• No results found

RAPPORT | Forensische zorgtrajecten in het gevangeniswezen | DSP-groep Casusbeschrijvingen van afgebroken trajecten van afgestraften

(Dominante) zorgvraag gedetineerde en diagnose 4.3.3

62 RAPPORT | Forensische zorgtrajecten in het gevangeniswezen | DSP-groep Casusbeschrijvingen van afgebroken trajecten van afgestraften

1 Gedetineerde is verslaafd en op basis van artikel 43.3 in de laatste fase van zijn detentie klinisch geplaatst. Tijdens opname vertoonde hij intimiderend gedrag naar de medewerkers van de kliniek en naar andere patiënten. Zij voelden zich hierdoor niet veilig. Na twee time-outs is besloten deze gedetineerde definitief terug te plaatsen naar de PI. Er wordt geprobeerd om hem elders aan te melden.

2 Vrouwelijke gedetineerde kwam via een andere PI binnen op de EZV vanwege een kwetsbare persoonlijkheid. Zij werd geplaatst in een FVA, maar onttrok zich na 1,5 dag. Vervolgens is er een indicatie voor een PPC gesteld. Plaatsing is gerealiseerd.

Bij een aantal gedetineerden werd het zorgtraject niet afgebroken, maar was wel sprake van één of meerdere time-outs. De gedetineerde komt in dit geval voor 14 dagen terug naar de PI, omdat hij niet (meer) gemotiveerd is, weigert samen te werken en/of zich niet conformeert aan de regels en afspraken van de zorgaanbieder. Uit de interviews met alle psychologen blijkt dat time-outs vooral veel bij uitgeplaatste verslaafde gedetineerden voorkomen. Redenen om een time-out te geven zijn dan terugval in alcohol- en/of drugsgebruik en hieraan gerelateerde incidenten (bijvoorbeeld agressie of betrokkenheid bij drugshandel).

4.5 Aansluitende zorg (voor en na detentie)

Zorg voor detentie

De geïnterviewde psychologen geven aan dat gedetineerden de zorg die zij voor detentie hadden in principe binnen kunnen voortzetten. Indien mogelijk kan dit door dezelfde aanbieder als voor detentie. De psychologen geven echter aan dat dit vaak vanwege de reisafstand naar de PI niet mogelijk is. Het PMO indiceert dan voor of verwijst naar zorg tijdens detentie. Uit onderstaande tabellen blijkt dat ruim een derde van de gedetineerden uit ons casusonderzoek voor detentie zorg had.49 Bijna alle gedetineerden (één niet) bij wie bekend is dat zij voor detentie zorg kregen, krijgen ook tijdens detentie zorg (zie ook casusoverzicht in bijlage 6).

Tabel 4.12 Zorg voor detentie50

Zorg voor detentie Preventief gestraften

(n=21) Afgestraften (n=19) Totaal (n=40) Nee 10 11 21 Ja, van GGZ 5 4 9

Ja, van verslavingszorg 2 2 4

Ja, van gehandicaptenzorg 0 0 0

Onbekend 4 2 6

Totaal 21 19 40

Noot 49 We gaan hier uit van de gedetineerden waarvan bekend is dat zij voor detentie zorg hadden. Noot 50 Er waren meerdere antwoorden mogelijk.

63 RAPPORT | Forensische zorgtrajecten in het gevangeniswezen | DSP-groep

Zorg na detentie

In bijna de helft van de casussen is bij de casemanagers al bekend dat er zorg na detentie gaat komen (zie tabel 4.13). Vaak is deze zorg al opgelegd in het vonnis. Nazorg vindt vooral plaats in de vorm van klinische zorg en beschermd wonen. Bij preventief gehechten is vaak (nog) niet bekend of er nazorg komt. Dit komt onder andere doordat een aantal preventief gehechten is doorgeplaatst naar een PPC; de PI heeft dan geen zicht meer op wat er verder met de gedetineerde gebeurt.

Tabel 4.13 Aansluitende zorg nodig na detentie.

