• No results found

Q-koorts veterinair

In document Staat van zoönosen 2015 | RIVM (pagina 36-38)

Volgens de GWWD zijn onderzoeksinstellingen, dieren- houders (ook hobbyhouders) en dierenartsen verplicht verdenkingen van Q-koorts te melden bij de NVWA. Een afwijkend aantal abortussen (verwerpers) bij schapen en geiten is, volgens de GWWD, meldingsplichtig. In 2015 zijn bij de NVWA drie meldingen binnen gekomen van bedrijven met een afwijkend aantal verwerpers. Twee van deze bedrijven zijn door de NVWA bezocht en bemonsterd. De monsters zijn onderzocht op het WBVR waarbij geen C. burnetii-DNA werd aangetoond. Sinds 2010 is er bij gemelde abortussen bij kleine herkauwers geen C. burnetii-DNA meer aangetoond.

Alle bedrijven met meer dan vijftig melkgeiten of -schapen zijn verplicht mee te doen aan het

monitorings onderzoek ‘tankmelk’ dat uitgevoerd wordt door de GD. Een positieve of dubieuze uitslag wordt, na bevestiging door WBVR, door de GD aan de NVWA gemeld. De NVWA bezoekt hierna het bedrijf en neemt een ambtelijk tankmelkmonster, dat wordt onderzocht bij WBVR. Als WBVR de Q-koorts bacterie ook in dit tweede melkmonster aantoont, wordt het bedrijf besmet verklaard. Alle vijf de meldingen die de GD in 2015 bij de NVWA heeft gedaan zijn onderzocht. Bij dit ambtelijk onderzoek is geen Q-koorts aangetoond. Wanneer bij een humane patiënt met Q-koorts een mogelijke veterinaire bron kan worden aangewezen, verzoekt de GGD de NVWA om een brononderzoek uit te voeren. In 2015 heeft de GGD twaalf verzoeken uitgezet

bij de NVWA. In zes gevallen heeft de NVWA de

mogelijke bron onderzocht, waarbij tweemaal C. burnetii is aangetoond met de PCR. In beide gevallen waren dit dieren van een privé eigenaar, zonder publieke functie. De eerste houder is geadviseerd de schapen te vaccineren tegen Q-koorts. De NVWA heeft de tweede houder gead- vi seerd het positieve schaap weg te doen en de overige dieren van het koppel te vaccineren, wat ook gebeurd is. Alle schapen en geiten van door de wet aangewezen schapen- en geitenmelkbedrijven en alle bedrijven die voldoen aan de definitie van publieksbedrijf, moeten elk jaar voor 1 augustus verplicht worden gevaccineerd tegen Q-koorts door de houder.

* Meldingscriteria LCI richtlijnen:

http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/ Professioneel_Praktisch/Richtlijnen/Infectieziekten/LCI_ richtlijnen/LCI_richtlijn_Q_koorts

2.18 Rabiës

Rabiës (hondsdolheid) is een zoönose met een mortaliteit van tienduizenden personen per jaar wereldwijd.42 Er bestaan verschillende typen van het

rabiësvirus. Het klassieke Lyssa virus komt vooral voor bij honden, terwijl bij vleermuizen veel verschillende typen, waar onder het European Bat Lyssa virus (EBLV) en Duvenhagevirus, voorkomen. De incidentie van humane rabiës in Nederland is erg laag. In de laatste dertig jaar zijn slechts vier gevallen vastgesteld, veroorzaakt door het klassieke rabiësvirus en het Duvenhagevirus. Alle vier personen waren in het buitenland besmet. Het laatste geval was in 2014. Een Nederlandse vrouw werd in India door een hond gebeten. De vrouw was niet gevaccineerd en had niet de volledige post-expositie profylaxe gekregen waarna zij vervolgens in Nederland aan de infectie overleed.

