• No results found

groot gevaar gevaar voorzichtig blijf alert

4 Wet en regelgeving en beleid

4.1 Wet- en regelgeving

4.1.1 Wet Publieke Gezondheid

De Wet Publieke Gezondheid (WPG) stelt in artikel 2 lid 2e dat de medisch

milieukundige zorgverlening een wettelijke taak is (Staatsblad 2008, nr. 460). Sinds 1-10-2010 is op de wet een aanvulling van kracht waarin de medisch milieukundige taken nader worden omschreven (Staatsblad 2010, nr. 256). Deze taken zijn: a. het signaleren van ongewenste situaties;

b. het adviseren van de bevolking over risico’s, inclusief gezondheidskundig advies over gevaarlijke stoffen, in het bijzonder bij rampen of dreiging van rampen; c. het beantwoorden van vragen uit de bevolking en het geven van voorlichting; d. het verrichten van onderzoek.

Daarnaast vermeldt artikel 16 dat het college van burgemeester en wethouders de GGD om advies vraagt bij besluiten die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de publieke gezondheidszorg.

Blootstelling aan warme weersomstandigheden betreft gezondheidsrisico’s vanuit de fysieke leefomgeving en ressorteert daarmee onder de medisch milieukundige zorg. Behalve de WPG kent Nederland geen specifieke wet- en regelgeving gericht op blootstelling van de algemene bevolking aan warme weersomstandigheden. Voor risicogroepen als sociaal geïsoleerden en dak- en thuislozen dienen gemeentes in het kader van de zorgplicht op lokaal niveau afspraken te maken met partijen als de GGD en Maatschappelijke Opvang. Ten aanzien van de grootste risicogroep, namelijk ouderen en chronisch zieken, is er geen specifieke regelgeving en evenmin is op deze groepen andere regelgeving van toepassing die bijdraagt aan reductie van

blootstelling aan warme weersomstandigheden.

4.2 Beleid

4.2.1 Nationaal Hitteplan

In 2007 hebben RIVM, KNMI, GGD’en en Actiz samen met het ministerie van VWS en het Rode Kruis, het Nationaal Hitteplan ontwikkeld (VWS, 2007). Een belangrijk element uit dit Hitteplan is een waarschuwingssysteem dat tijdig aangeeft hoe groot de kans is op een periode met aanhoudend hoge temperaturen.

Het waarschuwingssysteem van het Nationale Hitteplan bestaat uit een getrapte informatieketen van KNMI via RIVM naar GGD’en. De basis van het

waarschuwingssysteem is de weersverwachting van het KNMI. Wanneer het KNMI op een termijn van vijf tot tien dagen een periode van aanhoudende hitte verwacht, wordt het RIVM daarvan op de hoogte gebracht (voor definitie van aanhoudende hitte, zie kader). Dat gebeurt ook als de kans klein is. Zodra deze kans groter wordt dan 20 procent, geeft het RIVM dit bericht door aan de GGD’en. Dit bericht is een voorwaarschuwing.

Het KNMI stuurt het RIVM tweemaal per dag een update over de ontwikkeling van de weersverwachting op regionaal niveau en het RIVM zorgt dat de GGD’en hiervan op de hoogte blijven. Zodra het KNMI meldt dat de kans op een periode van vier of meer dagen met een temperatuur boven 27 °C erg groot is (>50 procent), vindt overleg plaats tussen het RIVM, de veiligheidsmeteoroloog van het KNMI en de afdelingen communicatie van beide organisaties over de noodzaak om de voorwaarschuwing over te laten gaan in een waarschuwing. Het RIVM informeert de GGD’en en zet extra informatie met ‘tips and tricks’ en een verwijzing naar de toolkit Hitte op de RIVM-

website. Op de website van het KNMI wordt een uitgebreide weersverwachting gegeven.

Definitie van periode met aanhoudende hitte

Het criterium voor aanhoudende hitte is een verwachting op een periode van vier of meer dagen met een temperatuur boven 27 °C. De redenen om dit criterium te kiezen zijn:

1. Zo’n periode komt niet al te vaak voor in Nederland en als zij voorkomt is het meestal ook echt warm.

2. Een periode van 4 dagen met een temperatuur boven 27 °C laat zich enige tijd van te voren voorspellen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een hittegolf (zie paragraaf 2.2.3).

