• No results found

2 Sportcontext: doping en het civielrechtelijke kader

2.3 Prohibited list

Het Wetboek van Strafrecht in Nederland kent geen verbod op het gebruik van doping. Dat betekent dat het gebruik van doping wettelijk bezien niet strafbaar is. Ofwel iemand die positief wordt getest op het gebruik van doping kan hier-voor niet strafrechtelijk worden vervolgd. Dopinggeduide middelen betreft die middelen die op de Prohibited List International Standard van het WADA staan.

Het gaat om een lijst die de grondslag vormt van het civielrechtelijk kader bij de georganiseerde wedstrijdsport, op grond waarvan de sportorganisaties onder meer het gebruik van dopinggeduide middelen tuchtrechtelijk sanctioneren.

De dopinglijst geldt voor alle (inter)nationale sportbonden die de WAD Code erkennen. Daarmee maakt de dopinglijst ook onderdeel uit van het NDR.3 Op de WADA-dopinglijst staan stoffen of methoden die aan twee van de drie opgestelde criteria voldoen. De criteria zijn: de stof is (mogelijk) prestatiebevorderend, de stof is (mogelijk) schadelijk voor de gezondheid en/of de stof is in strijd met de spirit of sport. Het laatstgenoemde criteria is de intrinsieke motivatie om op een eerlijke manier sport te bedrijven en wordt gekenmerkt door elf waarden.4 In het kader hierna staat weergegeven welke hoofd- en subcategorieën er in de WADA-dopinglijst worden onderscheiden.

WADA-dopinglijst5

I. Stoffen en methoden die binnen en buiten wedstrijdverband verboden zijn Verboden stoffen

S0. Niet erkende stoffen S1. Anabole middelen

S2. Peptide hormonen, groeifactoren, verwante stoffen en mimetica S3. Bèta-2 agonisten

S4. Hormoon- en metabole modulatoren S5. Diuretica en maskerende middelen

Verboden methoden

M1. Manipulatie van bloed en bloedcomponenten M2. Chemische en fysieke manipulatie

M3. Genetische- en celdoping

II. Stoffen die binnen wedstrijdverband verboden zijn S6. Stimulantia

S7. Narcotica S8. Cannabinoïden S9. Glucocorticoïden

III. Stoffen die verboden zijn in bepaalde sporten P1. Bètablokkers (β-receptorblokkerende stoffen)

Zoals in de inleiding aangegeven, vallen de verboden methoden buiten de scope van onderhavig onderzoek. Hierna wordt een toelichting gegeven op verschillen-de categorieën verboverschillen-den dopingmidverschillen-delen meverschillen-de ter achtergrondinformatie voor verdere lezing van deze publicatie.

2.3.1 Anabole middelen

Een van de bekendste groepen dopingmiddelen zijn de anabole middelen die spiergroei versterken doordat de anabolen eiwitaanmaak in de spieren stimu-leren en de afbraak van spiereiwit tegengaan. Intensieve training en een eiwit-rijk dieet zijn factoren die hieraan bijdragen. Naast de ontwikkeling van grote en goedgevormde spieren, is het vergroten van lichaamskracht een beoogd doel.

Hierdoor worden deze middelen met name gebruikt in de krachtsporten. De anabole middelen worden door de Dopingautoriteit (2019) onderverdeeld in twee subcategorieën: androgene anabole steroïden (AAS) en andere anabole middelen.

AAS zijn synthetische steroïden die zijn afgeleid van het mannelijke geslachts-hormoon testosteron (Pieters & De Hon, 2013). Onder ‘andere anabole middelen’

vallen stoffen als selectieve androgeen-receptormodulatoren, ook wel SARM’s genoemd. Clenbuterol, de meest bekende in deze groep, staat in Nederland gere-gistreerd als een diergeneesmiddel en wordt gebruikt om de hoeveelheid vet in het lichaam te verminderen. Er zijn alleen onderzoeken over de werkzaamheid bij dieren gepubliceerd (De Hon & Stoele, 2016). Onder anabole middelen worden ook prohormonen geschaard, de voorlopers van de productie van testosteron.6 Bekende voorbeelden zijn DHEA en androsteendion.

