• No results found

Auteur: Rommie van der Weide (Wageningen Plant Research)

Mais

In een aantal EU projecten werd samengewerkt aan geïntegreerde gewasbescherming in mais en een aantal andere gewassen (www.endure.eu en www.pure.eu). Hiervoor werd de

gewasbeschermingsproblematiek in mais in de verschillende regio’s in kaart gebracht (Meislle, 2009; Vasileiadas 2011, 2013, 2015, 2016). Op basis hiervan is het mogelijk om aan te geven welke overeenkomsten en verschillen er zijn in de gewasbescherming in maïs vergeleken met de Po vallei in Italië, Zuid West Frankrijk, Hongarije en Spanje. Dit geeft een beeld van hoe onze gewasbescherming in de maïs waarschijnlijk zal veranderen t.g.v. klimaatverandering en wat de kortere termijn

anticiperende maatregelen zijn.

Op het grootste deel van het areaal in de hele EU wordt zaadbehandeling met fungiciden toegepast. In 2009 was bladbehandeling met fungiciden niet gebruikelijk met uitzondering van korrelteelt in het zuidwesten van Frankrijk. Daar wordt dit gebruikt tegen bladvlekkenziekte, roest en Fusarium sp. In de zuidelijke landen heeft men last van valse meeldauw veroorzaakt door Sclerophthora spp. en bladvlekken door een Helminthosporium sp. Ook in Engeland verwacht men een toename van bladvlekken en oogvlekken door Kabiella (Vickers, 2009). Jos Groten (mondelinge informatie) ziet toenemende problemen met Rhizoctonia besmettingen en het daardoor pleksgewijs vroeg uitvallen van maïsplanten en maïskopbrand met name op de vochtigere gronden. In de hele EU heeft met last van Fusarium infecties en de mycotoxinen in het geoogste product die daarvan het gevolg zijn. De problematiek in de zuidelijke landen is echter wel groter en neemt toe in zuidwest Duitsland en zuidwest Polen. In Italië zijn de problemen ook nog groter door extra besmetting met een andere schimmelsoort Aspergillus flavus. In Spanje nam de problematiek wat af na gebruik van genetisch gemodificeerd BT mais. Insecten zoals de Europese maisstengelboorder ‘Ostrinia nubilalis’ en de mediterrane maisboorder ‘Sesamia nonagroide’ worden hiermee bestreden, waardoor er minder invalspoorten voor de schimmel ontstaan.

De insectenproblematiek is beduidend erger ten zuiden van ons. Voor de incidenten met insecticiden op zaaizaad met consequenties voor de bij, kwam zaaizaadbehandeling met insecticiden veelvuldig voor in de hele EU. In Frankijk en Hongarije wordt op een aanzienlijk deel van het areaal de bodem behandeld met insecticiden. In de gehele EU met uitzondering van de noordelijke landen is een bladbehandeling met insecticiden ook gebruikelijk en in de Po vallei in Italië zelfs twee keer per groeiseizoen. De ritnaalden problematiek neemt toe en bij een vroegere en zich sneller

vermeerderende luizenpopulatie doen deze ook schade (mondelinge informatie Jos Groten). De ergste plagen zijn de Europese en de mediterrane stengelboorders en de uit de USA overgekomen in het zuiden van Europa al ingeburgerde maiswortelkever, Diabrotica sp. Deze soorten kunnen veel schade veroorzaken (tot 30% opbrengstreductie) wanneer ze niet goed bestreden worden. Ze rukken ook op naar het Noorden en incidentele noordelijke uitbraken worden voor alsnog uitgeroeid om dit zoveel mogelijk te vertragen. Desondanks was de Europese maïsstengelboorder in 2009 al doorgedrongen tot Normandië in Frankrijk en Zuidwest Duitsland en wordt sinds 2012 ook in Zuid Limburg gevonden (mondelinge informatie Jos Groten).

Ook onkruiden vragen meer aandacht in het zuiden. Daar waar bij ons slechts op een klein deel van het areaal meerdere keren per seizoen met onkruidbestrijdingsmiddelen wordt gespoten, is

Wageningen Livestock Research Rapport 1131

| 77

meermaals spuiten heel gangbaar in zuidelijkere streken. Verder zijn er naast de ook bij ons voorkomende onkruidsoorten, een aantal onkruidsoorten die in het zuiden belangrijk zijn en veel overlast geven. De soorten Sorghum halapense (wilde sorgo) en Datura sp. (doornappel) zijn hier nog niet erg gebruikelijk maar zijn daar belangrijke onkruiden.