Vervolgzorg nodig Preventief gestraften

(n=27) Afge- straften (n=23) Totaal (n=50) Ja 10 12 22 Nee 1 3 4

(nog) niet bekend 16 8 24

Totaal 27 23 50

4.6 Doorlooptijden

Ambulante zorg

In de meeste onderzochte PI’s zijn er geen wachtlijsten voor ambulante zorg. Als er tijdelijk meer vraag naar ambulante zorg is, kunnen de vaste externe aanbieders van ambulante zorg waarmee samengewerkt wordt veelal extra capaciteit beschikbaar stellen. In andere PI’s stelt het PMO de indicatie ambulante zorg pas als het zeker is dat de gedetineerde snel kan instromen. Dit is belangrijk voor de behandelmotivatie. In het PMO wordt dan bekeken welke gedetineerden het meest behoefte hebben aan ambulante zorg. De mate waarin er sprake is van lijdensdruk speelt hierin een rol. Na indicatie en intake kan ambulante zorg meestal vrijwel direct van start gaan.

EZV-plaatsingen

Alle geïnterviewde PMO’s geven aan dat EZV-plaatsingen zeer snel gerealiseerd kunnen worden, vaak zelfs nog dezelfde dag. Wel komt het regelmatig voor dat er geen plek is op de EZV en dat gedetineerden (kort) op een wachtlijst worden geplaatst. In een enkel geval, wordt gekeken of er in een andere PI wel plek is.

PPC-plaatsingen

Volgens de geïnterviewde PMO’s kunnen PPC-plaatsingen over het algemeen snel gerealiseerd worden. Het komt vrijwel niet voor dat er in een PPC geen plek is. Toch is de wachttijd, in geval van ernstige problematiek van gedetineerden, vaak langer dan wenselijk is voor de gedetineerde en de omgeving van de PI, aldus enkele PMO’s. In de tussentijd houden zij de gedetineerden in de PI goed in de gaten.

Het komt voor dat er in of vlak voor het weekend ernstig suïcidale gedetineerden binnenkomen die voor een PPC-plaatsing in aanmerking komen. In het weekend is er geen psycholoog in de PI aanwezig om hier een indicatie voor te stellen. De piketdienst kan in dit soort gevallen de beslissing nemen de gedetineerde tijdelijk in een isoleercel te plaatsen.

64 RAPPORT | Forensische zorgtrajecten in het gevangeniswezen | DSP-groep

Klinische zorg

De geïnterviewde PMO's geven aan dat zij de wachttijd voor klinische zorg over het algemeen als te lang ervaren. Er zijn verschillen tussen, maar ook binnen regio’s. In de tussentijd wordt in de meeste gevallen overbruggingszorg ingezet of wordt, als het echt te lang duurt, uitgeweken naar second best zorg. In het casusonderzoek varieerden de wachttijden van de acht casussen die klinisch geplaatst werden van enkele weken tot enkele maanden.

Beschermd wonen

De geïnterviewde PMO's geven aan - en de regiopsychologen bevestigden dit beeld - dat er een flink tekort is aan instellingen voor beschermd wonen waardoor de wachttijden over het algemeen erg lang zijn. Het duurt 4-6 maanden en in sommige gevallen wel een jaar voordat een

gedetineerde geplaatst kan worden. De psychologen geven aan dat er weinig doorstroming is op deze plekken.

4.7 Samenwerking

In deze paragraaf gaan we in op hoe de psychologen en casemanagers de samenwerking met elkaar en met ketenpartners ervaren. We benoemen kort eventuele knelpunten. Deze worden in hoofdstuk 6 verder uitgewerkt.

Interne samenwerking

De samenwerking tussen de leden van het PMO wordt door alle respondenten als positief ervaren. Er zijn korte lijnen en men weet elkaar buiten het PMO goed te vinden. De samenwerking tussen de psychologen en de casemanagers verloopt in merendeel van de onderzochte casussen naar wens. Dit is volgens de regiopsychologen niet de tendens in het land. Over het algemeen verloopt de samenwerking in het land moeizaam. In de onderzochte casussen waar de communicatie niet optimaal is, wordt tijdgebrek als de belangrijkste reden genoemd. Een algemeen knelpunt in de samenwerking is dat het niet voldoende duidelijk is waar de taken en verantwoordelijkheden liggen waardoor te laat in het proces overleg is tussen psycholoog en casemanagers (zie ook 4.1 en hoofdstuk 6).

