• No results found

11 In vooral protestants-christelijke en rooms-katholieke kringen bestond al voor de ‘crisisjaren’ dertig de behoefte om een inbreng en eigen verantwoordelijkheid te

In document Landbouw-Economisch bericht 2013 (pagina 50-54)

hebben in de organisatie van de economie. Dit is terug te voeren tot de verzuiling en emancipatie van verschillende bevolkingsgroepen in de tweede helft van de 19e eeuw. De verschillende maatschappelijke stromingen kenden elk een eigen motivering voor de ontwikkeling van publieke bedrijfslichamen: soevereiniteit in eigen kring

(protestants-christelijk), subsidiariteit (rooms-katholiek) en functionele decentralisatie (liberale en sociaaldemocratische organisaties). Bijzondere redenen voor de ontwikkeling van de PBO in de landbouw waren de kleinschalige organisatie van de sector en de bestendiging van de bestaande samenwerking tussen de publieke en private organisaties.

Voor de landbouw en voedselvoorziening gold als extra reden en motivering het (nationaal) landbouwbeleid. Dat beleid kreeg vooral in de crisisjaren vorm met markt- en prijsregelgeving voor verschillende producten. Via bedrijf- en

productschappen kon de agrarische sector invloed uitoefenen op de voorbereiding en ook op het (mede)uitvoeren van het overheidsbeleid. Voor de uitvoering van het beleid maakten de schappen gebruik van hun verordenende bevoegdheid. Via private organisaties, die zijn gebaseerd op het vrijwillige lidmaatschap van bedrijven en personen in de sector, zou dat niet kunnen. Bij het ontstaan van de EU en de

vormgeving van het Europese landbouwbeleid, vooral in de vorm van marktordeningen per product in de jaren 1960, werden de functies van de schappen uitgebreid en kregen deze medebewindstaken van de rijksoverheid (Silvis et al., 2006).

Deze medebewindstaken worden gefinancierd door de Rijksoverheid en/of Europese overheid. Naast de medebewindstaken bestaan de taken van bedrijfslichamen uit autonome taken. Daarbij gaat het om daden van vrij bestuur, met of zonder toepassing van verordeningen. Door middel van verordeningen kunnen regels worden ‘opgelegd’ aan de bedrijven in de sector, inclusief de mogelijkheid van handhaving en het opleggen van sancties. Door verordeningen wordt ook de financiering van de autonome taken van de PBO geregeld. Het spreekt voor zich dat deze heffingen op grote weerstand kunnen stuiten. Met het verdwijnen van het Landbouwschap als bedrijfschap voor de landbouw in de tweede helft van de jaren 1990, is een aantal taken van dit schap overgegaan naar de verschillende productschappen, zoals die voor Tuinbouw, Akkerbouw, Diervoeder, Zuivel, en Vee en Vlees.

De schappen bestrijken voornamelijk het gebied van de landbouw, voedselvoorziening en detailhandel. Buiten de agrarische sector zijn er vrijwel geen bedrijfslichamen opgericht. In bijvoorbeeld de chemische industrie en de transportsector zijn ze niet van de grond gekomen. In deze bedrijfstakken ontbraken de redenen die leidden tot het ontstaan van de schappen in de landbouw en voedselvoorziening.

1

1

1.2 Productie, verbruik en prijzen

1.2.1 Agrarische productie

Op wereldschaal waren er in 2012 geen grote wijzigingen in het niveau van de plantaardige productie. Tegenover de daling van de tarweproductie met ruim 5%, stond een groei van de oliezadenoogst met bijna 5% en een lichte verdere groei van de suikerproductie (tabel 1.4).

Tabel 1.4 Wereldproductie (mln. ton) van enkele akkerbouwproducten, 2008-2012

2008 2009 2010 2011 2012 Granen 2.291 2.266 2.260 2.352 2.306 w.v. tarwe 684 686 655 700 662 voedergranen 1.149 1.126 1.136 1.168 1.156 rijst 458 455 468 484 489 Suiker (ruw) 151 150 156 173 177 Oliezaden 399 457 468 452 474 Bron: FAOSTAT en Food Outlook.

De vleesproductie nam over de gehele linie licht toe in 2012. Opnieuw werd de trend van de groeiende pluimveevleesproductie bevestigd. Het zal dan ook niet lang duren voordat de koppositie van varkensvlees wordt overgenomen (tabel 1.5).

Tabel 1.5 Wereldproductie (mln. ton) van enkele vleessoorten, 2008-2012

2008 2009 2010 2011 2012

Rundvlees 66,7 67,5 67,8 66,6 66,8 Varkensvlees 104,2 106,6 109,4 108,8 110,8 Schapen- en geitenvlees 13,4 13,5 13,5 13,8 13,9 Pluimveevlees 92,6 94,9 99,1 102,3 104,5 Bron: FAOSTAT en Food Outlook.

