• No results found

5 De naleving in de praktijk van de voorwaarden die gelden bij subsidie-intrekking

REDELIJKE TERMIJN BIJ SUBSIDIE - INTREKKING / SUBSIDIEWEIGERING

Intrekking/weigering moet plaatsvinden met het in acht nemen van een redelijke termijn, dit is geregeld in artikel 4:50 lid 1 Awb en 4:51 lid 1 Awb. Blijkens de jurisprudentie wordt een termijn van 6 maanden meestal als redelijk geacht, vooral als er ook eerdere aankondigingen zijn gedaan (zie paragraaf 4.3c). Door alle gemeenten wordt er een termijn in acht genomen. De lengte van deze redelijke termijn verschilt tussen de gemeenten zoals in de vorige paragraaf is aangetoond. Wel komt de gehanteerde lengte van de meeste gemeenten overeen met de in de jurisprudentie gehanteerde termijn. De gemeente Zwolle en Enschede nemen een termijn van 6 maanden in acht bij

subsidieweigering. De gemeente Utrecht en Wierden nemen voor subsidieweigering een langere termijn dan 6 maanden in acht. De gemeente Utrecht (redelijke termijn van minimaal 12 maanden) en de gemeente Wierden (redelijke termijn van minimaal 9 maanden) nemen aanzienlijk een langere redelijke termijn in acht vergeleken met de jurisprudentie. Ze nemen een ruime tijd om zo meer rekening te kunnen houden met de subsidieontvanger. Gemeente Borne is de enige gemeente waarvan de gehanteerde lengte van de redelijke termijn niet overeenkomt met de in de

jurisprudentie gehanteerde termijn. Gemeente Borne hanteert een termijn van 4-8 maanden voor subsidieweigering. Indien de gemeente Borne bij een geval een termijn van minder dan 6 maanden hanteert is de handelswijze van de gemeente niet in overeenstemming met de juridische norm. Daarnaast hangt de lengte van de redelijke termijn voor subsidie-intrekkingen/subsidieweigeringen van verscheidene factoren af (zie paragraaf 4.3c). Uit de jurisprudentie blijkt dat een vast maatstaf is

Universiteit Twente | Juli 2014 65

dat de redelijke termijn van dusdanige duur is dat de subsidieontvanger zijn verplichtingen tegenover derden moet kunnen naleven en maatregelen kan nemen om tegemoet te komen aan de gevolgen van weigering of vermindering. Daarnaast komt uit de jurisprudentie naar voren dat ook wordt gekeken naar de grootte van de vermindering. Voor de grootte van de vermindering is de verhouding tussen de vermindering en de hele subsidie van belang en de verhouding tussen de vermindering en het totale budget van de subsidieontvanger.

De onderzochte gemeenten (behalve voor de gemeente Borne zijn hierover geen gegevens verkregen) gebruiken deze maatstaven bij het bepalen van de lengte van de redelijke termijn. De gemeenten houden rekening met de omstandigheden van de subsidieontvangers en er wordt door de gemeenten ook gekeken naar de omvang van de bezuinigingen. Daarnaast betrekken de gemeenten (behalve voor de gemeenten Utrecht en Borne zijn hierover geen gegevens verkregen) de subsidieontvanger bij het bepalen van de redelijke termijn. Hierdoor heeft de subsidieontvanger invloed op de lengte van de redelijke termijn en zal er meer tegemoet worden gekomen aan de belangen van de subsidieontvanger.

Tot slot bepaald artikel 4:51 lid 2 Awb dat de redelijke termijn nog niet is verstreken ingeval er weinig tijd zit tussen de bekendmaking van het voornemen en de daadwerkelijke weigering. Het

bestuursorgaan wordt in het tweede lid van art. 4:51 Awb verplicht tot voortzetting van de subsidiëring in het nieuwe tijdvak tot het moment dat de redelijke termijn is verlopen. Bij de gemeenten Zwolle en Utrecht heeft zich een situatie betreffende artikel 4:51 lid 2 Awb voorgedaan. De toegepaste handelswijze van beide gemeenten is in overeenstemming van hetgeen vereist is in artikel 4:51 lid 2 Awb. Ze hebben namelijk de subsidiëring voortgezet in het nieuwe tijdvak.

 AFBOUWREGELINGEN

Het hanteren van afbouwregelingen is belangrijk voor het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel (zie paragraaf 4.3c). In de rechtspraak is uitgemaakt dat door het hanteren van afbouwregelingen de subsidieontvanger geleidelijk kan wennen aan de situatie van het hebben van geen of minder subsidie. Van de 5 onderzochte gemeenten, treffen 4 gemeenten afbouwregelingen. Gemeente Utrecht hanteert geen afbouwregelingen, daar wordt de subsidie in één keer beëindigd. De gemeente Wierden hanteert een afbouwregeling van 3 jaar. De gemeente Borne hanteert een afbouwregeling van 2 jaar. De gehanteerde lengten van de afbouwregelingen door de gemeenten komen overeen met de in de jurisprudentie gehanteerde lengte van afbouwsubsidies, dit is namelijk 2 jaar (zie paragraaf 4.3c).

