr-349. 39 pp.

buishand, t.A., 1983. uitzonderlijk hoge neerslaghoeveelheden en de theorie van de extreme waarden. cultuurtechnisch tijdschrift 23 (1), 9-20. corrigendum 23 (2), 81.

buishand, t.A., 1991. extreme rainfall estimation by combining data from several sites. hydrological sciences Journal, 36, 4, 345-365.

buishand, t.A. and J.b. wijngaard, 2007. statistiek van extreme neerslag voor korte neerslagduren knmi publication: tr-295, 1/8/2007, pp. 19.

buishand, t.A., r. Jilderda & J.b. wijngaard, 2009. regionale verschillen in extreme neerslag. knmi-publicatie: wr-2009-01, 3/3/2009, pp. 47.

buishand, A., th. brandsma, g. de martino & h. spreeuw, 2011. ruimtelijke verdeling van neerslagtrends in nederland in de afgelopen 100 jaar. h2o.

coles, s., 2001. An introduction to statistical modeling of extreme values. springer-verlag london, pp. 208.

gellens, d., 2003. etude des précipitations extrêmes: etablissement des fractiles et des périodes de retour d’événements pluviométriques. thése de doctorat, université libre de bruxelles.

hanel, m., t.A. buishand & c.A.t. Ferro, 2009. A nonstationary index flood model for precipitation extremes in transient regional climate model. J. geophys. res., 114, d15107, doi:10.1029/2009Jd011712.

hanel, m. & t.A. buishand, 2012. multi-model analysis of rcm simulated 1-day to 30-day seasonal precipitation extremes in the czech republic. J. hydrol., 412, 141-150, doi:10.1016/j. jhydrol.2011.02.007.

hanel, m. & t.A. buishand, 2011. Analysis of precipitation extremes in an ensemble of transient regional climate model simulations for the rhine basin. clim. dyn., 36, 1135-1153, doi:10.1007/ s00382-010-0822-2.

hanel, m. & t.A. buishand, 2010. on the value of hourly precipitation extremes in regional climate model simulations. J. hydrol., 393, 265-273, doi:10.1016/j.jhydrol.2010.08.024.

langbein, w.b., 1949. Annual floods and the partial-duration flood series. transactions American geophysical union, 30, 870-881.

lenderink, g. & e. van meijgaard, 2008. increase in hourly precipitation extremes beyond

expectations from temperature changes. nature geoscience 1, 8, pp. 511-514, doi:10.1038/ngeo262. lenderink, g., h. y. mok, t. c. lee & g. J. van oldenborgh, 2011. scaling and trends of hourly precipitation extremes in two different climate zones – hong kong and the netherlands. hydrol.

earth syst. sci. discuss., 8, 4701–4719.

deel 2

St

ati

Stiek v

a

N

de extreme

N

eer

Sla

g

72

lenderink, g. & J. Attema, 2015. A simple scaling approach to produce climate scenarios of local precipitation extremes for the netherlands. Environ. Res. Lett., 10, 085001, doi:10.1088/1748-9326/10/8/085001.

overeem, A., 2009. climatology of extreme rainfall from rain gauges and weather radar. proefschrift: wageningen university, wageningen, 144p.

roth, m., t.A. buishand, g. Jongbloed, A.m.g. klein tank, & J.h. van Zanten, 2012. A regional peaks-over-threshold model in nonstationary climate. Water Resour. Res., 48, w11533, doi:10.1029/2012wr012214.

smith, r.l., 1986. extreme value theory based on the r largest annual events. J. hydrol. 86(1-2), 27-43, doi:10.1016/0022-1694(86)90004-1.

smits, i., J.b. wijngaard, r. versteeg & m. kok, 2004. statistiek van extreme neerslag in nederland. rapport nr. 26. stowA.

versteeg, r., h. hakvoort, s. bosch en m.-J. kallen, 2013. meteobAse, online archief van neerslag- en verdampingsgegevens voor het waterbeheer. stowA rapport 2013-02.

73

StoWa 2015-10 ActuAlisAtie meteogegevens voor wAterbeheer 2015

bijlage a

beschriJving vAn de stAppen biJ het