• No results found

10 REACTIE STAATSSECRETARIS EN NAWOORD REKENKAMER 10.1 Reactie staatssecretaris

In document Gemeentelijke Basis Administratie (pagina 30-33)

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken plaatste kanttekeningen bij de conclusie dat de wijze van totstandkoming van de GBA weinig efficie¨nt is geweest. Hij zal wel de aanbevelingen over toepassing van contra-expertises en inzichtelijkheid van gebudgetteerde en gerealiseerde uitgaven ter harte nemen. Hij vond verder actualisering van het persoons-informatiebeleid pas zinvol als de gevolgen van de nieuwe Wet

Bescherming Persoonsgegevens duidelijk zijn. Die worden momenteel onderzocht op het departement.

Gelet op de verantwoordelijkheid van ministers voor de eigen informatievoorziening lijkt het de staatssecretaris niet nodig dat de regering een algemeen standpunt inneemt over de totstandkoming van een wettelijke basis voor grootschalige nieuwe informatiesystemen.

In reactie op de conclusie van de Rekenkamer dat het instrumentarium dat de minister van Binnenlandse Zaken ter beschikking staat om zijn eindverantwoordelijkheid voor het GBA-stelsel te kunnen dragen lacunes vertoont, verwees de staatssecretaris naar de verantwoordelijkheids-verdeling zoals vastgelegd in de wet- en regelgeving. De door de Rekenkamer gesignaleerde problemen bij de beveiliging en kwaliteit van de GBA-gegevens, zouden het directe gevolg zijn van deze

verantwoordelijkheidsverdeling. Inmiddels zijn samen met de VNG enkele kwaliteitsbevorderende maatregelen ontwikkeld en al deels gerealiseerd.

Ook wordt een voorstel uitgewerkt voor een periodieke audit van gemeentelijke systemen, die zich niet alleen richt op de kwaliteit van de processen, maar ook op de inhoudelijke kwaliteit van het decentrale informatiebeheer. Uitgangspunt is dat de gemeenten zelf de opdracht voor het uitvoeren van de audit moeten geven.

De hogere kosten van de GBA zijn, volgens de staatssecretaris,

grotendeels veroorzaakt doordat de projectorganisatie, in tegenstelling tot de oorspronkelijke plannen, ook werd belast met de invoering. Ook zijn extra kosten gemaakt voor onder meer de contra-expertise van Beren-schot. De staatssecretaris achtte het weinig zinvol om, na het onderzoek van Frissen en Tas, een aanvullend onderzoek te laten verrichten naar de actuele kosten en baten. Hij zal wel laten onderzoeken of het grotere aantal GBA-berichten dan oorspronkelijk geraamd, leidt tot hogere exploitatiekosten bij de gemeenten.

De staatssecretaris is ook bereid om een nader onderzoek te verrichten naar een centrale verwijsindex of een centraal register in de GBA. Dit onderzoek zal zich onder meer richten op de precieze behoefte van de GBA-gebruikers en op de financie¨le en politieke consequenties van een dergelijke centrale voorziening. Voorts zal de relatie tot aanverwante ontwikkelingen, zoals het initiatief in de sector van de sociale zekerheid, in de beschouwing worden betrokken.

De aanbeveling om in combinatie met een verwijsindex een centrale toepassing te introduceren voor de aansturing van het berichtenverkeer, zou volgens de staatssecretaris tot een doorkruising van de

verantwoordelijkheidsverdeling leiden, omdat de bijhouding van de gegevensverstrekking dan op centraal niveau zou komen te liggen.

Daarom vindt hij deze oplossing minder voor de hand liggen.

Een wezenlijke verhoging van de snelheid van het berichtenverkeer is volgens de staatssecretaris slechts mogelijk door toepassing van nieuwe technologiee¨n en vereist ingrijpende en kostbare aanpassingen van de

GBA-systemen. De snelheid van het berichtenverkeer zou namelijk direct samenhangen met de decentrale opzet van de GBA en de beveiliging van het GBA-stelsel in deze structuur. Verhoging van de snelheid is slechts mogelijk door het aanscherpen van procedures.