In de categorie AAS zijn verschillende soorten ontwikkeld met als doel de gewenste anabole (spieropbouwende) effecten te scheiden van ongewenste andro-gene (‘vermannelijkende’) effecten (Koert & Van Kleij, 1998). In 2014 beschrijven Wassink, Koert, De Hon, Coumans en Palsma in het boek ‘Doping, de nuch-tere feiten’ de meest gebruikte middelen in het dopingcircuit. Wassink e.a.

(2014) noemen 25 anabole steroïden waaronder Sustanon, Masteron, Dianabol, Primobolan, Durabolin, Anavar en Winstrol. Dit zijn de commerciële namen van de middelen die op de markt verkrijgbaar zijn. Voor deze varianten van AAS is er een wijziging in het testosteronmolecuul aangebracht (Wassink et al., 2014). Er moet echter vermeld worden dat er sinds 2014 zeer waarschijnlijk weer andere middelen zijn verschenen. Bovendien zijn er veel soorten testosteronpreparaten in diverse vormen op de markt, allemaal afgeleid van het hormoon testosteron.

2.3.2 Peptide hormonen, groeifactoren, verwante stoffen en mimetica Een tweede categorie dopingmiddelen bestaat uit ‘peptide hormonen, groeifacto-ren, verwante stoffen en mimetica’. Hieronder vallen onder andere Erytropoëtine (EPO), groeihormoon en overige peptide hormonen en aanverwante middelen.

EPO is een lichaamseigen peptidehormoon dat in de nieren aangemaakt wordt.

EPO stimuleert de aanmaak van rode bloedcellen in het beenmerg, waardoor er meer zuurstof vervoerd kan worden in het lichaam. Op deze wijze wordt waar-schijnlijk het uithoudingsvermogen vergroot (De Hon & Stoele, 2016). De Hon en Stoele (2016) stellen dat een aantal onderzoeken het effect van EPO aantonen, maar dat nog onduidelijk is hoe deze onderzoeksresultaten zich verhouden tot de werkelijke verbetering van een sportprestatie. Veel sporters en hun coaches zijn echter overtuigd van de effectiviteit van EPO (De Hon & Stoele, 2016).

Groeihormoon, ook wel somatropine, is een peptidehormoon dat de productie en afgifte van groeifactoren stimuleert (Pieters & De Hon, 2013). Groeihormonen worden in de sportwereld gebruikt, omdat ze bij volwassenen de eiwitsynthese bevorderen, de hoeveelheid glucose in het bloed verhogen en de afbraak van

vet-weefsel bevorderen (De Hon & Stoele, 2016). Verder zouden groeihormonen een ondersteunende werking hebben bij het gebruik van AAS, de combinatie kan de vetvrije massa effectief laten stijgen en daarmee het prestatieniveau. De Hon en Stoele (2016) zetten diverse onderzoeken uiteen, waarin de werking van groei-hormoon werd onderzocht, met als conclusie dat er geen overtuigend weten-schappelijk bewijs kan worden geleverd als het gaat om het prestatiebevorderend effect van groeihormoon.

De Hon en Stoele (2016) besteden aandacht aan twee middelen die zij scharen onder ‘overige peptide hormonen en aanverwante middelen’: HCG (humaan cho-riongonadotrofine) en LH (luteïniserend hormoon). Het idee achter het gebruik van deze middelen is dat ze de lichaamseigen testosteronproductie weer op peil brengen, na een anabolenkuur.7 Het wordt dan gebruikt als een middel om bij-werkingen tegen te gaan en om herstel te bevorderen. Het middel wordt ook wel een ‘opstarter’ genoemd (Koert & Van Kleij, 1998).

2.3.3 Bèta-2 agonisten

Deze categorie middelen wordt toegepast bij de behandeling van astma en/

of andere luchtwegaandoeningen en worden om die reden vooral op een legale wijze buiten de sport om gebruikt.8 Deze middelen zijn bekend onder de namen salbutamol, terbutaline, salmeterol en formoterol. Volgens De Hon en Stoele (2016) is er geen bewijs dat deze middelen de sportprestatie verbeteren. De Dopingautoriteit beschrijft daarentegen wel de (mogelijke) werking van gebruik op haar website. Bèta-2 agonisten zorgen voor ontspanning van de luchtwegen waardoor ademhalen makkelijker is, ze stimuleren het centrale zenuwstelsel waardoor de hartslag verhoogt en de stofwisseling versnelt. Als gevolg hiervan kan het lichaam meer energie leveren. Bij gebruik van salbutamol in hoge dose-ringen kan extra spieropbouw een werking zijn volgens de Dopingautoriteit.

