• No results found

Door Qualcomm aan de orde gestelde procedurele kwesties 1. Vermeende ontoereikendheid van de termijnen

8.1.1. Termijn voor het beantwoorden van de MPB

(45) In het antwoord op de MPB heeft Qualcomm onder meer geklaagd dat de verlengde termijn voor het schriftelijk beantwoorden van de MPB ontoereikend was om haar antwoord op de MPB naar haar tevredenheid uit te werken.

Qualcomm heeft met name aangevoerd dat het onevenredig en in strijd met fundamentele beginselen van het Unierecht, zoals het recht van verweer en wapengelijkheid, was dat Qualcomm werd verplicht haar verweer op te stellen binnen wat in het antwoord op de MPB werd beschreven als “de aanvullende termijn die de raadadviseur- auditeur had toegestaan om op de MPB te reageren “zodra door zijn toedoen de tijd weer opnieuw ging lopen” op 13 juli 2016”.

(46) Zoals uit de punten (9) en (14) hierboven blijkt en anders dan in het antwoord op de MPB wordt gesuggereerd, had Qualcomm uiteindelijk meer dan acht maanden de tijd om haar antwoord op de MPB te formuleren. Deze termijn was kennelijk ruim voldoende voor Qualcomm om haar recht om te worden gehoord daadwerkelijk uit te oefenen (16), rekening houdend met de noodzaak om onnodige vertraging in de procedure te vermijden (17) en ongeacht het feit dat Qualcomm gedurende meer dan zes maanden van deze termijn ook haar reactie heeft geformuleerd op een andere mededeling van punten van bezwaar, die op dezelfde datum als de MPB was vastgesteld in zaak AT.40220, Qualcomm (exclusiviteitsbetalingen).

(47) De bewering in het antwoord op de MPB dat de termijn voor het indienen van het antwoord op de MPB ongepast en

“onevenredig” was, is gebaseerd op de premisse dat Qualcomm pas kon beginnen met het opstellen van het antwoord op de MPB toen ik de opschorting van de termijn voor het indienen van het antwoord op de MPB had opgeheven op 13 juli 2016. Qualcomm had echter reeds bij ontvangst van de MPB begin december 2015 een begin en vervolgens voortgang kunnen maken met het formuleren van het antwoord op de MPB.

8.1.2. Termijn voor het beantwoorden van de AMPB

(48) In haar antwoord op de AMPB heeft Qualcomm geklaagd dat de termijn die de Commissie in totaal had toegekend voor het opstellen van het antwoord op de AMPB, “ontoereikend en onevenredig” was. In het antwoord op de AMPB wordt echter niet aangegeven om welke redenen Qualcomm van mening was dat de herziene termijn voor het beantwoorden van de AMPB “ontoereikend” was of afbreuk was gedaan aan haar rechten van verweer. In het in punt (32) hierboven vermelde besluit tot verlenging van 20 augustus 2018 heeft de raadadviseur-auditeur reeds rekening gehouden met de door de AMPB teweeggebrachte wijzigingen in zaak AT.39711. Met betrekking tot de bewering van Qualcomm dat de termijn voor het formuleren van het antwoord op de AMPB “onevenredig” was, is de in Qualcomms antwoord op de AMPB beschreven reeks stappen die Qualcomm heeft ondernomen om zich te houden aan die termijn en aan de periode tussen de eerste hoorzitting en de vaststelling van de AMPB, op zich niet voldoende om het door Qualcomm gestelde onrechtmatige gebrek aan evenredigheid aan te tonen tussen de termijn voor het beantwoorden van de AMPB en de tijd die de Commissie nodig had om alle stappen te ondernemen met het oog op de vaststelling van de AMPB.

(15) Anders dan een (aanvullende) mededeling van punten van bezwaar, doet een brief omtrent de feiten voor de adressaten ervan geen recht ontstaan om schriftelijke argumenten toe te lichten tijdens een hoorzitting.

(16) Op 8 juli 2016 heeft Qualcomm in gedeelten toegang gekregen tot al het aanvullende materiaal in het kader van de toegang tot het dossier, waarop Qualcomm volgens mij op grond van mijn besluit van 13 juli 2016 recht had.

(17) Deze noodzaak is een van de punten waarmee de raadadviseur-auditeur op grond van artikel 9, lid 1, van Besluit 2011/695/EU rekening moet houden wanneer hij beslist of het noodzakelijk is een termijn voor het schriftelijk beantwoorden van een mededeling van punten van bezwaar te verlengen.