Ambulante zorg in de PI

De samenwerking tussen psychologen en externe ambulante zorgaanbieders loopt goed met de aanbieders met wie al gedurende lange tijd wordt samengewerkt. Zij zijn veelal vaste dagen aanwezig in de PI. Er zijn korte lijnen, de communicatie is goed en er is een duidelijk taak- en rolverdeling. In andere PI’s (en regio’s) moet de samenwerking met vaste partners nog worden opgebouwd. Psychologen ervaren knelpunten bij het naar binnen halen van ambulante zorg met ‘nieuwe’ zorgbieders (zie 6.6).

RIBW/DEMO-instellingen

DEMO-instellingen vallen tegenwoordig in de forensische zorg onder RIBW-instellingen. We merken op dat het onderscheid tussen DEMO-instellingen en andere RIBW-instellingen voor casemanagers niet duidelijk is. De geïnterviewde psychologen vinden dat DEMO-instellingen niet onder RIBW-instellingen horen te vallen (zie 6.5).

65 RAPPORT | Forensische zorgtrajecten in het gevangeniswezen | DSP-groep

Psychologen en casemanagers geven aan dat de samenwerking met RIBW/DEMO-instellingen in veel gevallen zeer moeizaam verloopt, wegens:

 onduidelijkheden over contactpersonen en moeilijke communicatie;

 onvoldoende beschikbaar aanbod in de buurt van de gedetineerde;

 veel afwijzingen van gedetineerden, onder andere omdat instellingen vrezen dat zij de problematiek van gedetineerden niet aankunnen.

Klinische zorg

Volgens de psychologen verloopt de samenwerking met de klinieken zeer wisselend. Als de samenwerking goed loopt, lijkt dit vooral afhankelijk te zijn van het netwerk en de warme contacten van de psychologen met behandelaars in de klinieken. De psychologen noemen de volgende knelpunten:

 Onduidelijkheid over de contactpersoon binnen de kliniek.

 (Te) beperkte terugkoppeling, afwijzingen van gedetineerden.

 Het niet aankunnen van de problematiek van gedetineerden, wat leidt tot terugplaatsingen.

 De geïnterviewde casemanagers zijn over het algemeen positiever over de contacten met klinieken en de terugkoppeling. Dit komt waarschijnlijk omdat zij veelal degenen zijn die de contacten met de klinieken onderhouden en dus ook geïnformeerd worden. De casemanagers moeten de informatie vervolgens doorgeven aan de psychologen.

PPC

Overplaatsing naar PPC kan vaak snel worden geregeld. De overdracht naar de PPC verloopt volgens de psychologen goed. Na plaatsing op het PPC en bij terugplaatsingen worden enkele knelpunten genoemd:

 Na overplaatsing naar een PPC gaat de verantwoordelijkheid naar het PPC. Alle psychologen geven aan dat er zo goed als geen terugkoppeling vanuit PPC's plaatsvindt.

 Bij terugplaatsing uit het PPC naar de PI is de informatieoverdracht wisselend. Enkele psychologen geven aan dat er niet alleen teruggeplaatst wordt als de gedetineerde

gestabiliseerd is, maar ook als de gedetineerde niet wil meewerken aan de behandeling in het PPC of als er geen sprake is van problematiek op AS I. In deze gevallen heeft de PI weinig of geen mogelijkheden om de gedetineerde te behandelen.

NIFP/IFZ

De samenwerking tussen psychologen en NIFP/IFZ verschilt per persoon en is ook hier afhankelijk van warme contacten. Het systeem IFZO is volgens een aantal psychologen niet voldoende. Veel psychologen nemen na het indienen van een aanvraag telefonisch contact op met NIFP/IFZ om de indicatiestelling door te nemen en eventueel te bespoedigen.

Voor casemanagers is het niet altijd duidelijk wat de rol van het NIFP/IFZ is en waar precies de taken en verantwoordelijkheden liggen. Volgens het handboek Forensische Zorg is het NIFP/IFZ bij klinische plaatsingen niet alleen verantwoordelijk voor de indicatiestelling, maar ook voor de plaatsing. De praktische uitvoering van de plaatsing ligt vervolgens bij de PI (bijvoorbeeld overleg over de plaatsingsdatum).

66 RAPPORT | Forensische zorgtrajecten in het gevangeniswezen | DSP-groep

Verder komt het komt voor dat NIFP/IFZ tot een andere indicatie komt dan wat de psycholoog heeft aangevraagd, bijvoorbeeld FPK in plaats van FPA. De verschillen hebben vooral te maken met het benodigde beveiligingsniveau.