Astmamedicatie wordt vaak gerelateerd aan de schaatssport. Er zouden veel ast-mamedicijnen worden voorgeschreven aan schaatsers, ook als ze het niet nodig hebben.9

2.3.4 Hormoon- en metabole modulatoren

Dit zijn middelen die vaak naast anabole steroïden worden gebruikt met als doel bijwerkingen van hormonen, zoals borstvorming bij mannen, tegen te gaan (Van Den Berg, 2016). Door het gebruik van anabole steroïden ligt de lichaams-eigen testosteronproductie stil, waarop het lichaam reageert met het aanmaken van (meer) oestrogenen (Van Den Berg, 2016). Deze categorie middelen bestaat uit aromatase-remmers, selectieve oestrogeen-receptormodulatoren (SERM’s),

andere antioestrogene middelen, myostatine blokkers en metabole modulatoren.

Een groot deel van de groep hormoon- en metabole modulatoren zijn antioestro-genen. Voorbeelden hiervan zijn tamoxifen10 en clomifeen (De Hon & Stoele, 2016). Bekende metabole modulatoren zijn insuline (De Hon & Stoele, 2016) en meldonium.11

2.3.5 Diuretica en maskerende middelen

Dit is de groep middelen die niet op de dopinglijst staat vanwege een prestatiebe-vorderend effect, maar omdat ze het gebruik van (andere) prestatiebeprestatiebe-vorderende doping kunnen maskeren, zoals EPO. Maskerende middelen hebben dezelfde werking, maar doen dit op een andere manier. Ze verminderen de uitscheiding van stoffen, terwijl er wel vocht vastgehouden wordt. Diuretica zijn geneesmidde-len die de nieren stimuleren om meer urine te maken.12 Als geneesmiddel wordt het voorgeschreven als behandeling voor een hoge bloeddruk en om vochtopho-ping te verminderen. In de sport worden diuretica voor andere redenen gebruikt.

Allereerst voor het verliezen van gewicht. Snel en tijdelijk gewichtsverlies kan een voordeel zijn voor sporten die gewichtscategorieën hanteren, zoals boksen, of voor sporten waarbij de zwaartekracht van groot belang is op het eindresul-taat, zoals schansspringen. Een andere reden ligt besloten in een specifieke sport, namelijk bodybuilding. Voor hen is het belangrijk dat de spieren goed zichtbaar zijn (de spierdefinitie) bij wedstrijden en dat wordt bereikt door vochtverlies (De Hon & Stoele, 2016). Daarnaast kan het gebruik van AAS gepaard gaan met vast-houden van grote hoeveelheden vocht. In dit geval worden diuretica gebruikt om vocht af te voeren (Koert & Van Kleij, 1998).

2.3.6 Stimulantia, narcotica, cannabinoïden, glucocorticoïden en bètablokkers

Deze categorieën zijn samengenomen, aangezien van de middelen in deze cate-gorieën verondersteld wordt dat deze beperkt worden gebruikt voor het verbete-ren van een sportprestatie.13

Stimulantia is de categorie, die bestaat uit verschillende soorten drugs en geneesmiddelen, die het centrale zenuwstelsel stimuleren (De Hon & Stoele, 2016).

