• No results found

Reflectie op de relatie tussen seksueel misbruik en later daderschap

5.  Daderschap van seksueel misbruik

5.3  Reflectie op de relatie tussen seksueel misbruik en later daderschap

Er  is  veel  onderzoek  gedaan  naar  achterliggende  oorzaken  van  zedendelinquentie  bij  adolescenten  (zie  Hendriks,  2006;  Seto  &  Lalumière,  2010),  maar  weinig  studies  hebben  de  relatie  tussen  slachtofferschap  van  seksueel  misbruik  en  later  daderschap  onderzocht  onder  jongeren.  Wij  vonden  in  onze  systematische  literatuurstudies  slechts  negen  studies  die  deze  relatie  empirisch  onderzocht  hebben.  Het  is  echter  van  belang  niet  alleen  de  risico‐  en  beschermende  factoren  voor  daderschap  na  victimisatie  in  kaart  te  brengen,  maar  ook  de  achterliggende  mechanismen zijn  belangrijk  om  dit  fenomeen  te  begrijpen.  De  literatuur  is  op  dit  gebied  schaars.  Vaak  worden  de  verschillende  factoren  kort  beschreven,  maar  wordt  de  werking  van  deze  factor  niet  toegelicht.  Toch  zijn  er  een  aantal  achterliggende  mechanismen  beschreven die daderschap na victimisatie kunnen verklaren (Burton et al., 2002; Glasser et al.,  2001;  Jespersen,  Seto  &  et  al.,  2009).  Allereerst  wordt  in  de  studie  van  Burton  et  al.  (2002)  onderzoek gedaan naar de toepasbaarheid van de sociale leertheorie op later daderschap. Deze  theorie  is  ontwikkeld  door  Bandura  (1986)  en  houdt  in  dat  naarmate  iemand  vaker  en  langer  blootgesteld wordt aan bepaald gedrag, de kans groter is dat dit gedrag wordt aangeleerd. Door  observatie  van  de  dader  kunnen  slachtoffers  bijvoorbeeld  leren  dat  het  plegen  van  seksueel  misbruik een gevoel van macht geeft en een manier is om controle over anderen te verkrijgen.  Dit  kan  resulteren  in  seksueel  deviant  gedrag  (Burton  et  al.,  2002).  Dit  lijkt  ook  te  verklaren  waarom vooral jongens van slachtoffer dader worden en nauwelijks meisjes. De dader is in de  meeste gevallen een man en jongens leren waarschijnlijk meer van een mannelijk rolmodel. Een  mechanisme dat hiermee voor een deel samenhangt, is de binding met de dader. In de review  van  Glasser  et  al.  (2001)  wordt  gesteld  dat  kinderen  die  emotioneel  verwaarloosd  zijn  en  misbruikt zijn door een volwassene, zich zullen binden aan deze dader. Dit heeft tot gevolg dat  zij zichzelf gaan identificeren met deze persoon en (deviant) gedrag zullen overnemen. Ook hier  geldt dat de identificatie van een jongen met een mannelijke dader meer voor de hand ligt dan  dat meisjes zich identificeren met een mannelijke dader.  

Opvallend  is  dat  in  de  weinige  empirische  studies  die  expliciet  naar  de  relatie  tussen  slachtofferschap en daderschap van seksueel misbruik gekeken hebben, geen aandacht is voor 

