• No results found

Recidive per maand, kwartaal en jaar

In document Daar doen we het voor! (pagina 77-82)

Verschillen in recidive naar primaire problematiek

5.6 Recidive per maand, kwartaal en jaar

Omdat het gesommeerde aantal incidenten en feiten voor en na start van programma’s niet een gede-tailleerd beeld geven van de recidive van cliënten, hebben we vervolgens gekeken naar de recidive per maand, kwartaal en jaar. We hebben per cliënt gekeken naar het maandelijks gemiddelde aantal incidenten in BVH en naar de gepleegde feiten in HKS het jaar voor start en in het jaar na opname in een programma. Dit geeft een betrouwbaarder beeld dan de gesommeerde feiten voor en na, omdat de spreiding in tijd is meegewogen. Vervolgens hebben we gekeken of de recidive zo ook verschilt met het programma waarin cliënten komen, het niveau van toezicht of de mate van zorg per cliënt.

In de grafieken (figuur 5.1 en 5.2) is te zien dat het gemiddelde aantal maandelijkse politiecontacten op basis van BVH het hoogst is vlak voordat de cliënten starten met een reclasseringsprogramma. Bij de jongvolwassen (figuur 5.1) ligt deze piek het hoogst voor cliënten van Victas en Tactus. De piek van Palier ligt beduidend lager. Vervolgens zet een sterke daling in. Al vanaf twee maanden, en bij Tactus vanaf drie maanden, laten de lijnen al weer een stijging zien; het gemiddelde aantal maandelijks politiecontacten neemt licht toe. De politiecontacten liggen na start al snel op een vergelijkbaar niveau als voor instroom. Het eerste jaar na start blijven de de gemiddelde maandelijkse politiecon-tacten echter nog lager dan het jaar voor instroom.

Bij de oudere cliënten is een zelfde beeld te zien (figuur 5.2). Het gemiddelde aantal politiecontac-ten is het grootst vlak voor dat de cliënpolitiecontac-ten starpolitiecontac-ten met een programma binnen verslavingsreclassering.

Bij deze groep geldt dat de cliënten van Victas en Palier wat dichter bij elkaar liggen, terwijl de cliën-tele van Tactus gemiddeld het hoogste aantal politiecontacten laat zien voor start. Vervolgens zet het gemiddelde aantal contacten weer een scherpe daling in. Het eerste jaar blijft het om gemiddelde aantal politiecontacten lager dan het jaar voor instroom.

Figuur 5.1 Gemiddelde aantal incidenten BVH bij cliënten tot en met 23 jaar in tijd (N=832)

Figuur 5.2 Gemiddelde aantal incidenten BVH bij cliënten vanaf 23 jaar in tijd (N=3067)

Voor het gemiddelde aantal feiten in HKS (zie figuur 5.3 en 5.4) is de piek rond het moment van instroom ook duidelijk waar te nemen. De piek ligt hier het hoogst voor de jongvolwassen cliënten van Palier. Victas en Tactus zitten op een vergelijkbaar niveau. De daling is overal zichtbaar en er is in het eerste jaar nog maar beperkt sprake van stijgingen. Voor de oudere cliënten is, zowel in politieinciden-ten als in feipolitieinciden-ten een vergelijkbaar beeld te zien.

Hierbij wijzen we erop dat de afname in strafbare feiten die hier wordt gerapporteerd, enkel de afname in geregistreerde recidive is. De feitelijke afname in recidive – en de daarmee gepaard gaande afname in maatschappelijke kosten (zie 5.8) kan nog vele malen groter zijn. Uit onderzoek komt immers naar voren dat de geregistreerde criminaliteit maar een fractie betreft van de feitelijk gepleegde, door delinquenten zelf gerapporteerde criminaliteit (zie b.v. Hendriks & Hoffman, 2011).

We hebben getoetst of de frequentie van politiecontacten in BVH en het aantal feiten in HKS voor en na start in een programma van verslavingsreclassering significant van elkaar verschillen. Dit blijkt het geval te zijn: een maand en een kwartaal na start hebben de cliënten zowel minder BVH registraties als minder HKS registraties op naam vergeleken met een maand en een kwartaal voor start. Voor de gepleegde feiten in HKS blijven de verschillen voor de gehele periode van vijf jaar die in deze analyse kon worden meegenomen positief: ook een jaar na start, twee jaar na start en drie tot vijf jaar na start plegen de clienten minder feiten dan in dezelfde periodes voor start bij verslavingsreclassering.