Reclassering

Het merendeel van de casemanagers geeft aan tevreden te zijn over de samenwerking met de reclassering, als tijdens detentie al duidelijk is wie de contactpersoon bij de reclassering is. Andere casemanagers noemen de volgende knelpunten:

 onduidelijkheid over de juiste contactpersoon of nog geen contactpersoon bij de reclassering gedurende detentie;

 verschillende contactpersonen afhankelijk van regio van de woonplaats, PI en kliniek;

 de reclassering vangt haar werkzaamheden pas aan als de gedetineerde uit detentie is omdat zij pas productie kan schrijven (en dus gefinancierd worden) na detentie.

De psychologen melden als knelpunt dat de zorg die de reclassering wil inzetten na detentie niet altijd overeenkomt met de zorg die volgens psychologen nodig is. De problematiek en de zorgvraag van de gedetineerde kunnen gedurende de detentie veranderen waardoor de zorg die in de adviesrapportage wordt aangegeven niet meer passend is.

4.8 Arrestanten

In een van de onderzochte PI’s is een arrestantenafdeling. Omdat er voor deze groep

gedetineerden andere zaken spelen dan voor de preventief gehechten en afgestraften, presenteren we de resultaten over arrestanten in deze aparte paragraaf.

Arrestanten

Instroom

Arrestanten komen direct van de straat binnen. Over hen is meestal geen informatie bekend. Na binnenkomst wordt de arrestant gezien door de verpleegkundige. Alle arrestanten waarbij een vermoeden is dat zij zorg nodig hebben, worden aangemeld voor het PMO. Vaak is er sprake van ontwenningsverschijnselen (alcohol en/of drugs). Bij GHB-ontwenning is 24-uurszorg nodig. In overleg met de huisarts of de gedragsdeskundige wordt de arrestant in een speciale GHB-cel geplaatst. De groep arrestanten bestaat voor een deel uit oude, verslaafde zwervers. De respondenten geven aan dat deze groep over het algemeen weinig behoefte aan hulpverlening heeft. Om ontwenningsverschijnselen te verzachten willen zij vaak wel medicatie. Na detentie gaan zij in de meeste gevallen weer door met het gebruik.

Doorverwijzing

Arrestanten zitten te kort in detentie om doorverwezen te kunnen worden naar ambulante of klinische zorg. Doorplaatsingen naar een PPC vinden wel plaats. In ons casusonderzoek bevindt zich één arrestant die is doorgeplaatst naar een PPC. De reden hiervoor was dat er een kans bestond dat hij brand zou gaan stichten en het hierdoor veiliger was om hem op te nemen in een PPC. Er vindt bij arrestanten ook basiszorg in de vorm van gesprekken met de psycholoog plaats. Als gedetineerden zes weken blijven, kunnen er twee gesprekken worden gevoerd; vaak wordt in deze gesprekken alleen psycho-educatieve voorlichting gegeven. De rest is crisiswerk.

67 RAPPORT | Forensische zorgtrajecten in het gevangeniswezen | DSP-groep

Nazorg

Arrestanten zijn vaak niet verzekerd tegen ziektekosten en als ze dit wel zijn, kunnen ze de eigen bijdrage of het eigen risico vaak niet betalen. Bij de meeste arrestanten die uit de PI komen, stopt alle in gang gezette zorg.

Samenwerking ketenpartners

Met verslavingszorg verloopt de samenwerking prima. Zij zijn goed bereikbaar en benaderbaar en leveren gemakkelijk informatie. Informatie van de huisarts is meestal binnen 24/48 uur beschikbaar. Samenwerking met ziekenhuizen en de psychiatrie verloopt moeizamer. Informatie laat soms een week op zich wachten. Dit duurt over het algemeen te lang omdat gedetineerden dan al weer weg zijn.

