7.2.1 Samenwerking tussen actoren
Er bestaat niet een sectorale wettelijke procedure, zoals de Tracéwet, die vanuit een sector sterk zijn wil oplegt. ‘’In de sector met traditionele lijninfrastructuur leidt de aanleg van wegen tot een monofunctioneel ruimtegebruik, namelijk verkeer en vervoer. Bij SNIP projecten is dominantie van een enkel aspect of doel minder nadrukkelijk aanwezig en zal de ruimteclaim van water zich meer moeten plooien naar wensen van andere belangen’’(Beuckens 2005, p. 44). Minder dominantie van Verkeer en Waterstaat is dan misschien voor een MIRT project ook wel een eerste stap richting meer gebiedsgericht werken.
Met het betrekken van de actoren in een open planproces heeft het MIT (spelregelkader) echter al meer ervaring dan het SNIP volgens Alterra (2003), en is dit dan ook nog minder ontwikkeld.
Wel wordt er gezegd: ‘’De afstemming tussen het SNIP en andere, vooral ruimtelijke wetgeving is in ontwikkeling en per definitie opener omdat in de ruimtelijke wetgeving niet alleen de Minister, maar ook gedeputeerden van provincies en wethouders van gemeenten een beslissen stem hebben.’’ (p. 29). Doordat regionale bestuurders een grotere stem hebben, zullen ze ook meer de mogelijkheid voelen om daadwerkelijk het proces en project te beïnvloeden. Een sterkere rol voor regionale bestuurders zou bij een MIRT spelregelkader ook van belang kunnen zijn om de afstemming te vergroten, zelfs al hebben ze geen
beslissende stem.
7.2.2 Samenhang van ruimtelijke functies in een gebied
Misschien is de vergelijking tussen het SNIP en het MIT ook niet helemaal direct te maken, aangezien bij SNIP projecten de verschillende functies eenvoudiger bij elkaar aansluiten en meer automatisch een gebied wordt bekeken. Water en natuur zijn dikwijls goed te koppelen en kunnen elkaar versterken. Op deze manier ontstaat er spoedig een ontwikkeling met op elkaar afgestemde functies. Doordat er meer mogelijkheden zijn om gezamenlijk voordelen uit een project te halen, zal dit positieve effecten hebben op de rolverdeling tussen de
niet altijd om een exclusieve waterclaim, omdat de ruimte die nodig is veelal niet permanent is bestemd voor water, zodat allerlei vormen van meervoudig ruimtegebruik mogelijk zijn en vele partijen zodoende hun doelen belangen proberen mee te koppelen. (Alterra 2003, p. 29) In een gebiedsproject lijkt het raadzaam de positieve kansen en mogelijkheden sterk
benadrukt worden om meer betrokkenheid te garanderen, al zal dit minder gemakkelijk gaan voor een MIRT proces aangezien niet alle functies eenvoudig op elkaar aansluiten, zoals bij een SNIP proces.
7.2.3 Afstemming van procedures/regelgeving
Een duidelijk leerpunt voor een MIRT spelregelkader is het ontstaan van verschillende planstudies na een verkenning. Naar aanleiding van een dergelijke uitgebreide
gebiedsverkenning wordt het project in stukjes benaderd.”Doordat er dan wel een gezamenlijk verkenning is uitgevoerd, ligt het voor de hand dat de relaties tussen de
verschillende projecten beter gelegd kunnen worden. ‘’De SNIP spelregels kunnen zowel op projectniveau als op een hoger niveau (programma, multiproject) worden toegepast.’’ (V&W, datum onbekend, p. 7 ). Een verkenning kan meerdere planstudies opleveren.