de  seksuele  ontwikkeling  als  mogelijk  mediërende  factor.  Bovendien  zijn  ook  andere  factoren  als  PTSS,  agressie  en  cognitieve  vervormingen  niet  meegenomen  in  empirisch  onderzoek  evenals  mogelijk  modererende  factoren  als  ADHD,  impulsiviteit,  aan  autisme  verwante  stoornissen of andere gedragsstoornissen.     Verschillen en overeenkomsten tussen jongens en meisjes  Zelden wordt er in de weinige studies naar de relatie tussen seksueel misbruik en daderschap  ook aandacht besteed aan meisjes en jonge vrouwen. Het gaat vaak om zulke kleine aantallen  dat de meeste auteurs zeggen dat ze niet kunnen generaliseren naar meisjes en vrouwen. Er zijn  weinig  vrouwelijke  daders  en  over  vrouwelijke  zedendelinquenten  is  de  informatie  beperkt  (voor  gedetailleerde  informatie  over  vrouwelijke  zedendelinquenten;  zie  Wijkman,  2014),  laat  staan over de relatie tussen slachtofferschap en later daderschap. De cycle of abuse, ‐ slachtoffer  wordt dader – lijkt vooral voor mannen op te gaan. Het meest opvallende is dat veel meisjes die  seksueel  agressief  gedrag  laten  zien,  vroeger  seksueel  misbruikt  zijn  (Wilcox  et  al.  2004).  Dit  blijkt  overigens  ook  uit  de  studie  van  Hendriks  et  al.  (2010).  Bovendien  blijken  meisjes  die  seksueel  agressief  gedrag  (iemand  dwingen  tot  seksuele  handelingen)  laten  zien  vaker  misbruikt te zijn (61%) dan jongens (18%) die dit gedrag laten zien, met name als het gaat om  misbruik door een bekende.  

Ondanks  het  beperkte  aantal  studies  kunnen  we  concluderen  dat  het  ook  bij  jongeren  die een kans lopen om zelf dader te worden van seksueel misbruik, het bij aanmelding voor een  residentiële behandeling van belang is goed uit te vragen of er sprake is geweest van seksueel  misbruik en met name hoe ernstig dit misbruik was. Het is belangrijk te achterhalen door wie  de  jongere  misbruikt  is,  hoeveel  fysieke  dwang  er  is  geweest  en  of  er  sprake  is  van  verwaarlozing  en mishandeling  in combinatie  met  het  seksueel  misbruik.  Ook  hier,  net als  bij  de relatie tussen misbruik en revictimisatie van seksueel misbruik, geven de statische factoren  op voorhand aan in hoeverre de kans op daderschap vergroot is.  

Daarnaast  is  het  van  belang  voor  verdere  behandeling  en  functioneren  in  de  groep  te  kijken naar de dynamische factoren. Ook hier is het, evenals bij jongeren die een vergrote kans  lopen, slachtoffer te worden, van belang te kijken naar het seksuele gedrag van de jongere. We 

weten  uit  het  eerder  besproken  onderzoek  echter  onvoldoende  waar  precies  op  gelet  moet  worden, maar men kan verwachten dat het ook hier om risicovol seksueel gedrag gaat. Ook de  manier waarop het slachtoffer het misbruik percipieert lijkt van belang. Daarnaast blijken juist  voor jongeren die kans lopen zelf dader te worden, sociale steun uit de omgeving en het goed  presteren  op  school  dynamische  factoren  die  de  jongere  kunnen  beschermen  tegen  eigen  daderschap.  Een  steunend  netwerk  waarin  het  misbruik  bespreekbaar  kan  worden,  is  voor  jongeren (in het merendeel van de gevallen jongens) van groot belang om de kans te verkleinen  dat deze misbruikte jongeren zelf dader worden.  

6. Expertmeeting 

  Om de resultaten van onze literatuurstudie beter te kunnen duiden en beter in de Nederlandse  context te kunnen plaatsen, is besloten om een bijeenkomst te organiseren met deskundigen uit  de praktijk (zie ook bijlage III). Doel van deze meeting is om een aanvulling op de bevindingen  uit de literatuurstudie te geven naar handvatten voor de aanpak van de gevolgen van seksueel  misbruik.  Tevens  is  geprobeerd  eventuele  lacunes  in  de  literatuur  op  te  vullen  op  basis  van  ervaringen  met  seksueel  misbruikte  jongeren.  Daarbij  is  het  thema  gemengd,  dan  wel  ongemengd behandelen eveneens aan bod gekomen. In dit hoofdstuk worden de bevindingen  besproken die tijdens de expertmeeting naar voren zijn gekomen.