In Nederland is het klassieke rabiësvirus geëlimineerd in wilde en gedomesticeerde dieren. Specifieke vleermuis- gerelateerde rabiësvirussen, EBLV 1 en 2, komen wel endemisch voor, maar het risico voor de mens op rabiës via dit virus blijkt erg klein. In 2015 zijn in Nederland 33 vleermuizen onderzocht waarvan er vijf positief werden bevonden voor EBLV1. Het percentage EBLV positief gevonden vleermuizen is afgelopen jaren gestegen. Een mogelijk verklaring van deze stijging is de veranderde NVWA werkwijze: vanaf 2013 worden alleen vleermuizen in onderzoek genomen die (vermoedelijk) in contact zijn gekomen met mensen (Tabel 2.18.1).

Tabel 2.18.1 Rabiës: aantal positieve bevindingen en onderzochte dieren.*

Diersoort 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Vleermuizen 13/230 (5,7%) 7/164 (4,3%) 14/205 (6,8%) 4/36 (11,1%) 3/21 (15%) 5/28 (18%) Vossen 0/13 0/6 0/4 0/1 0/0 0/2 Honden 0/4 0/9 1**/8 0/6 0/3 0/8 Katten 0/14 0/6 0/14 0/4 0/4 0/6 Andere diersoorten 0/5 0/12 0/2 0/1 0/0 0/5

* WHO gegevens (http://www.who-rabies-bulletin.org). Discrepanties in andere rapportages kunnen onstaan door de manier van rapporteren van de verschillende instanties (uitgangspunten, rapportagemoment, etc.).

** geïmporteerde pup uit Marokko.

2.19 Salmonellose

2.19.1 Inleiding

Incidentele gevallen van humane salmonellose zijn in Nederland, in tegenstelling tot diverse andere Europese landen, niet meldingsplichtig. Salmonellose is alleen meldingsplichtig indien het een humaan cluster van twee of meer gerelateerde gevallen betreft met een vermoedelijke oorsprong in consumptie van besmet voedsel of drinkwater. Inzicht in de trend van salmonel- lose wordt verkregen via de laboratoriumsurveillance die door het RIVM-CIb sinds de jaren tachtig wordt uitgevoerd met een geschatte dekkingsgraad van 64% van de Nederlandse bevolking voor Salmonella. Daarnaast ontvangt het RIVM, als Nationaal Referentie Centrum voor Salmonella, isolaten voor typering van runderen, varkens, pluimvee, huisdieren en reptielen, evenals van andere landbouwhuisdieren zoals paarden, geiten, schapen en eenden en uit omgevingsmonsters. De isolaten komen uit een diversiteit aan monitoring programma’s op boerderijen, slachthuizen en super- markten. Vaak zijn deze programma’s onderdeel van het werk van de GD en de NVWA, maar isolaten worden ook ingestuurd door dierentuinen, de Faculteit Diergenees- kunde en de diervoederindustrie. Trends van Salmonella bij de mens worden het best beschreven in relatie tot deze bronnen.

2.19.2 Ziektelast

Diverse epidemiologische onderzoeken in de afgelopen vijftien jaar hebben het mogelijk gemaakt om op basis van de laboratoriumbevindingen te schatten hoeveel mensen in de algemene bevolking acute gastro-enteritis krijgen door Salmonella, daarmee naar de huisarts gaan, in het ziekenhuis belanden en komen te overlijden. Ook de ziektelast in DALY’s en COI kunnen zo geschat worden. In Tabel 2.19.1 is dit voor Salmonella en

Campylobacter geschat voor 2013, 2014 en 2015 op basis van surveillancegegevens voor dat betreffende jaar.15

Voor 2015 wordt het aantal gevallen van acute gastro- enteritis door Salmonella-infecties in de bevolking geschat op 27.200. Dit komt overeen met 896 verloren gezonde levensjaren (DALY’s); de COI zou in 2015 neerkomen op €19 miljoen waarvan ruim de helft direct via voedsel, naast reizen, milieu contact en persoon- persoon overdracht.

2.19.3 Trends humane salmonellose en

In document Staat van zoönosen 2015 | RIVM (pagina 36-38)