• No results found

Regionale afstemming

HOOFDSTUK 4: DETAILHANDELSBELEID

4.3 Regionale afstemming

Binnen provincies lijken duidelijke verschillen te bestaan in de mate waarin op regionaal niveau afstemming plaats vindt. Door middel van nota’s en interviews met ambtenaren van verschillende gemeenten en provincies wordt inzichtelijk gemaakt hoe regionale afstemming plaats vindt tussen deze overheden.

Provincies

De provincie Noord-Holland heeft in 2009 twee regionale adviescommissies opgericht voor regionale afstemming. Één commissie voor Noord-Holland Noord en één commissie voor Noord-Holland Zuid. Regionale afstemming is sindsdien verplicht. Grootschalige plannen moeten gemeenten voorleggen aan de commissie omdat ontwikkelingen van deze orde impact hebben op de regionale structuur en koopstromen. Dit geldt voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen in bestemmingsplannen die groter zijn dan 1.500 m² bvo en voor plannen op een bestaande locatie groter dan 5.000 m² bvo (interview Van de Ven, 2013). Deze plannen moeten worden voorzien van een goede onderbouwing. Er dient bijvoorbeeld het draagvlak van de ontwikkeling, de mobiliteitseffecten en de ruimtelijke inpassing te worden onderzocht. De regionale adviescommissie kan in de vorm van een DPO om een extra onderbouwing vragen. De regionale adviescommissie adviseert hierna zowel de provincie als de gemeente. De provincie neemt geen rol in de regionale adviescommissie aangezien dit kan gaan conflicteren met de rol als beoordelaar van bestemmingsplannen. De commissies worden wel financieel en op het gebied van kennis en informatie ondersteund (Provincie Noord-Holland, 2009). De provincie Noord-Holland heeft daarnaast regionale afstemming gestimuleerd door subsidies te geven aan regio’s om regionale visies op te stellen. Vrijwel alle Noord-Hollandse regio’s hebben nu een regionale visie maar de impact is gevarieerd. Er zijn regio’s die wensenlijstjes opstellen in plaats van een aanpak die de vraag en aanbod binnen de regio’s en de provincie in de juiste verhouding zouden brengen. Een meerwaarde van de visies is echter wel dat de gemeenten met elkaar in gesprek zijn en plannen en ontwikkelingen met elkaar delen (interview Van de Ven, 2013).

In de provincie Zuid-Holland is regionale afstemming verplicht vanuit de verordening. De REO’s beoordelen in eerste instantie de gemeentelijke plannen. Pas nadat deze positief zijn beoordeeld, beoordeelt de provincie de plannen.

Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant heeft in november 2013 bekend gemaakt dat voor een gezonde ontwikkeling van de detailhandel regionale samenwerking noodzakelijk is. Op dit moment zijn de detailhandelsontwikkelingen een verantwoordelijkheid van individuele gemeenten. De provincie ziet het als voornaamste taak ruimtelijke detailhandelsontwikkelingen regionaal en bovenregionaal af te stemmen. Daarnaast wil de provincie kennis gaan bundelen. Marktpartijen, kennisinstellingen en centrummanagers kunnen bijdragen aan het opstellen van regionale detailhandelsvisies (Brabant, 2013).

Niet binnen alle provincies vindt er regionale afstemming van het detailhandelsbeleid plaats. De provincies Utrecht, Drenthe en Overijssel hebben geen detailhandelsvisie ontwikkeld. Gemeenten binnen deze provincies zijn zelf verantwoordelijk voor regionale afstemming en eventuele overbebouwing. In de praktijk blijkt dit niet altijd goed te werken. In de provincie Overijssel is de leegstand van woonboulevards exceptioneel gegroeid naar 13,8%, desalniettemin zijn er nog steeds plannen in voorbereiding voor nieuwe meters wvo voor PDV/GDV locaties. Hierover meer informatie in paragraaf 2.2 Het aanbod aan woonboulevards en in Hoofdstuk 5: De Leegstand.

Gemeenten

De gemeenten houden op verschillende manieren rekening met elkaars (toekomstig) aanbod en beleid. Gemeenten staan dichter bij de ondernemers en burgers dan de provincies. Dit is duidelijk terug te zien in de manier waarop zij aan hun informatie komen. Er wordt gebruik gemaakt van overlegtafels met brancheverenigingen zoals INretail en kennisnetwerken zoals het Hoofdbedrijfschap Detailhandel en de Nederlandse Raad van Winkelcentra. Daarnaast staan zij zelf ook in contact met ondernemers. Hier komen gemeenten in contact met vastgoedpartijen zoals makelaars en beleggers (interview Zijderveld, 2013). De gemeente Vlaardingen communiceert via het Detailhandelsplatform met de ondernemers. Dit platform bestaat uit winkeliersverenigingen, ondernemersverenigingen, de Kamer van Koophandel en IKV Ondernemend Vlaardingen. Via deze organisaties vindt er via enquêtes en discussieavonden samenspraak plaats (interview De Vries, 2013). Daarnaast wisselen gemeenten informatie uit met buurtgemeenten en gemeenten in benchmarks zoals de IPD/ROZ benchmark.

De gemeente Appingedam stemt het aanbod van detailhandel samen met de gemeenten Delfzijl, Eemsmond en Loppersum af, dit worden ook wel de vier DEAL-gemeenten genoemd. Het afstemmen van economische ontwikkelingen wordt gedaan in het samenwerkingsverband Eemsdelta\EZ. Om te weten wat er binnen de gemeentegrenzen afspeelt is er een platform opgericht met twintig stakeholders, hierin zitten onder andere winkeliers en woningcorporaties (interview Usmany, 2013). Er zijn gemeenten die vinden dat de provincie doorschiet in het ‘controleren’ van de markt. De gemeente Den Haag zou graag willen dat de provincie zich niet meer bemoeit met nieuwe projecten kleiner dan 2.000 m² bvo omdat deze projecten vrijwel nooit bovenlokale effecten hebben. Dit zou de flexibiliteit van een gemeente in het detailhandelsbeleid vergroten. Voor nieuwe projecten groter dan 2.000 m² bvo zou de gemeente dan eerst langs het REO moeten en daarna naar de provincie.

Conclusie

Regionale afstemming wordt door sommige provincies als een van de voornaamste taken gezien van provincies. Dit stellen de provincies Zuid-Holland, Noord-Holland en Noord-Brabant. Dit stellen zij omdat regionale detailhandelsontwikkelingen met betrekking tot woonboulevards doorgaans een bovenregionaal karakter hebben. Alle geïnterviewde gemeenten hebben een structuur opgebouwd om rekening te houden met de stakeholders binnen de gemeentegrenzen. Hiervan zijn de gemeenten binnen de provincie Zuid-Holland een goed voorbeeld. Gemeenten blijken minder sterk in het observeren van gevolgen van bovenregionale ontwikkelingen. Provincies zijn tevreden over de afstemming tussen gemeenten, regio’s en provincie, dit werkt naar hun mening goed indien dit verplicht wordt vanuit de provincie. Onder andere de provincies Utrecht en Overijssel oefenen (nog) geen invloed uit op het ruimtelijk beleid van gemeenten. Onder andere Detailhandel Nederland heeft in mei 2013 laten weten dat een regierol voor provincies noodzakelijk is. Gemeenten zouden zelf te weinig rekening houden met de bovenregionale gevolgen van het bijbouwen van nieuwe winkelruimten.