Een meer strategische fase is echter nu wel degelijk voor een MIT verkenning ook
georganiseerd, namelijk de netwerkanalyse. Hoewel voornamelijk op verkeer gericht geeft deze fase wel richting aan waar projectverkenningen in een gebied gestart moeten worden. Alterra (2003) komt tot de conclusie: ‘’MIT en SNIP zijn geen dwangbuizen voor
besluitvormingstrajecten. Voor zover de politiek het toelaat, geven MIT en SNIP duidelijkheid en zekerheid, die interactieve projecten normaliter moeten ontberen.’’ (p. 33). Interactie (samenwerken en denken met verschillende actoren) is wel mogelijk met de huidige
regelgeving. En een procedure geeft juist die duidelijkheid die ook in een interactief aanpak zo gewenst is. Dit zou dan betekenen dat een meer integraal MIRT spelregelkader niet veel vrijer en opener hoeft te worden. Er hoeft niet noodzakelijkerwijs structuur uit verwijderd te worden om die gewilde samenwerking met de omgeving te laten plaatsvinden.
Het belangrijkste punt is dat het SNIP voornamelijk onder conventionele ruimtelijke
wetgeving valt die ook voor ruimtelijke ordening geldt, hierdoor is de aansluiting bij o.a. de ruimtelijke ordening vanzelfsprekender.
7.2.4 Beheersing van budget en doorlooptijd
V&W (2004G) geeft een aantal aanwijzingen met betrekking tot het beheersen van tijd en budget die ook voor een MIRT van belang kunnen zijn:
• In de verkenning levert bestuurlijke complexiteit en de samenwerking met derden zoals gemeenten een langere looptijd op
• In de planstudie zijn ook belangrijke kostenbepalende factoren het bestuurlijk overleg met de regio.
• Een scope wijziging, doordat een andere partij later dan de eerste scopevaststelling betrokken wordt, kan vertraging opleveren
• Wanneer in een gebied al voldoende draagvlak is, is het niet nodig hier nog
uitgebreid energie in te steken. En het is niet nuttig veel tijd te steken in partijen die bij voorbaat al voor de bezwaar en beroep procedures gaan
• In een aantal gevallen is het mogelijk verschillende plannen parallel op te stellen, zodat een tijdwinst geboekt kan worden
• Wanneer besluitvorming lang op zich laat wachten, verliezen betrokken het geloof in het proces. Dit is niet bevorderlijk voor de samenwerking
Wanneer meerdere partijen betrokken zijn, zullen de wensen op elkaar afgestemd moeten worden. Dit kost nou eenmaal tijd. Hoe dan ook dit zal zo vroeg mogelijk moeten gebeuren,
anders zullen er achteraf nog wijzigingen moeten plaatsvinden aan bijv. de scope. Idealiter zou die partij al zo vroeg betrokken moeten zijn zodat deze wijziging al een input in eerste instantie was. Om de mensen betrokken te houden is het nodig de besluitvorming niet onnodig te vertragen, zodat mensen het geloof in het project niet verliezen. Tenslotte zal vooral bij een MIRT, waar veel actoren meewerken aan een gebiedsontwikkeling, het besef moeten doordringen dat sommige actoren altijd beroepsprocedures in gaan. Het is niet aan te raden onnodige energie aan deze actoren te verspillen.
Tabel 2 SNIP
Doel Focuspunt(en) SNIP
Samenwerking tussen actoren
Ook gedeputeerden van provincies en wethouders van gemeenten hebben een beslissende stem, waardoor de afstemming wordt bevorderd
Samenhang van ruimtelijke functies in een gebied
Gaat om functies die eenvoudiger bij elkaar aansluiten, positieve ontwikkelingen kunnen voor meerdere partijen eenvoudig gevonden worden
Verkenning voor een gebied als geheel kan afstemming bevorderen Communicatief gebiedsgericht werken Afstemming van Procedures/regelgeving
Aansluiting met ruimtelijke ordening
wetgeving vereenvoudigt de samenwerking Procedure geeft juist structuur aan de interactieve benadering.
Projectbeheersing Beheersing van budget en doorlooptijd
Verkenning met veel partijen is nou eenmaal ingewikkelder
Scopewijziging
Ook mensen die toch wel naar de rechter stappen, niet te veel energie in steken Parallel opstellen van plannen