Voor de politiecontacten geldt dit min of meer hetzelfde, waarbij we wel moeten stellen dat we bij de politiecontacten naar een beperktere tijdspanne moeten kijken. Vanaf 2 jaar voor en 2 jaar na de start zijn geen betrouwbare gegevens te genereren uit de databestanden. Maar voor de gegevens één maand, één kwartaal en één jaar voor en na de start van het traject, kunnen we voor een selectie van de populatie wel betrouwbare gegevens berekenen. De grenswaarde om clienten mee te nemen in de berekeningen voor BVH ligt op een startdatum van 1 januari 2009 of later. Maar voor sommige bereke-ningen is het zuiverder wanneer we een latere startdatum hanteren. Voor de totale BVH-recidive in één geheel jaar voor de start, krijgen we meer betrouwbare gegevens indien we de grenswaarde verhogen naar 1 januari 2010. Dit betekent dat we voor verschillende gegevens, verschillende steek-proeven van de populatie moeten toepassen om zo betrouwbaar mogelijke resultaten weer te geven.

Op basis van deze selecties kunnen we stellen dat een maand voor, een kwartaal voor en een jaar voor de start, de clienten significant meer BVH-incidenten scoren dan respectievelijk een maand na, een kwartaal na en een jaar na de start. Het verschil tussen voor en na is bij de BVH-incidenten echter kleiner dan bij de HKS-incidenten. In de grafieken is dan ook te zien dat waar het niveau van feiten (HKS) na de piek voor start sterk daalt en relatief laag blijft, het niveau van BVH-incidenten iets sneller weer gaat stijgen.

Tussen de drie instellingen vinden we nauwelijks significante verschillen in afname. Binnen de instellingen vinden we ook dezelfde significante afnames als bij de totale groep. Bij Tactus is de HKS-afname wat kleiner dan bij de andere twee organisaties, doordat de cliënten hier voor start minder politiecontacten en feiten op naam hebben. Bij Victas is de BVH-afname iets kleiner dan bij de andere twee organisaties. Wellicht ligt hier dezelfde verklaring aan ten grondslag als voor het relatief hoge aantal politiecontacten voor start: het gegeven dat de politie in Utrecht sterk heeft gejaagd jeugd-groepen. Het aantal politiecontacten neemt hierdoor toe.

Figuur 5.3: Gemiddelde aantal feiten HKS tot en met 23 jaar in tijd (N=1461)

Figuur 5.4 Gemiddelde aantal feiten HKS vanaf 23 jaar in tijd (N=6525)

Op basis van de werkwijze van de verslavingsreclassering is het mogelijk een model ten aanzien van de afname in BVH- en HKS-recidive te toetsen.17 We gaan er van uit dat op het moment dat een cliënt begeleid wordt door verslavingsreclassering, deze cliënt minder in contact komt met de politie. Tege-lijkertijd zal de begeleiding er toe (moeten) leiden dat deze client minder strafbare feiten pleegt, hetgeen er toe zal moeten leiden dat hij minder vaak als verdachte in HKS wordt geregistreerd. Wan-neer we deze gegevens in één model zetten, blijkt inderdaad dat de politiecontacten afnemen en de HKS-recidive afneemt. We zien in het gecombineerde model (dus alleen bij die personen die zowel in HKS als BVH voorkomen) bijvoorbeeld dat recidive een half jaar voor start vergeleken met een half jaar na start afneemt (voor politiecontacten van bijna 1,5 naar 1,2 incidenten en voor feiten HKS van bijna twee feiten naar bijna 1 feit).

Wanneer we deze gegevens in één model toetsen blijkt er een significante samenhang tussen deze afname in HKS- en BVH-gegevens. Dit betekent dat beide afnames gelijk opgaan bij personen, maar dat het wel uitmaakt bij welke organisatie je zit, in die zin dat de gecombineerde afname er bij de ene organisatie net iets anders uitziet (verhouding BVH/HKS) dan bij de andere organisatie.

Beide nemen af met verklaarde variantie van 12,5%. Leeftijd biedt in het model geen significante bijdrage, (ambulante) zorg ook niet. Verder vinden we een licht maar significant effect van de organi-satie (verklaarde variantie 0,5%). Waarbij vooral de afnames over HKS en BVH tussen organiorgani-saties verschillen. Het effect hiervan is echter heel gering. Daarnaast zien we ook dat de afname in BVH in recentere jaren groter is dan in de eerste jaren (2011 en 2012 tov 2009 en 2010), in HKS lijkt de afname min of meer constant. Geconcludeerd kan worden dat hoe later de cliënten zijn ingestroomd des te groter hun afname in politiecontacten het eerste jaar, en vooral in het eerste kwartaal. De opbrengs-ten verbeteren dus voor de politiecontacopbrengs-ten. De verklaarde variantie is echter maar beperkt (2,7%).

In document Daar doen we het voor! (pagina 77-82)