 HOORPLICHT

In artikel 4:12 Awb is geregeld dat bij financiële beschikkingen de hoorplicht niet van toepassing is. Echter, hier is een uitzondering op gemaakt ingeval het gaat om de intrekking van een lopende subsidie zoals bedoeld in artikel 4:50 Awb of wanneer het gaat om het weigeren van een subsidie zoals bedoel in artikel 4:51 Awb. Deze uitzonderingen zijn geregeld in artikel 4:12 lid 2 sub c Awb respectievelijk artikel 4:12 lid 2 sub a Awb.

De in 4:8 Awb geregelde hoorplicht is van toepassing bij de voorbereiding van het besluit tot

weigering. Alle gemeenten voldoen aan dit vereiste. Subsidieontvangers kunnen hun zienswijze naar voren brengen. Meestal krijgen de subsidieontvangers in gesprekken met de ambtenaren van desbetreffende gemeente de mogelijkheid om met ideeën of voorstellen te komen betreffende bezuinigingen en subsidieweigeringen. Echter, het college van B&W beslist uiteindelijk.

Universiteit Twente | Juli 2014 66 5.3 Conclusie

Om te kijken in hoeverre de voorwaarden die gelden bij subsidie-intrekking/subsidieweigering in de praktijk worden nageleefd, is onderzoek naar gedaan bij vijf gemeenten. Dit waren de gemeenten Zwolle, Enschede, Utrecht, Wierden en Borne. De belangrijkste onderwerpen waar de gestelde interviewvragen op zijn gebaseerd en waar de documenten op zijn bestudeerd waren: intrekking op grond van 4:50 Awb of weigering op grond van 4:51 Awb, het intrekkingsbesluit/weigeringsbesluit, de redelijke termijn bij intrekking/weigering, het treffen van afbouwregelingen en het in acht nemen van de hoorplicht. De resultaten van iedere gemeente betreffende de gehanteerde werkwijze voor subsidie- intrekking/subsidieweigering zijn afzonderlijk besproken waarnaar er een vergelijking is gemaakt tussen de resultaten van alle gemeenten.

Daaruit bleek dat er vooral overeenkomsten zijn tussen de gemeenten. De volgende

overeenkomsten kwamen naar voren: intrekkingen op grond van 4:50 Awb zijn door de gemeenten niet doorgevoerd, weigeringen op grond van 4:51 Awb zijn door alle gemeenten voortgezet, bezuinigingen waren de voornaamste reden van de gemeenten om over te gaan tot

subsidieweigering, er geschieden eerdere aankondigingen vóór het weigeringsbesluit, het in acht nemen van een redelijke termijn bij subsidieweigering, de wijze waarop de lengte van de redelijke termijn wordt bepaald, het in acht nemen van afbouwregelingen, de hoorplicht toepassen etc. De verschillen tussen de gemeenten zijn: de lengte van de redelijke termijn en de manier waarop eerdere aankondigingen bekend worden gemaakt.

Tot slot is gekeken of de gemeenten voldoen aan het juridisch kader betreffende subsidie-intrekking/subsidieweigering. Het juridisch kader is in de vorige hoofdstukken uitgebreid belicht. Concluderend kan worden verondersteld dat de gemeenten recht doen aan het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel doordat:

 Intrekkingen op grond van 4:50 Awb in alle gemeenten niet hebben plaatsgevonden.  Weigeringen veelal door de 5 gemeenten worden voortgezet op grond van bezuinigingen (dit

valt onder 4:51 lid 1 Awb ‘veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten’).  De subsidieontvangers door alle 5 gemeenten op tijd op de hoogte gesteld worden

betreffende het weigeringsbesluit (door de meeste gemeenten ook door middel van eerdere aankondigingen vóór het weigeringsbesluit).

 Alle 5 gemeenten een redelijke termijn in acht nemen (dit staat vastgelegd in artikel 4:50 lid 1 Awb en 4:51 lid 1 Awb).

 De lengte van de redelijke termijn en de factoren die gebruikt worden om de lengte van de redelijke termijn te bepalen overeenkomen met de gehanteerde lengte in de jurisprudentie en de gebruikte maatstaven in de jurisprudentie (behalve de gehanteerde lengte van gemeente Borne komt niet overeenkomt met de lengte in de jurisprudentie).

 De subsidieontvangers veelal worden betrokken bij de besluitvormingen (ook al ligt het laatste woord bij het college van B&W).

 De onderzochte gemeenten afbouwregelingen hanteren, behalve de gemeente Utrecht. De gehanteerde lengten van de afbouwregelingen komen overeen met de in de jurisprudentie gehanteerde lengte.

Universiteit Twente | Juli 2014 67