10.2 Nawoord Rekenkamer

De Rekenkamer is verheugd over de toezeggingen over de toepassing van contra-expertises en de kostenbewaking. De opvatting van de staatssecretaris dat actualisering van het persoonsinformatiebeleid pas zinvol is als de gevolgen van de WBP duidelijk zijn, heeft volgens haar het bezwaar dat daardoor langere tijd een actueel beleidskader ontbreekt om de ontwikkelingen in de praktijk mede richting te geven. De WBP wordt namelijk pas eind 1998 verwacht. Bovendien zijn er naast de WBP meer ontwikkelingen die van invloed zijn op het persoonsinformatiebeleid.

De Rekenkamer vindt verder dat, ondanks de verantwoordelijkheid van de individuele ministers voor de eigen informatievoorziening ten dienste van de eenheid van het regeringsbeleid, een regeringsstandpunt over de wettelijke basis voor grootschalige nieuwe informatiesystemen gewenst is.

De Rekenkamer meent dat het voorstel voor het uitvoeren van perio-dieke audits bij de gemeenten een bijdrage kan leveren aan de bevor-dering van de kwaliteit en de beveiliging van de GBA-gegevens, maar zonder nadere afspraken over informatievoorziening aan de minister is niet gegarandeerd dat deze inzicht krijgt in de resultaten van de audits.

Bovendien mag de opzet van de audit niet te vrijblijvend zijn, zodat gemeenten eenvoudig er van af zouden kunnen zien.

Dat in de wet- en regelgeving primaire verantwoordelijkheden op lokaal niveau zijn neergelegd, betekent in het geheel niet dat de minister moet berusten in een instrumentarium dat lacunes vertoont om zijn

eindverantwoordelijkheid voor het GBA-stelsel te dragen.

In reactie op de kanttekeningen bij de kostenoverschrijding, wijst de Rekenkamer erop dat ook in de oorspronkelijke ramingen de kosten van invoering waren geschat, zij het kennelijk vanuit te optimistische

verwachtingen. Het bevreemdt haar dat de staatssecretaris een onderzoek naar de actuele kosten van exploitatie en onderhoud niet zinvol vindt, omdat het onderzoek van Frissen en Tas daar geen betrekking op had.

Bovendien kondigt hij nu wel een onderzoek aan naar de relatie tussen het aantal GBA-berichten en de exploitatiekosten van de gemeenten. De Rekenkamer vindt dat de kosten grondig moeten zijn onderzocht voor er nieuwe afspraken over kostenverrekening worden gemaakt, mede om te voorkomen dat daarover telkens discussie ontstaat.

De Rekenkamer acht het bevredigend dat de staatssecretaris een onderzoek zal doen naar een centrale verwijsindex of een centraal register in de GBA. Het bezwaar van de staatssecretaris tegen een centrale

toepassing voor de aansturing van het berichtenverkeer in combinatie met een verwijsindex, acht de Rekenkamer niet overtuigend. Het bijhouden van de gegevensverstrekking aan buitengemeentelijke afnemers door de gemeenten is namelijk een puur uitvoerende verant-woordelijkheid, die in de huidige systematiek noodgedwongen bij de gemeenten is neergelegd. De VNG heeft in het verleden reeds laten blijken dat zij deze bijhouding als een zware administratieve last voor de gemeenten beschouwt.

De Rekenkamer realiseert zich dat een aanmerkelijke versnelling van het berichtenverkeer ingrijpend is. Als verhoging van de snelheid door het

aanscherpen van procedures mogelijk is, zoals de staatssecretaris in zijn reactie aangeeft, moeten deze mogelijkheden zeker worden benut.

De eerder genoemde optie van een centrale verwijsindex, bij voorkeur in combinatie met een centrale toepassing voor de aansturing van het berichtenverkeer, kan eveneens een bijdrage leveren aan de bespoediging van het berichtenverkeer.

In document Gemeentelijke Basis Administratie (pagina 30-33)