8.2. Toegang tot het dossier

8.2.1. Toegang tot het dossier na de MPB

(49) In het antwoord op de MPB klaagt Qualcomm over de mate waarin bewerkingen uit hoofde van vertrouwelijkheid zijn doorgevoerd in de documenten die oorspronkelijk aan Qualcomm waren verstrekt in het kader van de toegang tot het dossier. In het antwoord op de MPB heeft Qualcomm echter erkend dat zij “naar aanleiding van het onderzoek van de raadadviseur-auditeur [dat tot mijn besluit van 13 juli 2016 heeft geleid] minder bewerkte versies van documenten in het dossier heeft ontvangen”. Daarnaast heeft Qualcomm in het antwoord op de MPB ook in wezen erkend dat dit onderzoek de kwestie van de rechtmatigheid van de verzoeken om vertrouwelijke behandeling die derden met betrekking tot die documenten hadden ingediend, heeft opgelost.

8.2.2. Toegang tot het dossier na de AMPB

(50) In het antwoord op de AMPB is aangevoerd dat de schending van Qualcomms rechten van verweer als gevolg van een volgens Qualcomm ontoereikende termijn voor het beantwoorden van de AMPB (zie punt (48) hierboven) is

“verergerd door talrijke problemen met de toegang tot het dossier, waarvan er sommige nog onopgelost zijn”.

(51) Het is onduidelijk welke problemen met de toegang tot het dossier “nog onopgelost” zijn volgens Qualcomm. In het antwoord op de AMPB zijn geen dergelijke problemen aan de orde gesteld die nog niet door de Commissie waren behandeld voordat Qualcomm haar antwoord op de AMPB had ingediend. Het antwoord op de AMPB bevatte in wezen eenvoudigweg de boude bewering dat de in het antwoord op de AMPB beschreven problemen met de toegang tot het dossier er, in combinatie met de volgens Qualcomm ontoereikende termijn voor het beantwoorden van de AMPB, toe hebben geleid dat Qualcomm ernstig en onherstelbaar werd belemmerd in haar mogelijkheden om zich te verweren.

8.2.3. Late verzending van de volledige versie van de spreadsheet

(52) In het antwoord op de AMPB heeft Qualcomm erop gewezen dat de volledige versie van een, naar haar mening,

“cruciaal” document op ongepaste wijze aan haar ter beschikking is gesteld, namelijk slechts één werkdag vóór de uiterlijke termijn voor het beantwoorden van de AMPB. Het inhoudelijke argument in het antwoord op de AMPB, dat kennelijk was gebaseerd op deze versie van dat document, had echter net zo goed gebaseerd kunnen zijn op de vorige toegankelijke bewerkte versie van hetzelfde document.

(53) Later is immers gebleken dat dit argument inderdaad gebaseerd was op die vorige toegankelijke bewerkte versie. De reden hiervoor is dat het document in kwestie de volledige versie van de spreadsheet is die, zoals in punt (39) hierboven is aangegeven, pas na de indiening van het antwoord op de AMPB in zijn oorspronkelijke vorm aan Qualcomm is toegezonden.

(54) Volgens Qualcomms antwoord op de brief omtrent de feiten heeft de “late” verzending van de volledige versie van de spreadsheet afbreuk gedaan aan de rechten van verweer van Qualcomm. Aangezien Qualcomm echter op geen enkel moment opmerkingen heeft gemaakt die specifiek betrekking hadden op de informatie die in de vorige toegankelijke versie van dit document was bewerkt, is deze bewering ongegrond.

8.3. Gesteld ontbreken van een behoorlijk en tijdig onderzoek

(55) In het antwoord op de AMPB wordt beweerd dat het onderzoek van de Commissie slecht is beheerd en ongewoon lang heeft geduurd, waardoor Qualcomm zich niet naar behoren heeft kunnen verweren.

(56) De redelijkheid van de duur van een administratieve procedure moet, indien nodig, door de Unierechter worden beoordeeld met inachtneming van de specifieke omstandigheden van elke zaak en in het bijzonder met inachtneming van de context ervan, de verschillende etappes van de procedure die zijn gevolgd, de ingewikkeldheid van de zaak, het belang ervan voor de verschillende betrokken partijen alsmede de houding van betrokken partij en de Commissie (18). De lijst van deze criteria is echter niet uitputtend en de beoordeling van de redelijkheid van de termijn eist niet dat de zaak stelselmatig tegen het licht van al deze criteria wordt gehouden, wanneer de duur van de procedure volgens een van de criteria gerechtvaardigd lijkt. De functie van deze criteria is, te bepalen of de duur van de behandeling van een zaak al dan niet gerechtvaardigd is. Zo kan de complexiteit van de zaak of het vertragingsgedrag van de betrokken partij worden gezien als rechtvaardiging van een duur die op het eerste gezicht te lang lijkt (19).