De middelen in deze categorie worden vooral in verband gebracht met drugsge-bruik. Bijvoorbeeld amfetaminen, een bekende uit die groep, maken het waar-schijnlijk mogelijk om een prestatie langer dan gewoonlijk vol te houden omdat ze signalen van moeheid onderdrukken (De Hon & Stoele, 2016). Daarnaast dra-gen ze voldra-gens de Dopingautoriteit bij aan alertheid. Twee andere middelen in deze categorie zijn DMAA en sibutramine. DMAA staat op de dopinglijst

van-wege de amfetamineachtige werking14, terwijl sibutramine bekend staat als een geneesmiddel voor de behandeling van obesitas en overgewicht. De NVWA waar-schuwt voor supplementen met de stof sibutramine vanwege de kans op ernstige bijwerkingen.15

Narcotica zijn pijnstillende en verdovende middelen, zoals morfine. Volgens De Hon en Stoele (2016) is deze groep op de lijst gezet om een (bijna) geblesseerde sporter tegen zichzelf te beschermen en niet vanwege een prestatiebevorderende werking.

Cannabinoïden, cannabis en verwante stoffen, kunnen in de sport worden gebruikt om te ontspannen voor een wedstrijd. De Hon en Stoele (2016) geven echter aan dat gebruik de prestatie mogelijk verslechtert, onder meer door con-centratieverlies. Deze dopingstoffen worden dan ook in verband gebracht met drugsgebruik.

Glucocorticoïden zijn ontstekingsremmende middelen die zijn afgeleid van het hormoon cortisol (Dopingautoriteit). Een synthetisch afgeleide variant is prednison. Pieters en De Hon (2013) stellen dat deze middelen mogelijk het uit-houdingsvermogen op indirecte wijze verhogen. Zij spreken van een ‘wildgroei aan knieblessures in het wielerpeloton’ en het gebruik van deze middelen om kwaaltjes te bestrijden.

De laatste categorie bestaat uit bètablokkers. Bètablokkers zijn niet in alle sporten verboden. In sporten waar weinig lichamelijke inspanning wordt gele-verd, maar concentratie en fijne motoriek belangrijk zijn, kan het gebruik van bètablokkers een voordeel opleveren, zoals bij (handboog)schieten, darts en golf. Deze dopingstoffen worden vooral op een legale wijze buiten de sport om gebruikt.

2.3.7 Nieuwe middelen: (nog) geen doping in de betekenis van de prohibited list

Sommige dopingstoffen staan niet op de dopinglijst maar worden wel gebruikt om de prestatie te verbeteren. Deze nieuwe middelen kunnen ook medicijnen zijn en worden ontdekt in de dynamische wereld van doping, waar men altijd op zoek is naar het ‘gouden ei’. Er circuleren meerdere ‘nieuwe’ en geavanceerde middelen in het circuit waarvan er een aantal hier worden toegelicht. Sommige van deze stoffen kunnen worden geschaard onder de categorie ‘niet erkende stof-fen’. Een voorbeeld daarvan is 2,4-dinitrophenol (DNP). DNP staat bekend als de gevaarlijke ‘fat-burner’ of de ‘killer drug’, en wordt door bodybuilders gebruikt om de onderhuidse vetlaag te verminderen (Wassink et al., 2014). Causanilles et al. (2018) hebben het gebruik van DNP door amateuratleten tijdens

sportevene-menten aangetoond in rioolwater. In 2017 heeft de Nederlandse Douane vier kilo DNP aangetroffen in een pakket dat bestemd was voor de Nederlandse markt.16 Beide bevindingen tonen het gebruik van het middel in Nederland aan.

In de media verschijnen met regelmaat berichten over ‘nieuwe’ middelen in relatie tot de sport. Uit onderzoek van Nieuwsuur en het Noordhollands Dagblad blijkt dat Nederlandse topsporters schildklierhormonen gebruiken.17 Het middel staat niet op de dopinglijst, maar mag niet worden voorgeschreven zonder medi-sche noodzaak. Topsporters gebruiken het middel in de hoop gewicht te verlie-zen, maar de prestatiebevorderende werking is niet met zekerheid te duiden. De Dopingautoriteit probeert schildklierhormonen al sinds 2010 op de WADA-lijst te krijgen.18

Een ander voorbeeld van een ‘nieuw’ middel dat regelmatig in het nieuws ver-schijnt, is Tramadol. Tramadol staat niet op de dopinglijst, maar is per 1 maart 2019 wel verboden door de internationale wielerunie UCI. De pijnstiller blijkt een veelgebruikt middel in het wielrennen.19

GERELATEERDE DOCUMENTEN