Recent wordt er ook teosinte in Spanje en zuid Frankrijk gevonden (EFSA,2016). Het betreft hier een aantal soorten die familie zijn van de maïs en inheems in centraal Amerika, maar waarvan het zaad eerder uitvalt en die zich als onkruiden gedragen (vergelijkbaar met wilde haver in graanteelten) en zelfs ook een meerjarige soort.

Gras

Gewasbescherming in permanent grasland is bij een goed grasland beheer in Nederland niet nodig en ook niet gebruikelijk. Bij meer groeizaam weer voor het gras, wordt het makkelijker om door goed maaien breedbladige onkruiden te onderdrukken. Bij langere droge perioden is het wel belangrijk dat er niet intensief beweidt danwel tekort gemaaid wordt. Kale plekken in het grasland kunnen een poort voor veronkruiding zijn. De hogere temperaturen in de herfst en de winter zullen er toe leiden dat het gras langer doorgroeit. Tegelijk zal het ook natter worden in deze periode, zodat de bodem minder goed te berijden is om nog te kunnen maaien. Het gras gaat dan te lang de winter in, met als gevolg dat schimmelziekten meer zullen optreden (o.a. Fusarium).

Vickers (2009) verwacht dat de volgende problemen in Engeland in grasland zullen toenemen t.g.v. klimaatverandering: éénjarig straatgras (Poa annua), stengelaaltjes (Ditylenchus dipsaci),

langpootmug (Tipula oleraceae), kroonroest (Pucinnia coronata), Drechsela en Rhynchosporium bladvlekken.

Een eventueel verhoogd voorkomen van de schimmelziekte Pithomyces chartarum bij natte een natte warme herfst, verdient aandacht. Deze schimmel die zich op dood gras ontwikkeld, veroorzaakt herfstzonnebrand of buitenblaar bij koeien. Met een goed grasland beheer (niet te kort grazen, omweiden, afwisselen met maaien en bijvoeren) zijn de problemen waarschijnlijk te voorkomen (communicatie JanRinze van der Schoot).

Andere bekende en nieuwe voedergewassen

Voor de voederproductie zijn diverse granen, vlinderbloemigen (erwten, bonen, luzerne),

kruisbloemigen (kool- en raapzaden) en mogelijk ook voederbieten belangrijk. Aanvullend op de wat meer algemenere informatie over de gewasbescherming in paragraaf 2.2, worden hier nog een aantal specifieke aandachtpunten gemeld.

West (2012) verwacht ook meer problemen met Fusarium en mycotoxinen en een eerdere start van de bladvlekkenziekten in granen. Verder worden de problemen naar verwachting groter met de phoma stengelrot in koolzaad en kan de schade t.g.v. Sclerotina sclerotiorum stengelrot in diverse gewassen toenemen. Launay (2014) verwacht een eerdere start van de bruine roest in tarwe en

netvlekkenziekte in gerst.

Het is de verwachting dat een aantal hier nog niet veel geteelde gewassen naar het Noorden steeds meer kansen krijgen (sojabonen, Sorghum en parelgierst, zonnebloem) (Eyshi Rezaei, 2015; West 2012). Zowel voor mitigerende reden (Jensen, 2012; Del Prado, 2015; Reckling, 2016) als ook t.b.v. het verminderen van de afhankelijkheid, prijsfluctuaties en import van sojabonen is het wenselijk dat we hier meer vlinderbloemige gewassen telen. Relatief nieuwe teelten vragen extra aandacht voor de gewasbescherming omdat veelal er nog weinig bestrijdingsmiddelen zijn toegelaten en omdat men nog ervaring met de gewasbescherming moet opdoen. Daarnaast kunnen onverwachte problemen optreden bij de introductie van het gewas in een meer Hollands bouwplan. Sclerotinia stengelrot is een ziekte die men in dat licht goed in de gaten moet houden (West, 2012). Ook met de

Ook nieuwe biobased teelten op reststromen kunnen een heel wenselijke aanvulling zijn voor de productie van eiwitten, oliën en hoogwaardige inhoudsstoffen (van der Weide, 2014 en 2016; Spruijt, 2014). Reststromen zoals deze bij de vergisting van mest beschikbaar zijn, kunnen ingezet worden voor de productie van algen, eendenkroos en andere waterplanten. Hierbij wordt per oppervlakte eenheid tot 4-5 x zoveel eiwit geproduceerd. Bovendien bevatten sommige algensoorten waardevolle omega 3 en 6 vetzuren. Vervanging van een deel van het eiwit in het voer door algen, kan bovendien ook positieve effecten voor de gezondheid opleveren. De teelten moeten echter nog verder

Wageningen Livestock Research Rapport 1131

| 79

Verslag kennissessie