1

1

1.2.2 Marktvooruitzichten

Al sinds de prijspiek van 2008 geven de jaarlijkse vooruitzichten van OECD-FAO aan dat de prijzen voor landbouwproducten op de middellange termijn hoger zullen zijn dan voordien het geval was. Ook in de editie van 2013 wordt deze boodschap afgegeven (OECD-FAO, 2013). Ondanks het zwakke en voorzichtige herstel van de afgelopen jaren in veel ontwikkelde landen, gaat de OECD-FAO uit van een economische groei van net iets meer dan 2% per jaar op de middellange termijn. De groei zal in ontwikkelingslanden en opkomende economieën overigens groter zijn dan elders, en samen met de snelle bevolkingsgroei zal dit leiden tot een stevige groei van de vraag naar voedsel in die landen in de komende jaren. De rol van China wordt daarin steeds groter, doordat de fenomenale economische groei van de afgelopen 30 jaar zich zal voortzetten. Cruciaal in de projecties is in hoeverre China’s voedselproductie gelijke tred kan houden met het groeiende binnenlandse verbruik. Over het algemeen zal dat volgens OECD-FAO niet het geval zijn, waardoor China’s importbehoefte van tarwe, mais, oliezaden, vlees en melkpoeder stijgt. Ook worden hogere energieprijzen verwacht. Hierdoor stijgen de productiekosten in de landbouw en wordt de productie van biobrandstoffen

aangemoedigd. Samen met de economische groei in de ontwikkelingslanden leiden die ontwikkelingen de komende tien jaar tot hogere landbouwprijzen ten opzichte van het gemiddelde niveau in het eerste decennium van deze eeuw. Overigens blijven de geprojecteerde, oplopende prijzen tot aan 2022 beneden het gemiddelde niveau van de jaren 2010-2013, toen ze vooral in 2011 en 2012 hoog waren.

Voor de middellange termijn laten de OECD-FAO-projecties zien dat de groeiende vraag naar bio-ethanol en -diesel de productie van mais, suiker en oliezaden verder stimuleert en dat de prijsverhouding tussen tarwe en mais zich in het voordeel van laatst genoemd gewas ontwikkelt. Ook in ontwikkelingslanden neemt de vraag naar voergranen sterk toe, vanwege de stijgende voerbehoefte van de veehouderij. Als gevolg hiervan zal de prijs van veevoer relatief hoog blijven.

De vraag naar zuivel in ontwikkelingslanden zal verder toenemen, waardoor de melkproductie in bijvoorbeeld India, China, Rusland en Pakistan (alle vier nu al grote melkproducenten) een sterke groei zal doormaken. OECD-FAO voorziet een gematigde groei van de melkproductie in de EU, nadat de melkquotering in 2015 wordt afgeschaft. Verwacht wordt dat de toename in veel landen groter zal zijn (figuur 1.1) Volgens deze projecties zal in 2022 niet meer de EU, maar India de grootste melkproducent zijn.

1

1

Figuur 1.1 Verwachte ontwikkeling van de melkproductie in de wereld, 2009-2022

Bron: OECD-FAO, 2013. 2022 2009-2012 Europese Unie India Verenigde Staten China Rusland Pakistan Brazilië Nieuw-Zeeland Ooekraïne Mexico Australië Argentinië 20 0 40 60 80 100 120 140 160 180 Mt

Ook de groei van de vleesconsumptie doet zich vooral voor in ontwikkelingslanden, waar veel meer pluimveevlees gegeten en geproduceerd gaat worden. De hogere

voergraanprijzen en toenemende waterschaarste dempen echter de aanbodreactie op de stijgende vleesprijzen. Wil de sector aan de groeiende vraag naar vlees kunnen voldoen, dan zijn volgens de OECD-FAO forse investeringen nodig in verbeterde genetica, diergezondheid en voerconversie-technologie.

Tegenvallende oogsten vanwege droogte in de VS, Rusland en Australië (alle drie grote graanproducenten) en juist natte periodes in Brazilië met grote gevolgen voor de suikeroogst, zorgden voor relatief hoge prijzen in de afgelopen twee jaar. Voor 2013 wijzen de oogstvooruitzichten op een herstel van de graan- en oliezadenproductie en dus lagere prijzen.

Internationale acties tegen prijsvolatiliteit

De grote prijsfluctuaties in de afgelopen jaren hebben geleid tot verschillende initiatieven van de Groep van 19 rijkste landen plus de EU (G20). Nadat de G20-bijeenkomst van 2010 in Seoul voedselzekerheid als een van de belangrijke thema’s had aangemerkt, maakte Frankrijk mondiale voedselzekerheid en regulering van grondstoffen het thema van zijn voorzitterschap in 2011. In dit kader werd in Parijs een bijeenkomst van G20 landbouwministers georganiseerd. Hieruit resulteerde een actieplan om (i) ketens tegen prijs- en aanbodschokken te versterken, (ii) de internationale voedselhulpinkoop te verbeteren en (iii) instrumenten voor risicobeheer te ontwikkelen. De G20-leden werden

1

In document Landbouw-Economisch bericht 2013 (pagina 50-54)