• No results found

Recreatieve voorkeuren en beleving van natuurgebieden

natuurbeelden en recreatie buiten concrete handelingspraktijken

5.3 Recreatieve voorkeuren en beleving van natuurgebieden

In hoofdstuk 3 is al het belang van natuurrecreatie voor veel Nederlanders beschreven op basis van recreatiecijfers over feitelijk bezoek. Naast feitelijk bezoek vormen ook de (uitgesproken) landschaps voorkeuren een belangrijke indicatie van het belang van verschillende typen groene omgevingen voor recreatie en beleving. In onderzoek naar landschapsvoorkeuren worden preferenties vaak gemeten aan de hand van schoonheidsoordelen. Een andere aanwijzing voor het belang van natuurgebieden voor recreatie is dat natuurlijkheid één van de belangrijkste kwaliteiten is voor de aantrekkelijkheid van landschappen (De Vries et al., 2007). Niet alleen natuurlijkheid in begroeiing bevordert de positieve waardering van een landschap, maar

ook de afwisseling in natuurlijkheid en de aanwezigheid van water draagt er aan bij. Hoogteverschillen zijn een andere belangrijke voorspeller van visuele aantrekkelijkheid. Zelfs in Nederland zijn de landschappen die het meest aantrekkelijk worden gevonden vaak landschappen met reliëf. Tot slot draagt de aanwezigheid van cultuurhistorie in het landschap, monumenten en stads- en dorpsgezichten, bij aan de waardering van het landschap. De zichtbare of hoorbare aanwezigheid van menselijke activiteit vermindert voor veel mensen juist de aantrekkelijkheid. Zichtbaarheid van stedelijke invloeden, horizonvervuiling door hoogbouw,

elektriciteitsmasten en windturbines en geluidsoverlast van weg- en vliegverkeer verstoren voor veel mensen de optimale natuurervaring.

Figuur 5.3

Recente ontwikkeling in aantrekkelijkheid groene omgevingen, afgeleid van laatste ondernomen vrijetijdsactiviteit (Donders en Goossen, i.v.; Bron: Continu VrijeTijds Onderzoek). Verticaal staat het percentage respondenten dat dit type gebied heeft bezocht bij laatste recreatieve bezoek aan een groene omgeving.

* onder natuurgebied wordt verstaan duin, heide en natte natuur

Een deel van de natuurgebieden met de hierboven genoemde kwaliteiten van onder meer natuurlijkheid en reliëf krijgt in het natuurbeleid extra bescherming via de aanwijzing als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. Een interessante vraag in relatie tot draagvlak voor natuurbeleid is of de EHS juist de natuurgebieden beschermt die van belang zijn voor de natuurbeleving van de Nederlandse bevolking. Recent onderzoek naar de ligging van aantrekkelijke groene plekken in Nederland geeft hier inzicht in (Langers et al., i.v.). Op een kaartbeeld van Nederland konden respondenten hun meest aantrekkelijke plek (hun zogenaamde hotspot) plaatsen. Favoriete groene plekken bleken inderdaad geconcentreerd voor te komen in de EHS (figuur 5.4a). De constatering dat EHS-natuur meer gewaardeerd wordt dan niet-EHS-natuur is een eerste indicatie van mogelijk draagvlak, maar zegt aanvankelijk niet veel meer dan dat bos, heide en duin aantrekkelijker worden gevonden dan cultuurlandschap. Interessanter is het om te kijken of bos en natuur binnen de EHS meer in trek is dan bos en natuur buiten de EHS. Dat blijkt inderdaad het geval. Dat mensen bos en natuur in de EHS hoger waarderen, zou kunnen worden vertaald naar draagvlak binnen de samenleving voor de bescherming van deze gebieden: de gebieden zijn mooi en de moeite van het beschermen waard.

66 Alterra-rapport 2362 Figuur 5.4 (a)

Concentratie van meest aantrekkelijke groene plekken in de EHS (linker kaartbeeld) en (b) in Nationale Parken (Bron: Langers et al., i.v.).

Binnen hetzelfde onderzoek is ook nagegaan of Nationale Parken aantrekkelijke plekken herbergen. En ook dit blijkt zo te zijn: er is sprake van een concentratie van aantrekkelijke plekken in deze -vaak binnen de EHS gelegen- gebieden (figuur 5.4b). De concentratie is ietwat hoger dan binnen de EHS in zijn geheel. Het belang van de bescherming van de natuur in Nationale Parken voor de natuurbeleving van burgers bouwt voort op eerder onderzoek (De Boer en Schulting, 2002), waarin reeds indicaties naar voren kwamen dat de landschapstypen in deze beschermde gebieden hoog gewaardeerd worden.

Als het om de bescherming van natuur gaat is een belangrijke vraag of voldoende aanwezig is van verschillende typen natuur. De Bakker et al. (2007) hebben voor zeven typen natuur aan respondenten gevraagd hoe zij denken over de omvang van het aanbod van deze natuur in Nederland. Akkers en weilanden, meren en plassen, recreatieterreinen en duinen en zandverstuivingen ervaren respondenten als voldoende aanwezig in Nederland. Dit geldt niet voor het binnenstedelijk groen (stadsparken, stadsbossen en plantsoenen), voor heidegebieden en voor bossen. Deze drie typen zouden idealiter in omvang mogen toenemen voor de ondervraagden. De bevindingen laten geen noemenswaardige verschillen zien met een eerdere peiling in 2001 (De Bakker et al., 2007). De genoemde typen waar ondervraagden ‘meer van willen’ zijn grofweg ook typen die als aantrekkelijk worden beschouwd, zoals we eerder zagen. De Vries (2007) onderzocht tekorten aan natuur modelmatig: door de recreatiebehoefte van Nederlanders te relateren aan het aanbod van groen in de woonomgeving. Vooral in het westen van Nederland blijkt er sprake van een tekort aan aantrekkelijke groene wandel- en fietsmogelijkheden; de tekorten aan wandelmogelijkheden zijn weergegeven in figuur 5.5.

Figuur 5.5

Beschikbaarheid van groene wandelmogelijkheden in Nederland (Bron: Alterra, PBL).

Het lokale aanbod van natuur, van belang voor onder meer wandelen en fietsen, blijkt ook van belang voor het ontstaan van binding met natuur. Uit vele studies is bekend dat burgers zich verbonden voelen met het landschap in hun woonomgeving: ze ervaren een emotionele of gevoelsmatige band met dit gebied. Ze voelen zich prettig in zo’n stabiele en vertrouwde omgeving, hebben herinneringen aan het gebied en kennen verhalen van vroeger. Binding is redelijk stabiel in de tijd. Veel factoren kunnen bijdragen aan de mate van binding die iemand voelt, zoals functionele afhankelijkheden (place dependency) en een duidelijke plekidentiteit (genius loci of sense of place; Steg en Buijs, 2004). Het lijken echter vooral de persoonlijke interacties met het gebied die van belang zijn voor verbondenheid. Die verbondenheid is vervolgens weer een bron van passie tot het beschermen en een bron van verzet tegen aantasting van het landschap (Steg en Buijs, 2004). In paragraaf 3.4 gaat hier uitgebreider de aandacht naar uit.

Het voorgaande maakt duidelijk dat natuur Nederlanders positieve ervaringen biedt aan recreatie en natuurbeleving. Deze ervaringen vormen een belangrijke basis voor draagvlak voor natuur en voor natuurbehoud.