RIVM en KNMI kunnen in onderling overleg voorstellen de criteria aan te passen om de werking van het waarschuwingssysteem te optimaliseren. Zo wordt momenteel

nagegaan of het gebruik van gegevens van de temperatuur ’s nachts of van de gevoelstemperatuur aanvullende waarde heeft op de werking van het

waarschuwingssysteem. Wijzigingen in de criteria die worden gebruikt om een periode van aanhoudende hitte te definiëren worden bekend gemaakt op www.rivm.nl. N.B.: De definitie van een periode met aanhoudende hitte is dus anders dan die voor een hittegolf: minimaal vijf aaneengesloten zomerse dagen (25 °C of hoger) waarvan minimaal drie dagen dienen tropisch (30 °C of hoger). De definitie van een periode van aanhoudende hitte is namelijk een voorspelling, terwijl een hittegolf pas achteraf definitief kan worden vastgesteld.

KNMI Waarschuwing Gevaarlijk Weer

Het KNMI geeft een waarschuwing uit wanneer het weer om extra oplettendheid vraagt, zoals sneeuwval, ijzel, onweer, windstoten en extreme hitte. Deze algemene

waarschuwingen zijn bedoeld voor de hele samenleving. Voor hitte kan het KNMI

bijvoorbeeld waarschuwen bij de verwachting op twee dagen met > 30 °C. Op de website van het KNMI staat dan een waarschuwing met het symbool van een thermometer:

Het criterium voor de KNMI waarschuwing ‘Extreme hitte’ wijkt af van het criterium dat wordt gehanteerd voor het activeren van het Nationaal Hitteplan. Het Nationaal Hitteplan is vooral gericht op het beschermen van risicogroepen. Dit betekent dat activering van het Nationaal Hitteplan en de KNMI-waarschuwing voor gevaarlijk weer niet altijd parallel hoeven te lopen!

Meer informatie over de KNMI-waarschuwingen voor gevaarlijk weer zijn te vinden op de volgende site

http://www.knmi.nl/cms/content/17485/weeralarm_en_waarschuwingen Actuele informatie (per provincie) is te zien via de volgende site

4.3 Normering

4.3.1 Omgevingstemperatuur Buitentemperatuur

Ten aanzien van de blootstelling aan buitentemperatuur bestaan geen wettelijke normen of gezondheidskundige advieswaarden. Op basis van de temperatuur met de laagste sterfte kan een optimale temperatuur gedefinieerd worden. Deze

temperatuur is echter niet universeel, omdat het optimum per land verschillend is. Bovendien is de vorm van dergelijke curves vooralsnog onbekend voor andere gezondheidseffecten dan sterfte. Evenmin is informatie beschikbaar over de relatie tussen temperatuur en gezondheid die gedifferentieerd is naar risicogroepen. Het is niet uit te sluiten dat de vorm van de relatie afhankelijk is van het type

gezondheidseffect en de gevoeligheid van de groep.

Binnentemperatuuur

Voor binnentemperatuur in woningen bestaan geen wettelijke normen. Het Handboek Binnenmilieu (Peeters, 2007) gaat uit van de ISSO-richtlijn ‘Kleintje binnenklimaat’ (ISSO, 2005).

In Tabel 4.1 zijn de eisen voor de operatieve temperatuur per ruimte weergegeven. De operatieve temperatuur is het gemiddelde van de luchttemperatuur en de gemiddelde stralingstemperatuur. In principe hoeft niet altijd aan deze eisen te worden voldaan. Uitgangspunt is dat minimaal 90 procent van de gebruikstijd (tijd dat men aanwezig is) aan deze eisen wordt voldaan. De zomerbovenwaarden gelden bij een maximumbuitentemperatuur van 28 °C.

Op dagen dat de maximumbuitentemperatuur hoger is dan 28 °C kunnen hogere binnentemperaturen worden toegestaan. Hiervoor is in de ISSO-richtlijn een alternatieve methode ontwikkeld om, uitgaande van een adaptief vermogen van de betrokkenen, op grond van de gemiddelde buitentemperatuur (gemiddelde van de maximum- en minimumbuitentemperatuur) eisen te stellen aan de

binnentemperatuur. Met deze methode kan de maximaal toelaatbare binnentemperatuur stijgen tot boven de 30 °C.

Beide hierboven genoemde eisen zijn gebaseerd op onderzoek naar thermische behaaglijkheid. Er is geen rekening gehouden met effecten op de gezondheid.

Tabel 4.1 Operatieve temperatuureisen per ruimte weergegeven als mimimum en maximumwaarde, Klasse C (ISSO 2005).

winter Zomer Woonkamer 19-25 °C 22-27 °C Studeerkamer/thuiskantoor 19-25 °C 22-27 °C Slaapkamer 19-22 °C < 24 °C Keuken 19-22 °C 22-27 °C Badkamer 19-26 °C 22-28 °C