(57) In de onderhavige zaak lijkt het mij niet dat de duur van de procedure de daadwerkelijke uitoefening van Qualcomms rechten van verweer heeft verhinderd. De zaak was vanaf het begin onder meer technisch en betrekkelijk complex. Zoals uit de punten (2) tot en met (4) hierboven blijkt, werd in de in 2009 bij de Commissie ingediende klacht en in de herziening van die klacht van 2010 gesteld dat Qualcomm zich in verschillende passende maatregelen moest treffen om het bewijsmateriaal te bewaren waarover zij redelijkerwijs kon beschikken (20). In elk geval lijkt het verstrijken van de tijd Qualcomm niet onnodig te hebben belemmerd bij het voeren van haar verweer. Zo heeft de kritiek van Qualcomm betreffende de uitoefening van haar recht om te worden gehoord in het kader van de MPB de Commissie ertoe gebracht haar zaak te verfijnen, zoals is toegestaan volgens de desbetreffende rechtspraak (zie punt (59) hieronder). Het opstellen van de AMPB en het horen van Qualcomms antwoord daarop heeft er dan weer onvermijdelijk voor gezorgd dat de procedure langer duurde, zonder dat die duur onredelijk werd.

8.4. Gestelde vooringenomenheid bij de vervolging en gesteld oneerlijk onderzoek

(58) In haar antwoord op de AMPB heeft Qualcomm aangevoerd dat zij een gewettigd vertrouwen had dat (i) de geest (i) voert Qualcomm in haar antwoord op de brief omtrent de feiten aan dat de argumenten tegen Qualcomm het resultaat zijn van een vooringenomen en oneerlijk onderzoek en (ii) trekt Qualcomm in haar in punt (36) hierboven vermelde vervolgopmerkingen de objectiviteit van de tweede hoorzitting en, meer in het algemeen, het onderzoek in zaak AT.39711 in twijfel.

(59) De door Qualcomm aangevoerde argumenten inzake gewettigd vertrouwen zijn ongegrond. Bovendien is het loutere feit dat de Commissie in het licht van met name de kwesties die Qualcomm in antwoord op de MPB aan de orde heeft gesteld, verder onderzoek heeft verricht na de eerste hoorzitting op zich niet van dien aard dat het wijst op vooringenomenheid bij de vervolging. Uit de rechtspraak volgt immers dat aangezien de Commissie rekening moet houden met hetgeen tijdens de administratieve procedure aan het licht is gekomen, hetzij door ongegrond gebleken bezwaren te laten vallen, hetzij door de argumenten die de door haar gehandhaafde bezwaren staven, zowel feitelijk als rechtens aan te passen of aan te vullen, zij het recht heeft om (aspecten van) haar argumenten te wijzigen, indien nodig door middel van een aanvullende mededeling van punten van bezwaar (21). Er moet ook rekening mee worden gehouden dat een zaak, wanneer zij, zoals zaak AT.39711, is gebaseerd op formele klachten, niet zonder meer kan worden stopgezet zonder deze klachten af te wijzen.

(18) Zie in die zin onder andere arrest van het Hof van Justitie van 15 oktober 2002, Limburgse Vinyl Maatschappij e.a./Commissie, C- 238/99 P, C-244/99 P, C-245/99 P, C-247/99 P, C-250/99 P tot en met C-252/99 P en C-254/99 P, ECLI:EU:C:2002:582, punt 187, en arrest van het Gerecht van 8 september 2016, Merck/Commissie, T-470/13, ECLI:EU:T:2016:452, punt 471.

(19) Zie arrest van het Hof van Justitie van 15 oktober 2002, Limburgse Vinyl Maatschappij e.a./Commissie, C-238/99 P, C-244/99 P, C- 245/99 P, C-247/99 P, C-250/99 P tot en met C-252/99 P en C-254/99 P, ECLI:EU:C:2002:582, punt 188.

(20) Zie arrest van het Gerecht van 9 april 2019, Qualcomm en Qualcomm Europe/Commissie, T-371/17, ECLI:EU:T:2019:232, punt 136.