68 RAPPORT | Forensische zorgtrajecten in het gevangeniswezen | DSP-groep

5 Forensische zorgtrajecten

ISD-maatregel

In dit hoofdstuk presenteren we de resultaten over de forensische zorgtrajecten van gedetineerden met een ISD-maatregel. We geven eerst een beschrijving van de organisatie van het PMO op de drie onderzochte ISD-afdelingen. Vervolgens gaan we in op de indicatiestelling en de plaatsing (realisatie van de geïndiceerde zorg) tijdens de intra- en extramurale fase van de ISD-maatregel. Tot slot bespreken we de samenwerking tussen de verschillende partners in het hele proces. De in dit hoofdstuk gepresenteerde resultaten zijn gebaseerd op het casusonderzoek (digitale enquêtes onder psychologen en telefonische interviews onder casemanagers en psychologen) en de interviews met de leden van het PMO en de regiopsychologen. We refereren aan resultaten die in de groepsinterviews met het PMO voorafgaand aan het casusonderzoek genoemd zijn als 'door het PMO is aangegeven', waarbij we onderscheid maken tussen één, meerdere (meer dan één) of alle PMO’s. Omdat het om groepsinterviews gaat, kunnen we niet precies aangeven hoeveel respondenten iets genoemd hebben. De terugkoppelinterviews hebben in de meeste PI’s alleen plaatsgevonden met de psychologen. Als we in de tekst ‘de psychologen’ gebruiken heeft dit betrekking op de uitkomsten van die interviews. Als we in de tekst aangeven dat de psychologen iets 'vaak' genoemd hebben, dan bedoelen we hiermee dat dit meerdere keren (meer dan één keer) voorkomt in de ervaring van de psychologen. Het gaat niet om incidenten maar het is ook niet iets wat altijd door iedereen ervaren wordt.

In bijlage 7 is een overzicht opgenomen van de ISD-casussen waarin de belangrijkste stappen in het proces zijn weergegeven.

5.1 Het PMO

Organisatie PMO

In de ISD-PMO's hebben psychologen, de arts, verpleegkundigen en eventueel een psychiater zitting. Op één ISD-afdeling schuiven hiernaast casemanagers aan51. Net als bij de gedetineerden met preventieve hechtenis of gevangenisstraf, heeft de psycholoog in een PMO een coördinerende rol.

ISD'ers worden in principe altijd besproken in het PMO; zij staan tot zij in de extramurale fase uitgeplaatst worden meerdere keren op de agenda van het PMO. Wanneer ISD'ers op de afdeling psychische en/of psychiatrische problematiek ontwikkelen, kunnen de afdelingen dit rechtstreeks melden aan het PMO. Dit gaat buiten de medische dienst om.

Per PMO worden 10 tot 15 gedetineerden besproken. De PMO's geven aan dat het bespreken van ISD'ers meer tijd kost dan het bespreken van preventief gehechten of afgestraften. Op basis van

Noot 51 Dit is niet conform de afspraken. In het PMO wordt medische informatie gedeeld. Hiervoor is een BIG-registratie vereist. Casemanagers zijn niet BIG geregistreerd.

69 RAPPORT | Forensische zorgtrajecten in het gevangeniswezen | DSP-groep

het aantal gedetineerden dat besproken wordt en de duur van het PMO komen we uit op een gemiddelde bespreking van 6 minuten per casus (in vergelijking met gemiddeld 3 minuten bij preventief gehechten of afgestraften). Meestal lukt het de PMO’s om alle ISD'ers op de agenda van het PMO binnen de duur van het PMO te bespreken.

Omdat alle ISD'ers besproken worden in het PMO is er eigenlijk geen sprake van een verwijzing naar het PMO in tegenstelling tot de gedetineerden in hoofdstuk 4.

Andere overleggen waar de zorgvraag en indicatie voor forensische zorg worden besproken

Op de drie onderzochte ISD-afdelingen is er een apart nazorgoverleg. PI's noemen dit het casusoverleg of het trajectbepalingsoverleg. De deelnemers aan dit overleg verschillen per PI. In sommige PI's zijn alleen het afdelingshoofd ISD, de casemanagers en de psychologen aanwezig. In andere PI's is het nazorgoverleg een groot overleg waar wel 35 man bij kunnen aanschuiven: naast interne medewerkers als de psycholoog en de casemanager ook ketenpartners als Reclassering, NIFP/IFZ en de politie. ISD'ers worden tijdens dit overleg uitgebreid besproken. Meestal duurt dit overleg 2 uur.

5.2 Indicatiestelling door PMO

Informatie op basis waarvan het PMO besluit welke zorg gewenst is