(21) Zie in die zin arresten van het Hof van Justitie van 14 juli 1972, Bayer/Commissie, 51/69, ECLI:EU:C:1972:72, punt 11; 11 november 1981, IBM/Commissie, 60/81, ECLI:EU:C:1981:264, punt 18; 21 september 2006, JCB Service/Commissie, C-167/04 P, ECLI:EU:

C:2006:594, punten 100 en 101; en arrest van het Gerecht van 13 juli 2011, Polimeri Europe/Commissie, T-59/07, ECLI:EU:

T:2011:361, punt 73.

8.5. Stelling dat de AMPB neerkomt op misbruik van de bevoegdheden van de Commissie en een schending van de verplichting tot behoorlijk bestuur inhoudt

(60) In het antwoord op de AMPB heeft Qualcomm aangevoerd dat de AMPB “het resultaat is van wanbeheer en vooringenomenheid bij de vervolging” en dus neerkomt op “misbruik van de onderzoeksbevoegdheden van de Commissie”. Tevens heeft Qualcomm gesteld dat de Commissie haar verplichting tot behoorlijk bestuur in de zin van artikel 41 van het Handvest heeft geschonden, aangezien de AMPB getuigt van wanbeheer en het resultaat is van vooringenomenheid bij de vervolging.

(61) Uit de punten (45) en (59) hierboven blijkt dat de stellingen over wanbeheer en vooringenomenheid bij de vervolging niet overtuigend zijn. Deze subsidiaire vorderingen zijn dus evenmin overtuigend.

Afsluitende opmerkingen

(62) In het licht van de opmerkingen van Qualcomm wordt Qualcomm in het ontwerpbesluit onder meer aansprakelijk gesteld voor een inbreuk van kortere duur dan de duur van de in de MPB gestelde inbreuk.

(63) Overeenkomstig artikel 16 van Besluit 2011/695/EU heb ik onderzocht of in het ontwerpbesluit alleen de punten van bezwaar worden behandeld ten aanzien waarvan Qualcomm in de gelegenheid is gesteld haar standpunten kenbaar te maken. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dit inderdaad het geval is.

(64) Alles in aanmerking genomen, ben ik van oordeel dat de procedurele rechten in deze zaak daadwerkelijk konden worden uitgeoefend.

Brussel, 16 juli 2019.

Joos STRAGIER

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 18 juli 2019

inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-overeenkomst

(Zaak AT.39711 — Qualcomm (afbraakprijzen)) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 5361) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst) (2019/C 375/07)

Op 18 juli 2019 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-overeenkomst. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdende met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1. Inleiding

(1) In het besluit wordt vastgesteld dat Qualcomm Inc (hierna “Qualcomm” genoemd) inbreuk heeft gemaakt op artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna “VWEU” genoemd) en artikel 54 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna “EER-overeenkomst” genoemd) door bepaalde hoeveelheden van drie van haar UMTS-chipsets onder de kostprijs te leveren met de bedoeling Icera — destijds haar grootste concurrent in het marktsegment voor hoge datasnelheden (hierna “toonaangevend segment”

genoemd) — van de mark te verdringen.

(2) De inbreuk heeft geduurd van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2011.

(3) Op 5 juli 2019 en 15 juli 2019 heeft het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities positief advies uitgebracht over het besluit op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1/2003 en de aan Qualcomm opgelegde geldboete.

2. Marktafbakening

(4) In het besluit wordt geconcludeerd dat de handelsmarkt voor met de UMTS-norm compatibele basebandchipsets (hierna “UMTS-chipsets” genoemd) de relevante productmarkt is.

(5) De omvang van de markt voor UMTS-chipsets is volgens de conclusie van het besluit wereldwijd.

3. Machtspositie

(6) In het besluit wordt vastgesteld dat Qualcomm ten minste van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 een machtspositie op de wereldwijde markt voor UMTS-chipsets had.

(7) Ten eerste had Qualcomm in die periode een op waarde gebaseerd marktaandeel van ongeveer 60 % op de wereldwijde markt voor UMTS-chipsets.

(8) Ten tweede wordt de wereldwijde markt voor UMTS-chipsets gekenmerkt door het bestaan van een groot aantal belemmeringen om de markt te betreden en om uit te breiden (bv. aanzienlijke initiële investeringen in onderzoek en ontwikkeling om UMTS-chipsets te ontwerpen en diverse belemmeringen in verband de intellectuele- eigendomsrechten van Qualcomm).

(9) Ten derde kon de machtspositie van Qualcomm tijdens die periode niet worden aangetast door het commerciële gewicht van de chipsetklanten van Qualcomm.

(1) Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).